Door Bas Jongenelen
Soms loop je bij de opruiming van een oude bibliotheek tegen een boekje aan dat er onooglijk uitziet, maar inhoudelijk heel bijzonder is. De bibliotheek van de Fontys Lerarenopleiding Tilburg heeft een groot deel van de collectie in de verkoop gedaan om ruimte te maken voor digitale opslag. In die verkoop zijn ook boeken terecht gekomen die niet uit de eigen collectie kwamen, of die in ieder geval niet als zodanig herkenbaar waren. Ik pikte er een klein boekje uit, zonder bibliotheekkenmerken als stickers en stempels: Eerste beginselen der Nederduitsche spraakkunst, gevolgd door eene verhandeling over de lees- of schrijfteekenen, en door een reglement voor scholen. Het kostte één euro.
Op de titelpagina van het boekje (15,5 x 9,5 cm.) staat dat het gedrukt is in Maeseyck, ter drukkerij van J.J. Titeux, in 1830. Ik had in ieder geval een oud boekje. Na een beetje zoekwerk vond ik dat de auteur J. Laukens was en dat de eerste druk in 1818 (of 1819, maar waarschijnlijk 1818) van de persen gerold moest zijn. Volgens Worldcat zijn er slechts een paar bibliotheken die een exemplaar in bezit hebben.
Met deze lesmethode leren leerlingen op de basisschool in 36 lessen zo’n beetje alles over spelling, woordsoorten en leestekens. Een mooie opdracht staat aan het begin van les 23: Verbeter eens den navolgende volzin.
ik geev mijn leermeester genoege en daarom houdt hij veel van mijn, mijnen broeder gaat ook met plaisir naar het school, ook hem bemind den meester, te meer omdat hij zijne ouders gehoorzaam is en vlijtig leerdt;
Na de lessen is er ook nog een schoolreglement afgedrukt, met regels als
4 Elk kind moet zuiver gewasschen, gekamd en gekleed in de school komen.
en
12 Moet een kind den onderwijzer iets vragen, zoo zal het staande het doen.
Het boekje sluit af met twee gebeden, eentje voor voor en eentje voor na de schooltijd.
Die gebeden hoeven van mij niet zo en vragen stellen kan ook zittend, maar verder durf ik wel te stellen dat vroeger alles beter was. Nou ja, alles… Het vak Nederlands dan. Of nou ja, beter… het was anders.
Ik heb het boekje gescand, zodat iedereen er kennis van kan nemen.
Ton Harmsen zegt
Wat goed dat je dit boek gered hebt (na het lezen van de laatste pagina mag ik wel zeggen God zij dank!), en wat een schande dat bibliotheken unica afstoten. Eén ding begrijp ik niet, “om ruimte te maken voor digitale opslag” – hoeveel ruimte is daar dan voor nodig? Mijn bibliotheek staat op één harde schrijf.
Willem Kuiper zegt
Het is oud, dus het kan weg …
Bas Jongenelen zegt
Sommige dingen begrijpen we niet.
Rik Vosters zegt
Het is een leuk boekje — een van de weinige in Limburg gedrukte publicaties uit die periode. Ik schreef er volgend stukje over in mijn proefschrift:
"De Eerste beginselen der Nederduitsche spraakkunst zijn ons enkel bekend uit een anonieme herdruk uit 1819. Het origineel verscheen een jaar voordien, eveneens bij de Maaseiker familiedrukkerij J.J. Titeux, en wordt door Capitaine (1867: 57) toegeschreven aan een zekere Laukens. Naar alle waarschijnlijkheid was dat J. Laukens (?-?), hoofdonderwijzer in Sittard, die erg actief was in het Zuid-Limburgse onderwijslandschap, onder andere als docent tijdens de normaalcursussen in de rijkslagereschool in Maastricht in de late jaren 1820.
Mogelijk kwam de publicatie op initiatief van Titeux tot stand, want in de voorrede van Laukens (1818: 1) doet hij zijn beklag over het gebrek aan leerboeken op Limburgse leest: “Hoe groot het getal schoolboekjes in ons Koninkrijk ook wezen moge: een werkje, geschikt naar de behoefte van onze provincie [voetnoot: ‘Limburg’], ontbreekt er nog”. Naast dit werk liet Titeux nog heel wat andere lees-, school-, en studieboekjes drukken en herdrukken tijdens de periode van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (Capitaine 1867: 57-58). De meeste van deze publicaties voor het onderwijs waren sterk op Noordelijke modellen gebaseerd. Zo publiceerde hij een lees- en spelboekje op basis van de Nederduitsche spraakkunst voor eerstbeginnenden van de pedagoog Nicolaas Anslijn (1814). Ook gaf hij een eigen versie uit van de leesmethode van Prinsen (Van Daele 2002: 436). Beide methoden uit het rudimentaire spelonderwijs moeten populair zijn geweest in Limburg tussen 1815 en 1830 (Brepoels 1976: 257-58). Daarnaast verschenen er ook nog enkele leesboekjes, vooral met religieuze (katholieke) thema’s. Opmerkelijk is dat Laukens (1818) het enige Limburgse werkje in ons overzicht is. Mogelijk bestonden er inderdaad niet veel lokale publicaties, en waren vooral Noordelijke publicaties zoals het werk van Anslijn en Prinsen in omloop. Brepoels (1976: 259) bevestigt dit, maar voegt er ook aan toe dat er in de provincie ook Vlaamse spraakkunsten gebruikt zouden worden – welke werken dat zouden zijn, is niet duidelijk.
Ook in de Eerste beginselen der Nederduitsche spraakkunst is de band met het Noorden overduidelijk. De lange voorrede over de taken en verantwoordelijkheden van een schoolmeester (p. 3-16) is bijna integraal overgenomen uit de Handleiding voor schoolleeraars ten platten lande die in 1808 door de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen werd uitgegeven, op basis van een Duits origineel uit de pen van de katholieke pedagoog Bernard Heinrich Overberg. Daarna volgt een zeer rudimentaire samenvatting van de belangrijkste thema’s in de Nederlandse spel- en spraakkunst. De tekst is in vraag- en antwoordstijl opgebouwd, en bestaat uit vijfendertig eenvoudige lessen. Laukens (1818) begint met enkele eenvoudige uiteenzettingen over het aantal letters en de klankwaarde van verschillende grafemen, maar laat gaandeweg ook de verschillende woordsoorten en bijhorende morfologische uiteenzettingen aan bod komen. Ook aan de leestekens wordt expliciet heel wat aandacht besteed. Dat het rechtstreeks uit de onderwijspraktijk stamt mag onder andere blijken uit het achteraan toegevoegde schoolreglement en gebed (pp. 97-108).
[1/2]
Rik Vosters zegt
[2/2]
De taalkundige vragen en antwoorden zijn sterk gebaseerd op de Beginselen der Nederduitsche spraakkunst (Weiland 1805c) en de Nederduitsche Spraakkunst ten dienste der Scholen (Weiland 1805b). Weilands werk is zelf niet in vraag- en antwoordstijl opgebouwd, en het is zeker niet uit te sluiten dat een latere herwerking van Weiland als directe brontekst werd gebruikt. Gedurende de hele negentiende eeuw verschenen er in het Noorden allerlei herwerkingen en beknopte samenvattingen van Weilands werk voor het onderwijs – Noordegraaf (1976: 259) spreekt over “talloze van dit soort boekjes”. Welk werk ook de precieze bron van Laukens is geweest, het staat vast dat deze publicatie direct of indirect in zeer grote mate schatplichtig is aan het werk van Petrus Weiland."
—
Vosters, Rik (2011). Taalgebruik, taalnormen en taalbeschouwing in Vlaanderen tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Een historisch-sociolinguïstische verkenning van vroeg-negentiende-eeuws Zuidelijk Nederlands. PhD dissertation. Brussel: Vrije Universiteit Brussel.
Bas Jongenelen zegt
Dank je wel voor deze aanvulling.