Vorige week verscheen op deze site een stuk van Marc van Oostendorp onder de titel ‘Boycot het Taalunie-feestje‘. Ik wil hier graag op reageren, omdat Van Oostendorp zich baseert op onjuiste informatie. Ik wil voorkomen dat mensen ten onrechte boos en ongerust worden gemaakt. Daarom dus dit antwoord.
Bezuinigingen en managers
In 2012 beslisten de bevoegde ministers om de Taalunie grondig te vernieuwen. Daartoe werd geen inhoudelijke taalkundige aangetrokken, maar een manager met meer dan louter interesse voor de inhoud. Een generalist op het vlak van de inhoud, een specialist op het vlak van de organisatie. Inhoudelijke deskundigheid is er binnen de Taalunie immers voldoende aanwezig en waarom zou die niet in banen mogen worden geleid? Wie mij verwijt dat ik een manager ben, gaat voorbij aan datgene waaraan de Taalunie behoefte had. Ik zie in de omschrijving ‘manager’ overigens geen verwijt.
Voor de periode 2011 tot 2015 heeft de Taalunie twee opdrachten gekregen. Enerzijds werd een besparing opgelegd van 20 procent, anderzijds werden we verplicht om na te denken over onze doelstellingen en kerntaken. De tweede opdracht werd uiteraard beïnvloed door de eerste. Een bezuiniging van 20 procent laat geen ‘kaasschaafmethode’ toe. Die vraagt dat je keuzes maakt. Daarbij hebben we gekeken naar wat tot de kerntaken behoort en wat niet.
Het ETC in Jakarta
Een voorbeeld daarvan is het Erasmus Taalcentrum (ETC) in Jakarta. De Taalunie erfde dit talencentrum jaren geleden van de Nederlandse overheid, toen die zelf ook nadacht over haar kerntaken. Net zoals wij nu, kwam de Nederlandse overheid toen tot de conclusie dat talencentra openhouden geen opdracht is van de overheid. Daar heb je marktpartijen voor.
De Taalunie zet sowieso zwaar in op neerlandistiek in Indonesië vanwege de historische banden. Vandaag betalen de Nederlandse belastingbetalers bovendien elk jaar 300.000 euro (voordien zelfs ruim 400.000 euro) om in Indonesië bijvoorbeeld stewards, militairen, mensen die in het toerisme willen werken, zo goed als gratis een opleiding Nederlands te laten volgen. Leg dat eens uit aan werkzoekende Nederlanders die dure opleidingen moeten volgen om een baan te krijgen en die opleidingen (doorgaans) zelf moeten betalen. Je kunt je ook afvragen waarom de Indonesische overheid die taak niet op zich neemt, als ze dit instituut zo belangrijk vindt. De Nederlandse overheid heeft eind 2013 beslist om het ETC in Jakarta weer over te nemen van de Taalunie en heeft vervolgens, na grondig onderzoek, beslist om de subsidie stop te zetten per 1 juli 2015. Dat gebeurt niet zonder overgangsmaatregelen. Het ETC krijgt de mogelijkheid om te verzelfstandigen. Moet ik nu alle startende bedrijven in Nederland oproepen om dit feestje te boycotten? Want waarom moeten zij hun opstart of een overname zelf betalen en daar dus een risico voor lopen, en krijgt een instituut in Jakarta die mogelijkheid door de overheid aangeboden?
Zomercursussen
Achter de stopzetting van de zomercursussen en de suppleties gaat een soortgelijk verhaal schuil. De afgelopen jaren betaalden de Nederlandse en Vlaamse overheden via de Taalunie jaarlijks meer dan 500.000 euro om ongeveer 230 buitenlandse studenten Nederlands gratis een drie weken durende zomercursus te laten volgen in Nederland en Vlaanderen. Intussen was dat bedrag teruggebracht tot 350.000 euro voor maar 70 studenten. Dat komt neer op 2.000 tot 5.000 euro per cursist, per jaar. Nederland en Vlaanderen hebben diverse organisaties die zomercursussen voor buitenlandse studenten organiseren. Daar moet uiteraard voor betaald worden. Waarom zou de Taalunie die gratis moeten aanbieden? Ze zou evengoed kunnen doorverwijzen en afspraken maken met organisatoren die in de markt actief zijn. Als ik een ondernemer was in deze sector, zou ik oproepen om dit feestje te boycotten. De Taalunie verstoort als het ware de markt door gratis iets aan te bieden waar je normaal voor moet betalen.
Een doelstelling van de Taalunie is studenten motiveren om voor Nederlands te kiezen en daarmee verder te gaan. Navraag in het veld leert dat de zomercursussen, die al langer bestaan dan de Taalunie zelf en die in al die tijd zo goed als onveranderd gebleven zijn, wellicht niet de beste manier zijn om studenten aan te zetten om de taal en de cultuur te leren. Studenten hoeven niet meer naar het taalgebied te komen om met het Nederlands in contact te komen zoals zestig jaar geleden: er zijn tal van moderne middelen om dagelijks Nederlands te horen en te spreken. En ze krijgen voortreffelijk onderwijs op de plek waar ze Nederlands studeren. De student van vandaag heeft andere verwachtingen dan de student van tien, twintig of dertig jaar geleden.
In plaats van zomercursussen te organiseren, willen we iets opzetten waar die student ook werkelijk iets aan heeft. We kijken daarbij naar de 21ste strategische agenda’s van Nederland en Vlaanderen. We zijn tenslotte een beleidsorganisatie. Dat we daar minder middelen voor hebben, klopt. Maar we zijn er wel van overtuigd dat we het anders kunnen doen met wellicht een groter effect op de student, het land en de universiteit of school waar die student vandaan komt en het Nederlandse taalgebied. Oproepen om niets te veranderen getuigt niet meteen van visie, tenzij je conservatisme als zaligmakend beschouwt. Geen ‘managementspeak’ “meer met minder”, wel “anders met minder”. Dat minder, daar hebben we allemaal last van. Dat is niet eigen aan de Taalunie. Dat is een gegeven van de tijd. Waarom zou de Taalunie daaraan ontsnappen?
Suppleties
De suppleties, dan. Voor wie niet weet wat suppleties zijn, een stukje geschiedenis. Bij de val van de Muur vonden de Nederlandse en Vlaamse overheden het belangrijk om voor de neerlandistiek een accent te leggen op het voormalige Oostblok. Daartoe werden moedertaalsprekers uitgestuurd naar de universiteiten waar al Nederlands gedoceerd werd.
Omdat de lonen er laag waren, wilden moedertaalsprekers pas vertrekken als ze een aanvulling kregen op hun loon. Intussen is er veel veranderd in Midden- en Oost-Europa. Dat die suppleties nog steeds welkom zijn, wil ik niet ontkennen. Maar ik zou dit feestje boycotten, als ik docent en moedertaalspreker was in Portugal of Griekenland. Want waarom krijgen zij dat extraatje niet? Als we het systeem in die zin rechtvaardig maakten, zou het onbetaalbaar worden.
Vanwege die georganiseerde onrechtvaardigheid is niet iedereen gelukkig met het systeem van de suppleties. Willen we de buitenlandse afdelingen Nederlands dan de mogelijkheid ontzeggen om met moedertaalsprekers te werken? Natuurlijk niet, integendeel. Laten we, samen met Nederlandse en Vlaamse opleidingen Nederlands, recent afgestudeerde neerlandici stimuleren om aan een afdeling in het buitenland werkervaring op te doen.
Tegenover de eventueel lagere lonen staat voor deze jonge mensen een unieke werkervaring in een internationale context. Een onbetaalbare ervaring maar een betaalbaar alternatief. We onderzoeken inmiddels ook of Europese fondsen voor Europese afdelingen een financiële stimulans kunnen bieden.
Geld voor propaganda?
Geeft de Taalunie te veel geld uit aan propaganda? De Taalunie besteedt 3,5 procent van het totale budget aan communicatie. We werken samen met partijen die belang hebben bij de uitstraling van het Nederlands, ook commerciële partners. Zo werd het Taalheldenboekje voor leerlingen in het voortgezet onderwijs betaald door de uitgeverijen Van Dale en Pelckmans. Het Groene Boekje wordt uitgegeven door Van Dale en Van Dale heeft daar een marketingbudget voor. Het Taalunie-filmpje hebben we gemaakt om op een korte en heldere manier uit te leggen wat we doen. Het staat op YouTube, maar het wordt vooral gebruikt bij presentaties die intussen al door honderden mensen bijgewoond werden en waar telkens weer enthousiast gereageerd wordt op het filmpje en zijn verhaal.
De Week van het Nederlands wordt mogelijk gemaakt door de vele organisaties (en bedrijven) die zich willen inzetten voor het Nederlands, omdat ze oog voor hebben voor de maatschappelijke én economische kansen die de taal schept. De Taalunie organiseert in het kader van die week de uitreiking van de Prijs der Nederlandse Letteren aan Remco Campert. Met het beperkte budget dat we hebben, willen we bovenal een platform bieden waarop anderen het belang van het Nederlands voor hun sector over het voetlicht kunnen brengen. Het gaat daarbij niet om de Taalunie, het gaat om het Nederlands.
Enkele cijfers dan toch
Op een totaalbudget van afgerond 10 miljoen euro, gaat circa 30 procent naar de afdeling Taalgebruik. Dat budget gaat in hoofdzaak naar ondersteuning van het Nederlands buiten het taalgebied. Zoals gezegd gaat er 3,5 procent naar communicatie. 36 procent geven we uit aan Taalinfrastructuur, waarbij het gros van die middelen integraal doorgestort wordt naar het INL en de DBNL. 3,5 procent gaat naar Taalbeleid en wordt hoofdzakelijk gebruikt om samenwerkingen in het veld te bevorderen. Het overige (27 procent) zijn apparaats- en personeelskosten. Sinds de bezuinigingen werkt de Taalunie met 35 mensen in plaats van 45.
Snoeien in de kerntaken?
Dus, nee, we snoeien niet in onze kerntaken, we zetten er zelfs harder op in. Geld is een gemakkelijke incubator maar die leidt (soms) ook tot luiheid. Geld hebben we veel minder, we zullen het dus actief moeten hebben van creativiteit. Die omslag vraagt tijd. Medewerkers van de Taalunie moeten de kans krijgen om op een andere manier te werken. Mensen buiten de Taalunie moeten ook bereid zijn om te luisteren naar het nieuwe verhaal, waarin we niet meer alleen kunnen optrekken, maar juist die verbinding opzoeken en moeten luisteren naar wat er speelt in het veld. Dat we de IVN (Internationale Vereniging voor Neerlandistiek) vooraf hadden moeten informeren over onze beslissing, dat is een terecht punt. Daarover hebben we al een gesprek gehad met het bestuur. De IVN is een belangenbehartiger (gefinancierd door de Taalunie) en we moeten en willen naar de IVN luisteren. Dat zullen we ook doen bij het zoeken naar oplossingen. We werden in snelheid gepakt. In november een bezuiniging opgelegd krijgen die in het volgende jaar uitgevoerd moet zijn, dwingt tot actie. Ik wil met open vizier met iedereen het debat daarover aangaan.
Maar ik wens niet meer te reageren op ongefundeerde meningen die geroepen worden aan de online cafétoog van de maatschappij.
Geert Joris
Algemeen secretaris
Marijke De Belder zegt
Ik hoop dat als jonge werkloze Nederlanders die dure studies moeten betalen en zich verontwaardigen over de ongelijkheid ook aan de logische mogelijkheid denken onderwijs dan maar gewoon voor iedereen betaalbaar te maken om de situatie recht te trekken.
Arthur Verbiest zegt
Als ik het goed begrijp dan is de Taalunie eigenlijk ontzettend goed bezig en worden de kerntaken juist niet veronachtzaamd. Maar in uw verhaal staan wel een aantal ongefundeerde meningen over het functioneren van uw eigen Erasmus Taalcentrum, zomercursussen en Algemeen Secretariaat. Dat komt de discussie niet ten goede en biedt weinig vertrouwen. Als u met open vizier met het veld in debat wilt gaan maar daarbij zelf niet goed geïnformeerd bent of zelfs informatie achterhoudt dan komen we niet veel verder, om het maar zacht uit te drukken.
Stewards en militairen zouden bij het ETC in Jakarta bijna gratis les hebben gekregen alsmede mensen die in het toerisme willen werken. Mag ik u erop wijzen dat deze stewards/stewardessen van Garuda en de officieren van de Indonesische marine hiervoor gewoon de marktconforme prijzen hebben moeten betalen? En wie zijn die mensen die in het toerisme willen werken? Misschien zou u eens bij het ETC een werkbezoek moeten afleggen voordat u ongefundeerde meningen formuleert.
De zomercursussen zijn volgens u de laatste tijd nauwelijks veranderd. Het veld zou hebben gezegd dat deze zomercursussen niet de beste manier zijn om studenten aan te zetten tot verdieping in de Nederlandstalige cultuur. Mag ik u erop wijzen dat de zomercursussen juist wel zijn aangepast en dat de laatste veranderingen dateren van 2011? Ik beschouw mezelf als iemand uit het veld en bij mijn weten hebben de docenten juist precies het tegenovergestelde te kennen gegeven: deze zomercursussen zijn essentieel voor onze studenten. En, los van het feit dat uw zinnetje dat u "iets wil gaan opzetten waar de student werkelijk iets aan heeft" beledigend is voor alle betrokkenen bij de zomercursussen, wat gaat er dan concreet voor in de plaats komen?
En u reageert als een gestoken wesp op het artikel van Marc van Oostendorp die "zich baseert op onjuiste informatie", waarbij u doelt op de passage over de propaganda. Ik vrees dat Marc van Oostendorp juist prima geïnformeerd is dat de afdeling voorlichting onder uw leiding juist met bijna 300% is gegroeid.
Zou u de volgende keer ons echt met open vizier tegemoet willen treden en ons geen zand in de ogen willen strooien? Bij voorbaat dank
Welmoed Hoogvorst zegt
U zegt het zelf al:
"Een doelstelling van de Taalunie is studenten motiveren om voor Nederlands te kiezen en daarmee verder te gaan."
"En ze krijgen voortreffelijk onderwijs op de plek waar ze Nederlands studeren."
"… inzetten voor het Nederlands, omdat ze oog voor hebben voor de maatschappelijke én economische kansen die de taal schept."
Soms ben je verblind door hang naar vernieuwing en verandering dat je vergeet te kijken naar wat je hebt.
Het ETC voldoet aan alle doelstellingen, aan alle eisen die u stelt in uw brief.
Dus waarom zou u dit fantastische centrum kapot maken?