Uit betrouwbare kring komt het bericht dat de spellingcommissie die het nieuwe Groene Boekje van 2015 voorbereidt, de strikte opdracht heeft gekregen om deze keer niets te veranderen.
Niets! Volgend jaar komt er een nieuwe versie van de officiële woordenlijst en daar zal ons de correcte spelling van jezedi worden onthuld, alsmede van een aantal Surinaamse woorden, maar geen enkele spellingregel zal ook maar een komma anders worden.
Niets! Nog geen enkel tussenennetje! Wat een verspilling! Dan heb je zo’n fikse commissie vol eminente taalkundigen ingesteld die flink wat ingewikkelder regels zouden kunnen maken, van die regels waar de ware liefhebber van opveert. En dan laat die commissie het erbij zitten en doet niets!
En dat terwijl zulke regels goed zijn voor de werkgelegenheid. Ga maar na: wanneer we erin slagen het Nederlandse, Vlaamse en Surinaamse volk ervan te overtuigen dat taal veel te ingewikkeld is voor eenvoudige schoenlappers of verandermanagers, iets dat je eigenlijk alleen mag gebruiken nadat je eerst advies hebt ingewonnen van een hoog opgeleide en goedbetaalde deskundige, dan breken er gouden tijden aan voor de taalgeleerde. De collegebanken stromen vol, we kunnen dure trainingen gaan aanbieden en makkelijk 500 euro toucheren voor iedere gevonden spelfout of kromme zin.
In plaats daarvan zitten we opgescheept met een veel te simpel spellingsysteem dat nooit verandert. Gelukkig hebben we altijd nog de jaarlijkse Neder-L-prijsvraag voor de beste nieuwe grammaticaregel.
Deze moet aan twee eisen voldoen: hij moet een geheel nieuw onderscheid maken tussen goed en fout, een dat nooit eerder beschreven is in de taaladviesboeken. En hij moet de lezer onmiddellijk het gevoel geven dat het eigenlijk een schande is dat hij zich nooit iets van de regel heeft aangetrokken.
In 2012 is het Nederlands bijvoorbeeld dankzij onze prijsvraag verrijkt met de volgende belangrijke nieuwe regel, van Koby van Krieken, die eindelijk vaststelde wanneer men wel of niet het woord niemand mag gebruiken:
Het woord niemand mag niet als agens worden gebruikt in een zin omdat dit woord de aanwezigheid van een handelende/denkende/percipiërende entiteit uitsluit. Alleen iemand kan handelen, denken en percipiëren en dientengevolge ook agens zijn.
De volgende zin is volgens deze nieuwe regel dus incorrect:
– Niemand trapte de bal het water in.
In een correcte variant wordt de zin lijdend, blijft de agens impliciet en wordt het negatie-element niet gebruikt:
– De bal werd het water niet in getrapt.
Het woord niemand mag nog wel worden gebruikt in zinnen waarin het niet als agens fungeert:
– Hij ontmoette niemand op de bijeenkomst.
– Het is voor niemand leuk om ontslag te krijgen.
– Niemand is gestorven.
Vorig jaar was het de beurt van Bert Capelle, die met een even uitvoerige als belangrijke nieuwe regel kwam, die het zomaar weglaten van het woordje er aan banden legde:
De volgende zin, door de ANS nochtans zeer ten onrechte als goed aangerekend, is overduidelijk fout:
(1) (Gisteren stonden er elf grammatica’s in de kast.) *Nu staan er nog maar zeven.
De fout in deze zin ligt erin dat er er maar één “er” in staat in plaats van drie: de “er” in zijn presentatief gebruik (“Er staan zeven grammatica’s in de kast”), de “er” in zijn kwantitatief gebruik (“Grammatica’s? Ik heb er nog maar zeven staan in de kast”) en de “er” in zijn locatief gebruik (“Ik keek in de kast en zag er zeven grammatica’s staan”). Elk van die gebruiksgevallen heeft zijn eigen raison d’être. Ze als taalgebruiker zomaar laten samenvallen in één “er” getuigt zowel van extreme laksheid als van een gebrek aan taalkundig inzicht. De ANS registreert gewoon dat dit stelselmatig gebeurt en verzuimt het zo in dit verderf in te grijpen met een duidelijke prescriptieve regel. (…)
Hoe moeten de foute ANS-zinnen hierboven worden gecorrigeerd? Dat is eenvoudig. De door taalkundige en intellectuele luiheid en nefaste historische conventie samengevallen “er’s” moeten elk apart expliciet worden vermeld. Daar hebben ze recht op. Dus (1) wordt voortaan in goed Nederlands:
(1)’ (Gisteren stonden er elf grammatica’s in de kast.) Nu staan er er er nog maar zeven.
Men hoeft overigens niet aan te voeren dat het meervoudig opeenvolgend voorkomen van eenzelfde woord een zin ongrammaticaal maakt, want dat dat dat zou doen, slaat nergens op.
Zoals u zelf ongetwijfeld hebt gemerkt, staat het Nederlands er heel wat florissanter voor sinds de invoering van deze regels. Steeds minder onbevoegden durven zich nog te wagen aan het schrijven van bijvoorbeeld een lied, een pleitrede of een blogpost. Ze moesten ook niet durven! Wij hebben een heel team van ingezondenbrievenschrijvers en reaguurders die als een bij gestoken reageren op iedere overtreding van deze regels!
Maar we zijn er nog niet. Er valt nog steeds meer te regelen in het Nederlands. Vandaar dat we ook dit jaar weer een prijsvraag uitschrijven: wie bedenkt de beste nieuwe taalregel van 2014? Inzenden kan tot dinsdag 21 oktober om 15.00 in het reactieveld hieronder. De winnaar zal op woensdag 22 oktober via dit weblog bekend worden gemaakt. Deze regel zal uiteraard worden bijgeschreven in het roemruchte Stijlboek Neder-L, en er zal streng de hand aan worden gehouden.
Bert Cappelle zegt
Klopt, Marc. Maar dat neem ik je niet kwalijk. Niemand is begiftigd met een feilloos geheugen. Kijk anders eens in je voorraadje auteursexemplaren van je boek en als er er er nog eentje tussen zit voor mij, mag je dit nog steeds opsturen.
Marc van Oostendorp zegt
Neenee, hij komt je kant op!
M.
hans zegt
Heren, dank voor het verzetten van de zinnen.
http://www.hansvandergugten.nl/?p=3195
DirkJan zegt
Inzending prijsvraag Wijziging Taalregel 2014:
Wijziging regels betreffende 'die' en 'dat' als betrekkelijk voornaamwoord.
De thans geldende regels zijn:
–
Die wordt als betrekkelijk voornaamwoord gebruikt als het verwijswoord een de-woord of een meervoudsvorm is.
Dat wordt gebruikt als betrekkelijk voornaamwoord om te verwijzen naar onzijdige het-woorden.
–
De eerste regel wordt gewijzigd waarbij 'die' als betrekkelijk voornaamwoord ook verwijst naar het-woorden als het gaat om mensen en dieren. In de tweede regel wordt het begrip 'onzijdige' geschrapt.
'Het meisje dat ik leuk vind', wordt nu, 'Het meisje die ik leuk vind.' Ook, 'Het paard dat in de gang staat.', wordt 'Het paard die in de gang staat'. Bomen en planten vallen niet onder de categorie mensen en dieren.
De vigerende regels over 'die' en 'dat' als aanwijzende voornaamwoorden blijven voorlopig ongewijzigd. Dus, 'Dat meisje die ik ken', en niet 'Die meisje, die ik ken.'
De nieuwe regels luiden dan als volgt:
–
Die wordt gebruikt als betrekkelijk voornaamwoord als het verwijswoord een de-woord of een meervoudsvorm is en bij het-woorden die naar mensen en dieren verwijzen.
Dat wordt gebruikt als betrekkelijk voornaamwoord om te verwijzen naar het-woorden die geen betrekking hebben op mensen en dieren.
–
Deze regels worden ingesteld om het kunstmatige onderscheid tussen de- en het-woorden naar geslacht verder terug te dringen. Tegen dit licht moet een het-woord niet meer als onzijdig worden aangeduid, maar enkel als een het-woord.
😉
DirkJan Vos
Drabkikker zegt
Ah, misschien dat ik dan hier mijn alweer een paar jaar oude voorstel tot taalaanvulling kan porren? Namelijk of er een actieve klasse van werkwoorden kan worden geïntroduceerd die het ondergaan van een emotie uitdrukt vanuit het perspectief van de veroorzaker van die emotie in plaats van vanuit het perspectief van de ondergaander? Dus dat je bijvoorbeeld naast Ik vind haar mooi ook Zij bemooit mij kunt zeggen? Dat zou heel fijn zijn, alvast bedankt!
Anoniem zegt
Het moet – net als nu al in de spreektaal – toegestaan worden nadruk op een Voorzetselvoorwerp te leggen door een zin te laten beginnen met het Voorwerp en het bijbehorende Voorzetsel als laatste in de zin te plaatsen. Het Voorzetsel ‘met’ verandert in ‘mee’.
"Afwassen heb ik een hekel aan"
"Flauwekul heb ik geen tijd voor"
"Elk podium dat ik zie, spring ik op"
"De zonkracht gaat het goed mee"
(alle door mij gehoord/gelezen)
C.B.Thissen
Upatamby zegt
Inzending prijsvraag Wijziging Taalregel 2014
Apostrof-regel
In zinnen waarin woorden worden weggelaten dient een apostrof geplaatst te worden op de plaats van elk weggelaten woord of ' woordgroep.
Bovenstaande regel is zelf een goed voorbeeld van die regel. In die regel staat de apostrof op de plaats van het weggelaten woord "weggelaten". Het belang van de regel is nu direct duidelijk: zonder apostrof zou de regel betekenen dat je een apostrof moet plaatsen op de plaats van elk weggelaten woord en op de plaats van elke woordgroep (of die woordgroep nu weggelaten is of niet). De apostrof maakt duidelijk dat de regel geldt voor weggelaten woorden en weggelaten woordgroepen.
Neem de onderstaande dichtregel:
Het hemelse gerecht heeft zich ten lange lesten erbarremd over mij en mijn benauwde vesten.
Je kunt je afvragen waar dat hemelse gerecht zich nu precies mee heeft beziggehouden. Was het een enkele actie van erbarmen over de combinatie van mij en mijn benauwde vesten, of heeft het ' zich beziggehouden met twee afzonderlijke acties: 1. erbarmen over mij en 2. erbarmen over mijn benauwde vesten? We zullen het nooit weten. Als de apostrofregel destijds had bestaan dan zou een al dan niet aanwezige apostrof vóór mijn benauwde vesten helderheid hebben verschaft.
Aanvullende apostrof-regel
Gebruik een dubbele apostrof om aan te geven dat je met een verzameling niet de verzameling als geheel bedoelt maar ' de losse elementen '.
Neem bijvoorbeeld de zin:
"Mijn moeder heeft de sokken gestopt".
Ik zie nu een leger sokken voor me die in de aanval gingen waarna mijn moeder die sokken heldhaftig heeft tegengehouden. Je kunt geen verzameling sokken stoppen, maar ' wel de afzonderlijke sokken uit de verzameling '. De zin had dus eigenlijk moeten zijn:
"Mijn moeder heeft de afzonderlijke sokken uit de verzameling sokken gestopt.", of
"Mijn moeder heeft de afzonderlijke sokken uit de verzameling ' gestopt."
Maar met toepassing van de aanvullende apostrof-regel kun je eenvoudig zeggen:
"Mijn moeder heeft de '' sokken gestopt."
Upatamby
Anoniem zegt
Ik heb geen nieuwe taalregel, maar wilde graag eentje hebben:
Mijn moeder zei tegen mijn vader:
Trek die tafel eens vooruit van de muur. (Eetgasten).
Mijn vader repliceerde:
Ik trek hem achteruit.
Hangt achter- of vooruit af van de spreker?
Atty van Delden
Drabkikker zegt
Is Lojban wellicht iets voor u?
Anoniem zegt
Nu kunnen we werkwoorden nominaliseren, maar voorzetselfrases niet.
Vb: lopen – Het lopen viel me zwaar vandaag
Op de trap – * De op de trap ziet er niet uit.
Het is een bekend verschijnsel dat bij een locatie een voorzetsel wordt gebruikt, maar bij een richting een nazetsel.
– Hij loopt op de trap
– Hij loopt de trap op
Ook is het bekend dat 'af' alleen als nazetsel kan fungeren.
– Hij loopt de trap af
– * Hij loopt af de trap.
Mijn voorstel is om het nominaliseren van nazetselfrases toe te staan.
Dus
– We slaan hier rechtsaf
– Wegwerkzaamheden: Verbetering van de rechtsaffen
(Een bord dat bij de afslag Goirle van de A58 staat)
Chris Sijtsam
Anoniem zegt
Jazeker! Wanneer je achterstevoren in de auto zit, is de achterruit de voorruit.
Anoniem zegt
Ben ik het helemaal mee eens, C.B. Thissen! Bananenzinnen – zoals ik ze wel eens heb horen noemen, naar 'bananen hou ik niet van' – ben ik ook dol op! Mag het type waarbij het zelfstandig naamwoord wordt weggelaten ook meedoen? Bijvoorbeeld:
Hou je van bananen?
– Nee, hou ik niet van.
Hoe het ook zij: banenenzinnen ga je denk ik hoge ogen mee gooien, er zit zo lekker veel schwung in!
Rutger de Looij
Anoniem zegt
Oh, wat leuk, bananenzinnen. Die kan je leuk combineren met relatieve bijzinnen met ingesloten antecedent.
– Gewone relatieve bijzin: Ik houd van datgene waar jij van houdt.
– Ingesloten antecedent: Ik houd waar jij van houdt
Leuk he, dat verdwijnende voorzetsel.
En dan nu de bananenvariant
– Waar jij van houdt, houdt ik niet van
En het voorzetsel is weer terug.
Of gebeurt er iets anders?
Anoniem zegt
Aaargh: Waar jij van houdt, houd (zonder t) ik niet van
Eerst lezen, Chris, dan pas posten
Marc van Oostendorp zegt
Even voor de duidelijkheid: het is niet de bedoeling dat nieuwe regels ineens dingen gaan toestaan die eerder dubieus waren. Het is de bedoeling dat zaken op zo ingewikkeld mogelijke gronden worden afgekeurd.
Anoniem zegt
Ah, in dat geval een wijziging op mijn eerste voorstel (voorstel hieronder herhaald).
Uitgangspunt: Het bord 'Verbetering rechtsaffen' bij de afrit Goirle op de A58 is correct gebruik van het Nederlands. Ik ga er even vanuit dat Rijkswaterstaat een leger 'echte taalkundigen' in dienst heeft die alle officiële verkeersuitingen op correctheid beoordelen.
Nominalisaties van PPs zijn toegestaan wanneer de PP
a) een beweging uitdrukt (directioneel gebruik i.p.v. locatief gebruik)
b) de gebruikte P slechts als nazetsel voor kan komen, niet als voorzetsel
c) de PP geen NP bevat
Dus:
1: De rechtsaf (Hij ging rechtsaf)
2: * De optrap (Hij liep op de trap – fout, want locatief)
3: * De trapop (Hij liep de trap op – fout want op kan ook als voorzetsel gebruikt )
3: * De tuinuit (Hij ging de tuin uit – fout, want de PP 'de tuin uit' bevat een NP)
Chris Sijtsma
———— Oorspronkelijke post ————
Nu kunnen we werkwoorden nominaliseren, maar voorzetselfrases niet.
Vb: lopen – Het lopen viel me zwaar vandaag
Op de trap – * De op de trap ziet er niet uit.
Het is een bekend verschijnsel dat bij een locatie een voorzetsel wordt gebruikt, maar bij een richting een nazetsel.
– Hij loopt op de trap
– Hij loopt de trap op
Ook is het bekend dat 'af' alleen als nazetsel kan fungeren.
– Hij loopt de trap af
– * Hij loopt af de trap.
Mijn voorstel is om het nominaliseren van nazetselfrases toe te staan.
Dus
– We slaan hier rechtsaf
– Wegwerkzaamheden: Verbetering van de rechtsaffen
Wannes zegt
Teneinde ambiguïteit in de taal te weren en te streven naar volmaakte coherentie in het antwoordsysteem van het Nederlands, presenteer ik hieronder mijn voorstel voor de nieuwe taalregel van 2014:
Antwoorden op ja/nee-vragen lijken voor leken één van de simpelste takken van de taalkunde, maar replicologen kunnen dat tegenspreken. Natuurlijk, de mogelijke antwoorden op de vraag Heb je een auto? zijn doorgaans eenvoudig en zelfs binair: ja of nee. Maar stellen dat er maar twee mogelijke antwoorden zijn op een ja/nee-vraag is een abstractie die voorbijgaat aan een redelijk krachtig mechanisme: de negatie. Het ene lettertje dat de negatie veroorzaakt in de vraag Heb je geen auto? slaagt erin menig onvolleerd taalgebruiker in de war te sturen.
Antwoorden op ja/nee-vragen verschillen volgens twee parameters. Enerzijds zijn ze inherent positief of negatief, daarnaast weerleggen ze of stemmen ze in met de polariteit van de vraag, die affirmatief of negatief geformuleerd kan zijn. Zo komen we tot een typologie van vier verschillende soorten polaire antwoorden:
W+ [positief, weerleggend]
I+ [positief, instemmend]
W- [negatief, weerleggend]
I- [negatief, instemmend]
In deze typologie zijn I+ en W- de meest gekende antwoorden, namelijk ja en nee. W+ en I- zijn de mogelijke antwoorden op een negatief gestelde ja/nee-vraag, waarbij de ene de negatie in de vraag weerlegt en een positieve waarheidswaarde van de onderliggende propositie benadrukt (W+); de andere antwoordt daarentegen instemmend om de negatieve waarheidswaarde in de vraag te bevestigen (I-).
Het is voor natuurlijke talen en vooral hun academies zaak om een gebalanceerd antwoordsysteem te ontwikkelen dat logisch en eenduidig is. Ter illustratie van zo'n gebalanceerd systeem ziet u hier een schematische voorstelling van het antwoordsysteem dat de grote Shakespeare mocht hanteren in het 16e-eeuwse Engels. Een sterk staaltje symmetrie. Een antwoordpartikel per type antwoord. Taalkundige volmaaktheid.
Vergelijk daarentegen het defectieve systeem zoals het heden ten dage vaak gebruikt wordt door Nederlandstaligen. Dit is uiteraard verwarrend en mis. Het vacuüm op I- doet het systeem instorten. We kunnen ons terecht de vraag stellen in hoeverre efficiënte communicatie überhaupt mogelijk kan zijn in een taal waarin zelfs antwoorden op ja/nee-vragen ambigu zijn.
De Nederlandse taal heeft nochtans alles in handen om het vacuüm op te vullen: net zoals jawel gevormd wordt uit positief antwoordpartikel + affirmatief partikel, kan neeniet gevormd worden uit negatief antwoordpartikel + negatiepartikel.
Mijn voorstel is dan ook om neeniet te introduceren als negatief antwoordpartikel op negatieve ja/nee-vragen (I-), wat ons antwoordsysteem weer een natuurlijke, logische balans zal geven.
Hoewel praktische toepasbaarheid niet de eerste zorg is van ons, prescriptivisten, geeft de natuurlijke, doordeweekse conversatie hieronder toch een mooi beeld van de pure logica en eenduidigheid van mijn nieuwe taalregel:
– Heb je een auto?
– Ja, en ik wil er wel eens mee naar zee rijden. Ga je niet mee?
– Jawel, maar vandaag heb ik nog veel werk. Wil je niet liever morgen gaan?
– Neeniet, ik heb nú zin. Kom je mee?
– Ja, goed, ik geef m'n ontslag wel.
– Hoera!
(De inzender is taalkundige gespecialiseerd in polaire replicologie en tevens Paint-expert.)
Mient Adema zegt
Het verhaal van Wannes voorziet in een behoefte om ondubbelzinnig te reageren op een vraag. En een vraag behoort tot het terrein van wat taalkundigen in het algemeen zinnen plegen te noemen.
Rekening houdend met het gegeven dat de eenentwintigste-eeuwer in zijn gesproken taal bijna nooit tot het uitbrengen van een volledige zin komt, doordat hij/zij veelal door betweters wordt onderbroken, kan men zich beter een andere vraag stellen, namelijk deze: is het niet prealabeler de zin als taalkundig gegeven, althans in de spreektaal, af te schaffen? Vereist de huidige communicatiepraktijk niet veeleer het uitspreken van een halve of driekwart zin teneinde de luisteraar in staat te stellen de zin (wanneer die in zijn geheel op schrift zou moeten worden gesteld) met de ontbrekende zinsdelen af te maken?
Het antwoord op deze vragen luidt natuurlijk bevestigend, maar er heeft zich voor deze utopie nog nooit iemand sterk gemaakt. Ten onrechte!
Het uit beleefdheid of respect geboren principe dat men zijn gespreksgenoot netjes moet laten uitspreken miskent de verantwoordelijkheid van de luisteraar om ook echt in te spelen op wat de spreker beoogt.
Voor deze stelling zijn tal van argumenten te bedenken. Het probleem is alleen dat een doorwrochte wetenschappelijke benadering minimaal 15 uur voorbereiding in beslag zou nemen, hetgeen betekent dat een volledige uitleg niet voor afloop van de inzendperiode voor deze prijsvraag zou kunnen plaatsvinden.
Niettemin moet de nieuwe grammaticaregel voor 2014 toch wel luiden dat slechts halfbakken zinnen een zinnige dialoog inluiden, wanneer u erop uit bent enig begrip en respons te krijgen van degene met wie u taal aan het bedrijven bent. U kunt als spreker geen grammaticale fouten meer maken.
De gewone grammatica reserveren we vanaf november 2014 voor het geschreven woord, ook niet onbelangrijk.
Edwin den Boer zegt
Het nadeel van spellingregels is dat ze relatief eenvoudig geautomatiseerd kunnen worden. Daarom stel ik een nieuwe uitspraakregel voor, die veel werkgelegenheid voor neerlandici zal opleveren, en wat nog belangrijker is: talloze gelegenheden om minder deskundige taalgebruikers te corrigeren.
In het Nederlands wordt een opeenvolging van drie lettergrepen met een sjwa in hetzelfde woord zo veel mogelijk vermeden. Dat is begrijpelijk, want zo'n serie van drie stomme e's is moeilijk uit te spreken, des te meer omdat het natuurlijke ritme van onze taal bestaat uit een afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen.
Afgezien van elisies zoals "krink'lende, wink'lende waterding" in poëzie wordt de derde sjwa op rij vooral vermeden door botweg de laatste letter weg te laten in een verbogen overtreffende trap: 'een duidelijker norm' in plaats van 'een duidelijkere norm'. Hierdoor gaat helaas grammaticale informatie verloren.
Deze aanpassing is niet verplicht en het is inconsequent dat ze alleen na een vergrotend -er wordt toegepast: "vrolijker, kietelende, giechelige meisjes". Bovendien is afkappen helemaal geen optie als het woord op een klinker eindigt ('vriendelijker'). En als er vier sjwa's achter elkaar staan ('vriendelijkere'), blijven er na het afkappen altijd nog drie over.
Het is beter om niet een klinker te verwijderen, maar een klinker te veranderen. Voor een evenwichtig ritme moet de middelste van drie opeenvolgende sjwa's als een volwaardige, lange, beklemtoonde klinker worden uitgesproken. Aangezien de sjwa in onze taal geen eigen letter heeft, is het onmiddellijk duidelijk welke klinker moet worden uitgesproken. De oorspronkelijke klank, die in de loop der eeuwen door slordig taalgebruik is afgesleten, wordt eindelijk weer hersteld.
Net als bij de Nederlandse klemtoonregels beginnen we achteraan te tellen. Het wordt dus 'bloederíger' maar 'bloederigére'. Op deze manier geeft de uitspraak duidelijkére aanwijzingen over geslacht en getal van het woord. N.B. de i in 'bloederíger' is de lange ie van ski en tosti.
Tenslotte passen we deze regel natuurlijk recursief toe, zodat een oneindig aantal sjwa-trio's kan worden weggewerkt.
FORMELE FORMULERING:
1. Beoordeel drie achtereenvolgende lettergrepen van elk woord, van achter naar voren.
2. Hebben al deze lettergrepen een sjwa als klinker?
3. Dan verandert de middelste sjwa in de lange, beklemtoonde klinker van de letter waarmee de sjwa wordt geschreven.
4. Herhaal stap 1 t/m 3 tot het begin van het woord is bereikt.
Aan de jury, die meer verstand van deze materie heeft, laat ik het over om de eindeloze discussie te beginnen over taalkundige details en gerelateerde spellingregels:
– Is dit primair een klankregel of een klemtoonregel?
– Krijgt de betreffende lettergreep de hoofdklemtoon van het woord of een secundaire klemtoon?
– Moet de nieuwe uitspraak aangegeven worden met een accent aigu, de oude uitspraak met een omgekeerde e of @, of moet de spelling zo veel mogelijk onveranderd blijven?
Momenteel wordt de uitgang -lijke vaak al ironisch met een ei uitgesproken. De nieuwe uitspraak zal eerst belachelijk klinken, maar we zullen er snel genoeg aan wennen als hij er maar stevig in gehamerd wordt in het onderwijs.
Ik stel voor dat we deze taalverbetering de Balkenende-regel noemen, aangezien actieve deelwoorden als 'bibberénde' voortaan op de naam van de voormalige minister-president rijmen. Hopelijk wordt deze regel net zo'n begrip als de Balkenende-norm voor topinkomens.
Anoniem zegt
Ik begrijp dat Marc niet wil dat we prescriptief de taal gaan veranderen. Maar zo wordt het nooit wat met de taalkunde. Jullie moeten je expertise laten gelden. De inzending van DirkJan Vos is mij uit het hart gegrepen. Weg met dat vreemde onderscheid tussen 'de woorden' en 'het woorden'. Nu ben ik een eenvoudige database programmeur, dus mij zal het niet lukken. Maar jullie linguïsten zouden toch het verschil moeten kunnen maken. Daarom hier een voorstel om een vreemd verschil tussen 'de woorden' en 'het woorden' weg te poetsen.
Attributief gebruikt bijvoeglijk naamwoord bij 'de woord'
– bepaald lidwoord, enkelvoud: de mooie auto
– onbepaald lidwoord, enkelvoud: een mooie auto
– bepaald lidwoord, meervoud: de mooie auto's
– onbepaald lidwoord, meervoud: mooie auto's (Chomskianen nemen hier een leeg lidwoord onbepaald mv. lidwoord aan).
Attributief gebruikt bijvoeglijk naamwoord bij 'het woord'
– bepaald lidwoord, enkelvoud: het mooie huis
– onbepaald lidwoord, enkelvoud: een mooi huis (wat krijgen we nu, waar is die 'e'?)
– bepaald lidwoord, meervoud: de mooie huizen
– onbepaald lidwoord, meervoud: mooie huizen
Bij predicatief gebruik zie je nooit een verbuiging met een 'e'
– de auto is mooi
– een auto is mooi
Mijn voorstel is om attributieve bijvoeglijk naamwoorden altijd te verbuigen en predicatieve nooit. Weg met dat vreemde gedrag van een 'het' woord e.v. met onbepaald lidwoord. En jullie de schone taak om moeilijke regels te verzinnen voor
– de auto's zijn mooi
– auto's zijn mooi
– het huis is mooi
– een huis is mooi
– de huizen zijn mooi
– huizen zijn mooi
Mijn voorstel: weg met dat rare gedrag van 'het' woorden. Een attributief gebruikt bijvoeglijk naamwoord dient altijd verbogen te worden, een predicatief gebruikt bijvoeglijk naamwoord nooit. Aan jullie echte taalkundigen de schone taak om mooie regels te verzinnen voor bijwoordelijk, partitief en zelfstandig gebruik.
Chris Sijtsma