De taalunie is van 1980. Het initiatief kwam destijds van Belgische zijde, vooral uit de koker van J. Fleerackers. Nederland zag er niet veel in, maar de Belgen maakten duidelijk dat het politieke lot van Vlaanderen als zelfstandige gemeenschap binnen België ervan afhankelijk was. Er moest en zou een Taalunie komen. Nederland wilde geen spelbreker zijn en heeft meegedaan. Het belangrijkste doel van de Taalunie werd “de integratie van Nederland en de Nederlandse gemeenschap in België op het gebied van de Nederlandse taal en letteren in de ruimste zin” (Artikel 2 lid 1). In gewone taal: Nederland en Vlaanderen hebben één en dezelfde taal, en dat moet zo blijven en liefst nog een beetje meer gelijk worden. En even verderop werd gesproken over “de gemeenschappelijke bevordering van de studie en verspreiding van de Nederlandse taal en letteren in het buitenland”.
In zekere zin is dat altijd zo geweest, want ook vóór 1980 werd de eenheid in de spelling vooral bedreigd doordat de belangrijkste Vlaamse kwaliteitskrant zich niet hield aan de voorkeursspeling: De Standaard hanteerde haar eigen “progressieve spelling” en is dat tot 1995 blijven doen. Om eens een echt zuidelijke uitdrukking te gebruiken: de Vlamingen bliezen warm en koud.
Willy Vandeweghe zegt
Een "eigen" instituut: de Vlaamse academische wereld wil graag zien dat de eigen ministers van O, C en W eindelijk eens, al was het maar voor een honderdste, te investeren van wat Nederland al decennia investeert in de Nederlandse taal en cultuur.
Ekaterina Tereshko zegt
Toen ik Nederlands besloot te gaan studeren wist ik er eerlijk gezegd niet zo veel van. Tijdens mijn eerste jaar op de universiteit raakte ik wel sterk geïnteresseerd in de taal en cultuur van de Lage Landen. Maar wat gaf de zin aan alles wat ik met het Nederlands kon doen? Dat was de zomercursus. Daar ontdekte ik hoe Nederland en Vlaanderen mooi en vol verrassingen, bont en verbindend zijn. Daar begon ik echt in het Nederlands te spreken. Daar heb ik ook enthousiaste en vriendelijke mensen ontmoet, die vanuit de hele wereld komen voor één doel: het Nederlands overal te laten horen.
De zomercursussen waren dus voor mij en voor veel anderen de eerste steen van het fundament van onze studie en eigenlijk veranderde het ook het leven van ieder die daar was, want de banden die je daar met mensen legt zijn zo sterk dat ze ondanks de afstanden en de tijd niet verloren gaan. En nu het officieel bekend is geworden dat de zomercursussen vanaf volgend jaar niet meer bestaan krijg ik e-mails van mijn cursusgenoten die zich, zoals ik, veel zorgen maken over de toekomst van hun opvolgers. Die opvolgers gaan ook Nederlands studeren in verschillende landen – zonder de mogelijkheid om de echte taal te horen en te leren spreken, en zonder het echte leven in Nederland en Vlaanderen te kunnen zien en ervaren.
Misschien is het wel emotioneel, maar het kan ook niet anders, want we zijn allemaal gehecht aan de zomercursus en aan het Nederlands. Maar als we rationeel proberen te denken: de zomercursus is een prachtige mogelijkheid om de theoretische kennis van het Nederlands in de praktijk te brengen en de actualiteiten van de taal te volgen. Het Nederlands verandert toch ieder jaar; als studenten geen echte taal kunnen horen en niet geleid worden, wat gebeurt er dan met de taal in het buitenland? Is er dan geen gevaar dat het Nederlands uiteindelijk een soort Latijn wordt, de taal die niemand kan spreken? Of leren de studenten over tien jaar gewoon het Nederlands van vandaag dat al nergens meer in Nederland gesproken wordt?
Bovendien zijn de zomercursussen een enorme bron van inspiratie voor alle studenten. Daar krijg je zoveel informatie die je nergens meer kan krijgen, dat je hoofd aan het eind van de drie weken op het punt staat om te ontploffen van ideeën. Ik heb er zelf ooit ook van geprofiteerd: het idee voor mijn scriptie heb ik op de zomercursus gekregen, tijdens de literatuurles in Zeist.
Wat mij persoonlijk betreft, ben ik een geluksvogel geweest en nadat ik in 2012 als student afscheid had genomen van Zeist, mocht ik er in 2014 weer naartoe als stagiaire. Daarom weet ik hoeveel kracht en werk het kost om die zomercursussen te organiseren. Maar het wordt gedaan door mensen die het echt wel willen doen en ze worden er blij van. Ze steken hun ziel erin, gedurende het hele jaar voor de volgende zomercursus. Stoppen met de zomercursussen betekent dus niet alleen maar minder kansen voor studenten die het Nederlands gekozen hebben, maar ook is het ontnemen van het geliefde werk van het team dat erbij betrokken is.
Alles afwegend wil ik gewoon een kreet laten: zijn er echt geen alternatieven voor bezuinigen? Is er echt helemaal geen mogelijkheid om de Zomercursussen te bewaren? Werkt het poldermodel nog?
Raf Feys zegt
Prof. Joop van der Horst, dé pleitbezorger van het einde van het Standaardnederlands, wil nu ook het einde van de Taalunie. Waar eindigt dit? En komt er ooit een eind aan de steeds verdere uitholling van het taalonderwijs waarvoor ook Van de Horst mede verantwoordelijk is.
Anoniem zegt
Ik heb Joop van der Horst nog nergens het einde van de standaardtaal horen bepleiten. Zijn boek "Het einde van de standaardtaal" bevat vaststellingen, observaties en voorzichtige voorspellingen, maar is geen pleidooi. Als de weerman het einde van het mooie weer in het vooruitzicht stelt, beschouw ik hem daarom nog niet als een pleitbezorger van regen en wind.
Luc
Toon van der Ven zegt
Tja, onze taal wordt er echt niet onbegrijpelijker van als we erkennen dat er diversiteit is, in plaats van die te willen bestrijden. En als ik zie wat een moeite mijn studenten hebben met 'bij dezen', 'te allen tijde' of 'n krankzinnig gespeld woord als 'diagnosticeren', mag er in de spelling ook wat minder standaard en wat meer diversiteit komen (of volledige anarchie, net als in de tijd van Bredero, of Brederode, of Breero, of .. 🙂
Toon van der Ven @TaalNoot
Jan Uyttendaele zegt
Ook ik vind dat het bestaan van een Taalunie, die niet uitvoert of niet kan uitvoeren wat in haar 'missie' staat, in vraag gesteld moet worden. Maar dat ligt niet alleen aan de Vlamingen. Alle Vlaamse kranten en tijdschriften hebben de spelling van het Groene Boekje zonder meer aanvaard, maar de Nederlandse pers volgt vanaf het begin de 'Witte Spelling'. Als Het Genootschap Onze Taal in Nederland meer gezag heeft op spellinggebied dan de Taalunie, waartoe dient die Taalunie dan eigenlijk?
En wat de woordenschat betreft: dat is natuurlijk een gevecht tegen de bierkaai. Zelfs als ze dat zou willen, dan kan de Taalunie 'de roep om erkenning van de Vlaamse varianten' niet meer tegenhouden. De Vlamingen zijn intussen mondig genoeg geworden 'om zelf te bepalen wat ze willen zeggen en schrijven'. Dat zie je en hoor je ook in veel reacties op het gele boekje: 'we laten ons door de Hollanders de les niet lezen!'. Intussen kalft de 'standaardtaal in het hele taalgebied' verder af. Ik betreur dat ten zeerste. Of het boek van Joop van der Horst, met de wat provocerende titel 'Het einde van de standaardtaal', dit proces heeft versneld, weet ik niet. Maar 'Anoniem' heeft volkomen gelijk: het boek bevat geen enkel pleidooi voor wat in de titel staat
In ieder geval zal de Taalunie eens diep moeten nadenken, zowel over het taalbeleid als over het letterenbeleid, want ook dat laatste is niet altijd succesvol geweest.
Het bovenstaande neemt niet weg dat ik ook veel initiatieven van de Taalunie kan appreciëren. Neem bijvoorbeeld de jaarlijkse conferentie over het 'Onderwijs Nederlands' (vroeger 'Het Schoolvak Nederlands' genoemd): een forum voor iedereen die bij de ontwikkelingen van het onderwijs Nederlands in Vlaanderen en Nederland betrokken is. Voor dit initiatief alleen al mogen we de Taalunie m.i. dankbaar zijn.
Marc van Oostendorp zegt
Wanneer je het een beetje (maar niet veel) overdrijft, kun je zeggen dat de Taalunie oorspronkelijk een Vlaams project was, dat Nederland zich liet aanleunen: zolang Vlamingen maar alles wat uit Nederland kwam,vanzelf 'goed Nederlands' vonden, was er niets tegen zo'n unie. Maar zodra de banden ook omgekeerd begonnen te knellen, raakte Nederland kritischer. Ondertussen groeien de twee landen in allerlei opzichten steeds meer uit elkaar. Hoewel ik denk dat het einde van de Taalunie nog niet zo snel in zicht is als Van der Horst voorspelt, stevenen we natuurlijk wel af op een scheiding, al komt die misschien pas over een aantal decennia (en kan er ondertussen ineens iets gebeuren dat de twee gemeenschappen weer dichter tot elkaar brengt).