Over de nominaties voor de VSB-prijs en het Iljaeffect (3)
Het experiment van Ilja Gort – wijn uit een gewone fles, wijn uit een plastic fles, wijn uit een luxe fles en dat allemaal voorgezet aan heuse wijnkenners – is nogal lastig na te volgen als het om poëzie en het aura van een uitgever gaat. Aan welke proefpersonen zou je poëzie uit VSB-bundels kunnen voorzetten? Wat zijn het voor poëziekenners die gedichten van Boskma, Van Istendael, Pfeijffer, Tellegen, Vanhauwaert niet herkennen – van in ieder geval twee of drie van hen? Beter, heel veel beter, is het om als een nijvere taalkundige te vertrouwen op gedachte-experimenten en de hoogsteigen intuïtie.
Bij de bundel Zelf van Pieter Boskma is dat nog het minst nodig. Vlak na het verschijnen schreef criticus Chrétien Breukers dit:
Stel, dacht ik na lezing van het gedicht, dat een volledig onbekende dichter mij dit zou sturen? Wat zou ik doen? Ik zou allereerst zeggen: snoei alle stoplappen. Niet ‘Terwijl ik de tram in stapte’ maar ‘Ik stapte in de tram’ en zeker niet ‘Ik spoorde rustig voort’, enfin, en zo nog een stuk of twintig dingen. Ook zou ik voorzichtig iets zeggen over het ritme, dat niet ritmisch is maar als een soldaat die ze in zijn knie hebben geschoten voorthobbelt. Tot slot zou ik me bekreunen over de grote hoeveelheid clichés die ik aantrof in het gedicht. Een lichtgevende gracht… Een brutaal zingende merel…
Ik zou de jonge dichter aanraden om opnieuw te beginnen.
Het gedicht dat Breukers zo dodelijk bespreekt – en wat mij betreft dodelijk accuraat – is het eerste gedicht van de bundel. Het is toevallig ook het gedicht dat integraal geciteerd wordt in de laudatio van de VSB-jury. De dichter zit in de tram:
Hoop en vrees, een koppig koppel dat elkaar
nooit loslaat, maar ik spoorde rustig voort
langs regel na stillere regel, hopend op de volgende,
vrezende dat die niet kwam – al hoeveel jaar.
Museumplein, ik moest eruit en alles klopte weer.
Ik stak schuin over het gras naar mijn nieuwe
uitgeefhuis, het vers was bijna af, een merel
zong brutaal op het Amerikaanse consulaat.
Wat zien we en wat lezen we? Na meer dan vijftien bundels, waaronder het publiekssucces Doodsbloei, stapt Boskma over de drempel van een nieuw ‘uitgeefhuis’. Dat is De Bezige Bij. Het lijkt nogal belangrijk. De plaats van het gedicht in de bundel, de titel ‘Ontwakend zelfportret’ in een bundel die dan ook nog Zelf heet – het wekt de suggestie dat hier een algehele regeneratie in gang wordt gezet en dat deze handeling van het over de drempel stappen er onlosmakelijk mee verbonden is. Na meer dan vijftien bundels bij In de Knipscheer, Bert Bakker en Prometheus blijkt de dichter, letterlijk en figuurlijk, op weg te zijn naar iets nieuws: een bundel bij een van de uitgeverijen uit het VSB-rouleerschema.
En dan is het die bundel die als eerste uit een heel oeuvre voor de prijs wordt genomineerd. Boskma’s poëzie moet in Zelf een opmerkelijke kwalitatieve sprong hebben gemaakt. Of er is iets anders aan de hand en dat wordt nu onafhankelijk van het op zichzelf al onthutsende rouleerschema aangetoond: voor de nominatie voor een prijs als de VSB-prijs, de prijs die als een prijs voor de ‘beste’ poëziebundel wordt geafficheerd, doet de naam van het uitgeefhuis ertoe.
Eerdere afleveringen hier, hier en eigenlijk ook al hier. Wordt vervolgd.
Laat een reactie achter