voormalig algemeen secretaris Nederlandse Taalunie
(november 2004 – april 2012)
Over Taalunie-beleid valt te twisten. Tijdens haar hele bestaan zijn er discussies geweest over de positie van de Taalunie; wat zou ze wel of niet moeten doen en hoe dan wel. Moesten er accenten liggen op de taalinfrastructuur, de neerlandistiek extra muros, literatuur en lezen, onderwijs binnen het taalgebied? Moest de Taalunie initiëren, faciliteren, promoten en ontwikkelen of liever makelen en schakelen? In de schijnwerpers, achter de schermen? Afhankelijk van de mate van waardering en onder invloed van economische ontwikkelingen werden budgetten gekort of verruimd.
Toen het Comité van Ministers zijn vertrouwen in de toenmalige Taalunie-koers hernieuwde met de toekenning van een tweede (en laatste) termijn als algemeen secretaris, heb ik die mogelijkheid met beide handen aangegrepen. Bij mijn vertrek in april 2012 was de Taalunie een financieel gezonde organisatie. Zowel de jaarrekening van 2011 als die van 2012 vertoonden een positief resultaat (onafhankelijk getoetst en opvraagbaar voor iedereen die dat wil controleren). Tevens lag er een nieuw, vastgesteld meerjarenbeleidsplan met begroting voor de periode 2013-2017 waarin een bescheiden besparing van 6,5% was gerealiseerd (zie de besluiten van de 76e en 77e vergadering van het Comité van Ministers). Een basis om op voort te bouwen met stevige ankers en met bakens die desgewenst verzet konden worden.
Laat een reactie achter