Wat voor rol speelt de persoonlijkheid in de wetenschap? Het klassieke antwoord kennen jullie: geen enkele. De wetenschapper is volkomen neutraal en laat wanneer hij zijn laboratorium, bibliotheek of veldwerkveld betreedt al haar hobby’s, politieke en religieuze overtuigingen, culturele preoccupaties en sociale achtergrond achter in een speciaal daartoe bestemd met een pincode beveiligd kastje.
Er wordt op verschillende manieren aan dat ideaal geknabbeld. Sommige mensen vinden dat het naïef is om te veronderstellen dat je zo’n ideaal zelfs maar kunt benaderen, zeker in de mens- en geesteswetenschappen – er bestaat geen ‘objectieve’, buitenmenselijke kijk op de mens en zijn cultuur. Een ‘neutrale’ blik betekent maar al te vaak: de blik van de machthebber.
Voorbestemd
Tegelijk vinden andere mensen (of dezelfde, dat kan ik van hier af niet goed zien) dat de wetenschapper zijn eigen persoonlijkheid nu eenmaal moet inzetten om aan het brede publiek en/of de geldschieters te laten zien hoe leuk en boeiend en interessant onderzoek nu eenmaal is. Er is bijvoorbeeld een boek over wiskunde waarin wordt beweerd dat het wiskunde-onderwijs ruimte moet bieden aan voorlichting over de hoogoplopende ruzie tussen Leibniz en Newton omdat dit het vak zoveel aantrekkelijker maakt.
Ik ben er niet helemaal uit.
Het ideaal is misschien om allerlei redenen onhoudbaar, maar dat betekent nog niet dat je er niet naar kunt streven. Natuurlijk moet je je bewust zijn van je beperkingen; natuurlijk kun je als je daar zin in hebt ook best af en toe opschrijven welke persoonlijke genoegens je allemaal peurt uit de studie van middelnederlandse voegwoorden, en hoe je oma je altijd het verhaaltje van Saïdjah en Adinda voorlas, en hoe je daardoor was voorbestemd om je leven te wijden aan de studie van de Indische letteren.
Eindoordeel
Maar er zijn ook andere redenen om de persoonlijkheid een plaats in de wetenschap te brengen. Een daarvan is het review-proces: een wetenschappelijk artikel wordt voor publicatie beoordeeld door enkele anonieme beoordelaars. Wanneer die beoordelaars alleen controleren of er geen feitelijke fouten in het artikel staan en of er geen aperte nonsense in wordt beweerd die de redacteur misschien over het hoofd ziet omdat hij net de verkeerde specialisatie heeft, is er weinig aan de hand.
Maar naar mijn ervaring hebben in ieder geval in de taalkunde de reviewers het laatste woord: zij bepalen feitelijk of het artikel interessant genoeg is om te plaatsen. De redacteur doet niet veel meer dan de reviewers uitzoeken en hun oordelen middelen om tot een eindoordeel te komen.
Blogger
Het gevolg daarvan – schreef onlangs bijvoorbeeld de Amerikaanse taalkundige en blogger Norbert Hornstein – is dat er een rem staat op originaliteit en durf. Een degelijk artikel dat bestaande methoden op een nieuw detail van de werkelijkheid toepast zal gemakkelijker door alle reviewers worden goedgekeurd dan iemand met een wild nieuw idee. En dus worden die wilde nieuwe ideeën (te) weinig gepubliceerd.
Vorige week nog sprak ik een Nederlandse hoogleraar, een van de meest gerespecteerde, die zei dat hij ‘niet meer wilde publiceren’ vanwege het eindeloze gezeur der reviewers. En veel mensen herkennen die weerzin geloof ik wel. Het eindresultaat van eindeloze revisies is vaak voor de auteur helemaal niet beter.
Hornstein pleit daarom voor persoonlijkheid: tijdschriften met vooraanstaande redacteuren met smaak die zelf bepalen wat ze wel of niet plaatsen. De naam van de redacteur is dan een garantie voor de kwaliteit van het idee. Het is vermoedelijk geen toeval dat het idee komt van een blogger, want wetenschappelijke weblogs drijven ook vaak op de naam en de persoonlijkheid van de schrijver.
Poortwachters
Er zijn een aantal bezwaren tegen dit voorstel. Het geeft enkele vooraanstaande enkelingen wel heel veel macht: zij worden dan de poortwachters van de ‘goede’ wetenschap.
Een beter idee lijkt me om meer rekening te houden met de mogelijkheid van het internet. Laat mensen alles publiceren wat ze willen op bepaalde archiefsites. Maar laat dan vervolgens prominente wetenschappers hun keuze maken uit de interessante artikelen die er in die archieven staan, en deze aankondigen. Bijvoorbeeld op hun weblog.
Andere wetenschappers weten dan wat ze moeten lezen en kunnen eventueel bijvoorbeeld ter plekke reageren. Zo neemt het weblog de rol van het wetenschappelijk tijdschrift over.
Lucas Seuren zegt
Die wetenschappelijke elite kan natuurlijk nooit alles lezen, daar hebben ze een uitgebreid team aan redacteurs voor nodig. En zelfs dan nog. Bovendien blijft relevantie een autoriteitsargument. Een drogreden als fundament van wetenschap.
Er zijn ook legio redenen te verzinnen in zo'n systeem waarbij goede en innovatieve wetenschap nog steeds niet omarmd zou worden. Het kan gemist worden, de elite wil hun eigen theorie beschermen, ze snappen het niet, het leidt evident tot perverse prikkels, etc.
Waarom de baby met het badwater weggooien? Journals zijn toe aan vernieuwing, ja; het reviewproces moet aangepakt worden, ja; maar dat is geen reden om een ivoren toren te creëren waar een klein groepje mag bepalen wat wel en wat geen interessante wetenschap is.