ZICH BESEFFEN
Dat zich beseffen staat in een kwade reuk: ’t is beseffen, en zich beseffen is ‘fout’. Dat is een oordeel in de categorie ‘wat heurt’, geen taalkundig oordeel, want wat velen zeggen kan in elk geval niet ongrammaticaal zijn, ook al beweert een website als De roze pen: “het werkwoord ‘zich beseffen’ bestaat niet.” Bij Google in elk geval wel, want daar vind je er na 2001 tot heden ruim 1300 hits van. En dit betreft dan nog alleen geschreven taal. In de spreektaal zal wel veel meer zich-beseft worden.
Zich beseffen in de betekenis ‘besef, begrip, verstand hebben’ is ook niet van vandaag. Dat blijkt al uit ’t Middelnederlandsch Woordenboek, dat o.a. deze citaten geeft:
- “so ic mi can beseffen [‘zo kan ik me beseffen’], dat ghi niement sout verheffen, hi en ware” enz., Vlaanderen, 1340-1360.
- “Die van duechden oyt haer besieuen …, Die creghen doer Christum oyt consolacie”, Gent, 1539.
De eerstvolgende score is uit 1937: “Ik besef me zeer wel, welke groote moeilijkheden jullie eerst hebben moeten overwinnen, voordat je dit bereiken kon.” Totaal zijn er tot ’t jaar 1995 (tot dat jaar loopt Delpher) nog 45 gevallen van me en zich beseffen, allemaal in citaten van spreektaal, vaak die van voetballers, die meestal “zich terdege beseffen”.
In de kranten van de afgelopen drie maanden vond ik 1053 keer ik besef tegen maar 8 keer ik besef me, alles in gesproken taal, behalve een paar keer dat er tegen gefulmineerd werd, o.a. naar aanleiding van de Oudejaarsconferentie van Herman Finkers, die ook afgaf op ik besef me. Gangbaar in taal die door journalisten opgeschreven wordt, kun je ik besef me dus niet noemen.
Hoe anders is dat in de taal van de Nederlanders, waarvan Google de weergave is. Tegenover de 1300 hits van zich beseffen van na 2001 (ik me besef, 278; ik besef me, 394; zich beseft, 345; beseft zich, 303), staan 575 van ik besef en beseft. Dat wil zeggen dat het beseffen met wederkerend voornaamwoord meer dan twee keer zo vaak voorkomt als ’t ‘kale’ beseffen.
ZICH BEDENKEN
Ook bij zich bedenken (in de betekenis ‘bedenken’) is er datzelfde patroon: eerst gewoon, dan ongewoon, nu weer gewoon, een slingerbeweging dus.
Zich bedenken is overigens nooit helemaal weg geweest; dat blijkt uit deze citaten:
“Ick heb menigmael hier over my bedocht”, Cats, 17e eeuw
“Je zegt zo wat, … ik zel me een reis bedenken”, Langendijk, 18e eeuw.
“Dat weet ik zo net niet, als ik my wél bedenk”, Wolff en Deken, 18e eeuw
“Ik zal my daar eens op bedenken, en daar na noch eens nader met je spreken“, v. Effen, 18eeeuw
“Zonder mij te bedenken, liep ik … den stoep op”, v. Lennep, 19e eeuw.
In ’t heden van de kranten van de laatste drie maanden vond ik 6 keer ik bedenk me, 133 keer ik bedenk. Bij Delpher (de krantenbank van Nederland) 12 gevallen ik bedenk me in de 19eeeuw, 214 in de 20e, redelijk over de hele periode verdeeld. Dan Google, dat geeft bij alle gebreken toch een goed beeld van de omgangstaal van nu:
Dat zich bedenken door normstellers en -volgers gemakkelijker aanvaard wordt dan zich beseffen, ook al wordt dat laatste veel meer gebruikt, hangt wel samen met ’t bestaan van dat andere zich bedenken. De combinatie met zich is daardoor vertrouwd, al heeft dat werkwoord dan een andere betekenis.
ZICH BEGRIJPEN
Van begrijpen zegt ’t WNT: “In de taal van het dagelijksch leven heeft begrijpen, vooral in verbinding met kunnen, dikwijls het vnw. zichin den 3den nv. als bepaling.”
Ook uit andere bronnen blijkt dat zich begrijpenin combinatie met kunnen in de 19eeeuw heel gewoon was, maar niet daarvoor. De oudste vermelding van ik kan me begrijpen bij Delpher is uit 1872. Wat schrijft Willem Bastiaan Tholen in een brief (waarschijnlijk uit 1886) aan schilder Willem Witsen: “dat ze dan naar je toe zal kunnen gaan, want ik kan me begrijpen dat ’t stil is bij je en leeg.”. Uitgever L.J. Veen gebruikt ’t in 1911 in een brief aan Couperus.
Maar ook op ‘hoger’ niveau van ‘dagelijksch’ leven is zich begrijpen in gebruik. Zo staat ’t in de verslagen van discussies in de Staten Generaal uit die tijd:
“Hij kan zich begrijpen, dat de minister zich op de commissie verlaat” (1850).
“hij kan zich begrijpen” (1861).
Een grootgebruiker van zich begrijpen in de negentiende eeuw is Vincent van Gogh. In zijn brieven komt ’t wederkerende zich begrijpen tientallen (69) keren voor. Ik geef een paar voorbeelden:
Twee keer gebruikt ie ’t zonder kunnen:
50: ik vindt [sic] het iets dat zoo natuurlijk en van zelfsprekend is dat ik me niet begrijp dat de menschen zoo onverschillig voor elkaar zijn gewoonlijk. (23-7-1882)
345: En hoe men figuurschilder kan zijn en daar niet iets van voelen begrijp ik me niet (21-5-1883)
Zich kunnen begrijpen is in ’t dagelijks leven ’t equivalent van ‘snappen’. Voor ’t hogere ‘begrijpen’ dat aangesproken moet worden als ’t bijvoorbeeld gaat over Wittgenstein, wordt ’t niet gebruikt. Dus ook nooit zo (daarom dat sterretje): *Van dat boek kan ik me niets begrijpen.
De geschiedenis van zich begrijpen is af te zien aan een staatje dat ik gemaakt heb van de scores in Delpher:
Delpher gaat tot en met 1995. ’t Vervolg van kun je vinden bij Google:
De twee staatjes laten zien dat begrijpen met wederkerend voornaamwoord opgekomen is in ’t tweede kwart van de negentiende eeuw. ’t Bereikte een hoogtepunt in het tweede kwart van de 20eeeuw, omstreeks 1940, waarna de neergang begon, die eindigde in de jaren 90 van de vorige eeuw. ’t Jaar 2000 lijkt ’t nieuwe keerpunt te zijn van de slingerbeweging die begrijpen-met-wederkerend voornaamwoord maakt, een nieuwe revival. Net als bij zich beseffen; zie boven.
Het plaatje van zich begrijpen is bijna te mooi om waar te zijn, maar ik besef ook terdege dat ’t hier om heel kleine aantallen gaat, zeker afgezet tegen de honderden keren dat begrijpen zónder wederkerend voornaamwoord gebruikt wordt. Google lijkt mijn eerdere indruk dat zich begrijpen in opkomst is, wel te bevestigen.
Zo langzamerhand rijst de vraag: wat is dat toch met de wederkerende werkwoorden? In de ene periode staat ’t voornaamwoord erbij, in een volgende niet en in een daaropvolgende weer wel.
En omgekeerd:
Herinneren betekent hetzelfde als zich herinneren (van ’t eerste honderden voorbeelden bij Google, als “ik herinner dat als een van de saaiste dagen ooit.”)
De status van de drie werkwoorden in ’t Nederlands van nu kun je zo weergeven:
a. zich bedenken geaccepteerd
b. zich beseffen opgekomen, breed waargenomen (en afgekeurd)
c. zich (kunnen) begrijpen in opkomst, nog niet ‘gemeld’
Dat ‘nog niet gemeld’ bij zich (kunnen) begrijpen moet ik nuanceren. Charivarius maakt in 1940 melding: “Ik kan het me begrijpen. Naar analogie van: ik kan het me verklaren. Maar zich verklaren is juist, zich begrijpen niet.” Maar dat is in een periode waarin ’t zo veel voorkwam dat ’t wel moest opvallen.
Wat kun je uit die slingerbeweging van zich c.s. anders concluderen dan dat dat voornaamwoord er niet toe doet, dat ’t alleen maar een ornament is, dat ’t komt en gaat naargelang de mode. ‘Noodzakelijk wederkerende werkwoorden’ zijn van zichzelf al wederkerend; de naam zegt ’t al. Ze hebben dat voornaamwoord niet nodig. Eigenlijk.
Biep zegt
“Dat laat zich Xen” is in het algemeen juist, omdat dat een wederkerende constructie van een overgankelijk werkwoord is, van het type “Jan laat zich slaan”: die gedachte laat zich beseffen.
De vorm “zich bedenken” voor “er nog eens over denken” is ook al oud – tegenwoordig betekent het meestal “er nog eens over denken en het dan toch maar niet doen”.
Beide bovenstaande gevallen worden gekenmerkt doordat er geen lijdend voorwerp meer bij het werkwoord staat.
Het “me” in ettelijke voorbeelden kan ook een ethische datief zijn – “Besef ik me (daar toch) dat dat helemaal niet kan!”. Pas als dat voornaamwoord meeverandert van persoon valt die optie af, want dat doet de ethische datief niet in het Nederlands: “Hij besefte me (daar toch) opeens dat hij voor aap stond”. Vergelijk: “Hij werd me daar toch bleek!”
Biep zegt
“Zich begrijpen” klinkt als analoog aan “zich indenken” – zeker ook gezien die sterke verbinding met “kunnen”.
Piet Glasbergen zegt
aan alles is te zien dat zij onze toekomstige koningin wordt. zegt een koninghuiskenner in een tv-filmpje.
het taalgebruik in die kringen is een afspiegeling van die in het volk. ik ben benieuwd wat WA ervan vindt.
Stroop is niet interessant. feitelijk huldigt hij de mening: alles wat vaak genoeg getaald wordt wordt korrekt, de algemene mening in het NL-taalgebied. waarom hij dan toch gaat aantonen dat iets niet fout is?
interessanter is of Amalia dit zo heeft geleerd. wat zouden we vinden als ze “hun” zei ipv “ze”? ik hoor het haar zó doen.
terwijl ze verder toch geen platte indruk maakt.
Jan Stroop zegt
Aanvulling 13-12-2021.
In Willem Kuipers editie van ‘Joncker Jan uut den Vergiere’ (1590) zag ik dit ‘wederkerend’ geval:
“Doen de keyser een dach hem gherust hadde”.
Opmerkelijk omdat ’t een ‘fysieke’ actie is.
https://neerlandistiek.nl/2021/12/joncker-jan-uut-den-vergiere-capittel-4/
Zijn er meer zulke?
Guy Louis Valerie Marie Van den Heule zegt
“Zich bedenken” ken ik alleen in de betekenis “van mening veranderen”. In België is het frequent.