Door Leonie Cornips
Er zijn ontelbare manieren om carnaval te vieren. Met carnaval denk ik speciaal aan mijn oudere zus Margo die een fervente carnavalvierster was. Met haar en haar vriendinnen mee naar de vrouwenblutsj in Welten waar we aan het eind van de middag in een rij aan weerskanten op de lange tafels dansten en stampten. Ze liep ook mee in de optocht in Heerlen met haar groepje Fónkelnagelnui. Mijn zus was in de optocht altijd zo onherkenbaar geschminkt en verkleed dat mijn vader die ik trouw in zijn rolstoel naar de optocht duwde me altijd vroeg: ‘Wie is die vrouw die ons net zoende en met ons sprak?’ Hij herkende zijn eigen dochter niet eens. Peter Moors schrijft in het jubileumboek van de Winkbulle in 2014 over Fónkelnagelnuidat dit een dynamische groep was van acht à tien personen (aangevuld met kinderen en kennissen) met eigen ideeën en wensen, persoonlijkheden, kwaliteiten en vooral met een enorme bron van creativiteit. Voor Peter, opgegroeid in Neer, betekende het meedoen met Fónkelnagelnui in de Heerlense optochten dat hij ‘’ne winkbuul’ geworden is. Ik weet zeker dat dergelijke belevingen van carnaval niet te meten zijn in percentages via een gestructureerde vragenlijst.
Dit jaar ben ik naar het vijftigste lustrum van de Maastrichtse Narrenuniversiteit NUL in het provinciehuis geweest. Wat heb ik gelachen om de doldwaze, carnavaleske, dialectvirtuoze humor. De gouverneur promoveerde die avond met zijn gewichtige onderzoek naar de knievel (snor) met de stelling: ‘Zoonder knievel (snor) geine Gouverneur. Zien mach en succes verklaord!’ Karl Dittrich (voorzitter van de VSNU) promoveerde op zijn onderzoek naar de kredietwaardigheid van de NUL. Zijn evaluatie loog er niet om: de NUL met zijn magnifieke rector doet niets anders dan plezier maken, ze hebben lak aan alle universitaire voorschriften en zou dus gesloten moeten worden. De Venlose band Minsekinder swingde de pan uit om hun doctoraal bul met cum laude te halen.
Voor haar promotieonderzoek naar lokale identiteit door taal en cultuur in Limburg, voegde Lotte Thissen zich bij carnavalsvereniging De Katers. De Katers komen uit Neel (Maasniel) en niet uit Roermond. Dit lijkt een verwaarloosbaar detail voor de buitenstaander maar De Katers trekken een harde grens tussen Maasniel en Roermond. ‘Ik doe onderzoek naar taal en identiteit in Roermond’, vertelde Lotte enthousiast op haar eerste veldwerkdag. ‘Waat duisse hiej dan? Wat doe je hier dan?’, was het antwoord uit Maasniel. De Katers spelen nog steeds in op de sterke gevoelens die leven na de annexatie van het onafhankelijke Maasniel in 1959 door Roermond. Het ‘clublied’ van de Katers Neel blief Neel dient als veelzeggend voorbeeld evenals de bronzen kater die met gestrekte poten en gekromde rug op het centrale dorpsplein van Maasniel en ‘met de vot naar Roermond’ ontzagwekkend staat te pronken.
Het onderzoek van Lotte laat duidelijk zien hoe carnavalsverenigingen een eigen draai geven aan praktijken die in principe overal hetzelfde zijn: het uitroepen van een prins (en prinses), het binnenkomen met een raad van elf, het houden van recepties met muziek van een prinsenkapel. De Katers onderhouden een Kater-prins namelijk financieel met als achterliggende gedachte dat iedereen prins kan worden. Dit geeft de vereniging ook enige zeggenschap over de kleding en accessoires van de prins – al heeft de prins natuurlijk ook invloed. Zo is een Kater-prins te herkennen aan een lage zwarte veterschoen, een korte broek en een cape zonder al te veel opsmuk. Dit zou, zo vertelde een raad-van-elf-lid, ‘netter’ zijn dan het dragen van zwarte kaplaarzen, een langere pofbroek en een cape met capriolen en bont zoals dat gangbaar is bij veel carnavalsverenigingen in de omgeving van Roermond. Dit is een van de manieren waarmee De Katers inhoud geven aan de eerdergenoemde oppositie met Roermond; zo blijven zij herkenbaar in een feestzaal of in een optocht.
Het is juist die eigenheid in de carnavalsrituelen van De Katers, de NUL of van de einzelgängers (met of zonder optochtnummer), van de zaate herremeniekes, festivals, de Boètegewoeëne Boètezitting, groepen als Fónkelnagelnui, heksentreffe, blutsjmiddagen waardoor ieder zich verbonden kan voelen met de grotere Limburgse carnavalsgemeenschap.
Laat een reactie achter