Olomouc. Bron: Wikipedia |
Al in zijn openingstoespraak tot het congres ging hij uitvoerig in op de storm van kritiek die zijn onlangs naar buiten gebrachte voornemens om fors te bezuinigen op de extramurale neerlandistiek ontmoet heeft. Hij verdedigde zijn voorstellen met een betoog dat er op neer kwam dat hij twee jaar geleden van buiten het vak aangetrokken zou zijn om van de ingeslapen Taalunie een dynamisch en bij de tijds orgaan te maken.
Gerrit Kiers zegt
Algemeen secretaris van de Taalunie, Geert Joris, heeft een vraag naar "rendementgegevens" uitstaan, omdat hij geen idee heeft van het "rendement" van de door de Taalunie ondersteunde activiteiten. Als ik dat lees, dan vraag ik me af of er een methodiek bestaat waarmee zo'n beoordeling kan worden uitgevoerd? Dat lijkt mij eigenlijk uitgesloten, want ik verwacht niet dat de directe en indirecte relaties die voor zo'n analyse nodig zijn ooit in kaart zijn gebracht, laat staan gekwantificeerd.
Misschien is zijn methodiek gewoon erg simpel en bestaat deze uit de volgende drie veronderstellingen: (1) Elke niet uitgegeven euro heeft een rendement van 1, want die euro is nog te gebruiken; (2) elke aan voorlichting uitgegeven euro heeft een rendement groter dan 1, want daarmee "wordt gehoor gevonden bij ministers" (en dat staat gelijk aan 'op termijn geld') en (3) elke aan taalonderwijs uitgegeven euro heeft een rendement kleiner dan 1, want die kennisvergroting komt ten goede aan derden (en daar heeft de Taalunie volgens algemeen secretaris Geert Joris verder geen boodschap aan). Dit noemt hij dan "normale rendementseisen".
Ik was niet in Olomouc, en ga uit van wat Camiel Hamans hier schrijft. Mijns inziens werd Geert Joris terecht verweten niet uit te gaan ging van doelstellingen van de Taalunie. Doet hij dat wel dan zijn de volgende veronderstellingen heel wat redelijker: (1) Elke niet uitgegeven euro heeft een rendement van 0, want die euro heeft nergens aan bijgedragen; (2) elke aan taalbeleid, taalinfrastructuur en taalgebruik uitgegeven euro heeft een maximaal rendement, want deze euro komt direct ten goede aan de doelstellingen van de Taalunie en (3) elke aan bijvoorbeeld voorlichting uitgegeven euro heeft ook rendement, maar die is kleiner dan maximaal, want deze euro komt slechts indirect ten goede aan de doelstellingen van de Taalunie.
Dan zien de resultaten van zijn analyse er opeens heel anders uit. Er is echter één probleem: ze zouden erg lijken op de analyses van zijn "ingeslapen" voorgangers en dat moet uiteraard boven alles worden voorkomen!