Foto: Hans Kleijn |
Ik heb Nederlandse taal, literatuur en cultuurgeschiedenis gedoceerd in de VS, Indonesië, Nieuw-Zeeland en Frankrijk. Onlangs ben ik teruggekeerd uit Indonesië, waar ik heb deelgenomen aan het congres ter gelegenheid van het 45-jarig bestaan van de vakgroep Nederlands.
Tussen 1982 en 1990 woonde ik zelf in Indonesië, als uitgezonden leerkracht in dienst van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Drie door het ministerie uitgezonden neerlandici gaven colleges aan de Universitas Indonesia, maar hun specifieke taak was een nieuwe generatie Indonesische neerlandici op te leiden die het stokje kon overnemen. In het begin van de jaren negentig was het zover: jonge Indonesiërs, van wie sommigen een doctoraal programma in Leiden hadden gevolgd, namen het complete collegepakket over. Inmiddels is de vakgroep Nederlands van de Universitas Indonesia uitgegroeid tot een bloeiende afdeling met ongeveer vijftien docenten, van wie er vier een doctorstitel hebben behaald, en honderden studenten.
De Indonesische staat investeert in de Nederlandse taal en cultuur, niet alleen aan de Universitas Indonesia (sinds 1985 gevestigd in Depok), maar ook aan andere universiteiten, zoals die te Bandung, Semarang, Surabaya en Makassar. Ook in andere landen investeren universiteiten in de studie van het Nederlands en van de cultuur van de Lage Landen. In de miljoenenstad Jakarta heb je daarnaast ook het Erasmus Taalcentrum, waaraan de Nederlandse Taalunie (NTU) een bescheiden bijdrage levert in de vorm van een subsidie.
De NTU heeft in de afgelopen weken een fragmentatiebom gedropt met haar voornemen over de hele linie drastisch te bezuinigen op haar naar verhouding bescheiden bijdrage aan de buitenlandse neerlandistiek. Een van die bezuinigingen betreft het afschaffen van (haar subsidie op) de zomercursussen in Gent en Zeist, waar buitenlandse studenten hun Nederlandse taalvaardigheid kunnen verbeteren en tegelijkertijd in direct en levendig contact komen met de cultuur van de Lage Landen. Een andere voorgenomen bezuiniging is het intrekken van de subsidie aan het Erasmus Taalcentrum. Ik heb in Indonesië kunnen zien hoe bloeiend de belangstelling daar is voor Nederlandse taal en cultuur. In de voormalige kolonie geniet de Nederlandse taal c.q. cultuur nog steeds een aanzienlijk prestige.
Koningsdag in Jakarta werd dit jaar voor het eerst gevierd op het terrein van de Nederlandse ambassade en het Erasmus Huis. Ik was erbij en zag er naast Nederlandse expats ook vele Indonesiërs van alle leeftijden, die onze taal en cultuur een warm hart toedragen. In de Nationale Bibliotheek van Indonesië, waar ik drie dagen lang onderzoek heb gedaan, werkt een afgestudeerde van de vakgroep Nederlands. In talloze buitenlandse bedrijven zijn Indonesiërs werkzaam die ofwel bij het Erasmus Taalcentrum (ETC) ofwel bij de vakgroep Nederlands van de Universitas Indonesia Nederlands hebben gestudeerd.
In de brief waarin de Nederlandse Taalunie de voorgenomen bezuinigingen uitlegt, is er sprake van platformen die wél de steun verdienen van de NTU. Als er ergens sprake is van een belangrijk platform is dat wel het Erasmus Taalcentrum, waar de directeur niet alleen de docenten van het ETC zelf onder zijn hoede heeft, maar ook fungeert als verbindingspersoon met de Universitas Indonesia. Het schrappen van de subsidie voor het ETC tast direct de uitstraling aan die het Nederlands nu heeft in Jakarta en Depok en bij uitbreiding in heel Indonesië. Het beknotten van de steun aan het Nederlands in Indonesië is een heilloos voornemen. Een bezuiniging van deze orde zal tot gevolg hebben een verlies, ook in economisch opzicht, dat het veelvoudige bedraagt van wat er bespaard dreigt te worden. Zo gomt Nederland zichzelf uit.
Laat een reactie achter