Over de VSB-prijs
door Gert de Jager
De jury die de bundel Nieuwe zon; een megagedicht van Jacob Groot niet nomineert: alsof je in het jaar dat Ulysses verschijnt, aarzelt tussen een prozaprijs voor Herman Robbers en Jo van Ammers-Küller. Hoe valt het te verklaren?
Het is niet de eerste keer dat de nominaties voor de VSB-prijs voor verbazing zorgen – verbazing, discussie en verontwaardiging horen bij het ritueel van literaire prijzen en ook vorige week knetterde Facebook. Maar bij de VSB-prijs is er misschien iets anders aan de hand. De afgelopen jaren wees Ton van ’t Hof – dichter, essayistisch blogger en uitgever (van onder meer, ik zeg het maar even, deze veelgelezen prachtbundel die, ik zeg het maar even, verscheen na de sluitingsdatum voor de VSB-prijs) – in blogberichten en vrolijke filmpjes op wat een heuse bias zou kunnen zijn: bundels die genomineerd worden, zijn afkomstig van een kleine groep uitgeverijen. Dankzij die bias valt er zelfs tot op grote hoogste iets te voorspellen: niet de namen van de bundels die genomineerd zullen worden, maar die van de uitgevers die op de titelpagina zullen staan. Tot bij de uiteindelijke bekroning laat de bias zich gelden. Wie er wint lijkt bepaald te worden door een rouleerschema.
De bundel van Groot verscheen bij De Harmonie; de bundel van Benders, waarover ik ook schreef, bij Van Gennep. Misschien betekent het iets. Los daarvan is het duidelijk wat Van ’t Hof voorspelt: de bij Atlas Contact uitgegeven bundel gaat winnen. Of dat echt zo is? Het gaat om de bundel Het was wat was van Geert van Istendael en dat is de grootste verrassing in het gezelschap. Over die nominatie zal de komende maanden het een en ander te doen zijn. En verder heeft dit soort profetieën de neiging zichzelf in de weg te zitten – alleen al omdat iedereen er kennis van kan nemen, inclusief degenen wier handelen wordt voorspeld. Wat het schema wel laat zien, is hoe belangrijk een reputatie kan zijn.
Dat blijkt vooral wanneer we gaan kijken naar de uitzonderingen: de bekroning van een bundel van de kleine uitgeverij Augustus; de nominatie voor de Wereldbibliotheek. De bekroonde was Armando, de genomineerde was Sybren Polet: auteurs die geen uitgeversaura nodig hebben, maar aan een uitgeverij hun eigen aura toevoegen. Bij Meulenhoff werd Piet Gerbrandy genomineerd: de meest vooraanstaande criticus van het moment. Het zijn drie gevallen waarvan met geen mogelijkheid beweerd kan worden dat een jury een onorthodoxe keuze maakte. Voor winnaars als Jan Lauwereyns en Antoine de Kom, met hun bij De Bezige Bij en Querido verschenen bundels, geldt dat wel.
Wat ook met geen mogelijkheid beweerd kan worden, denk ik, is dat een jury te kwader trouw handelt. Zeker wat de nominaties betreft: er worden geen afspraken gemaakt, er wordt niets georkestreerd. Dat de vijf winnaars van vijf verschillende uitgeverijen afkomstig zijn, is misschien iets minder toevallig: het kan een bijkomende overweging vormen wanneer een jury een moeilijke keuze moet maken of misschien waart er een onuitgesproken besef rond in achterhoofden. De Nobelprijs gaat nooit twee keer naar een auteur uit hetzelfde land.
Misschien, misschien, misschien. Misschien is het allemaal onzin. Het zou me niet verbazen als de VSB-prijs 2016 wordt toegekend aan Ilja Pfeijffer – net als Hester Knibbe uit 2015 een auteur van De Arbeiderspers. Voor wat er werkelijk aan de hand is, moeten we ons wenden tot een andere Ilja. Wanneer een bundel als Nieuwe zon niet wordt genomineerd, moet dat een wonderlijk mechanisme zijn.
Wordt vervolgd.
Laat een reactie achter