‘Onkiesgerechtigd’, zo omschreef Conrad Busken Huet met vrolijke spot de situatie waarin hij in 1862 terecht was gekomen nadat hij zijn veilige predikantenbestaan had opgegeven. Het deerde hem kennelijk niet dat hij als schrijver en journalist voortaan te weinig inkomen had om de census te halen. Althans zo lijkt het, want hij kon het toch niet laten een klein woordgrapje over zijn levenslot te maken: als ‘onkiesgerechtigde’ behoorde hij nu tot het onkiese deel van de natie – tot de onbemiddelde burgers die uitgesloten waren van politieke rechten omdat de armoede hen zogenaamd belemmerde kennis te nemen van het landsbelang. Busken Huet schikte zich in zijn bestaan als rechteloze. Edoch, ‘het geknutsel’ waarmee sinds 1848 om de zo veel jaren de kiesdrempel werd verlaagd vond hij niet passen bij ‘den Nederlandschen landaard’. Het was de natie onwaardig, meende hij.
Op 12 december 2017 is het exact honderd jaar geleden dat de strijd om het algemeen kiesrecht werd beslecht. Op die dag in 1917 werd op het bordes van het oude stadshuis van Den Haag aan de Groenmarkt door de gemeentesecretaris het algemeen kiesrecht voor mannen en het passief kiesrecht voor vrouwen afgekondigd. Een achteraf gênante twee jaar later, volgde het algemeen kiesrecht voor vrouwen. In België werd in 1921 het algemeen kiesrecht voor mannen ingevoerd, pas in 1948 voor vrouwen.
Met de invoering van het algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen kwam er een einde aan een lange en gecompliceerde discussie over democratie en gelijke rechten, die gedurende de hele negentiende eeuw, niet alleen in de politiek, maar ook daarbuiten was gevoerd. In 1800 had het begrip ‘democratie’ nog allerlei negatieve gevoelens opgeroepen; revolutie, wanorde, geweld en willekeur. Maar een eeuw later, in 1900, had deze ‘associatie met de guillotine’ plaatsgemaakt voor een positieve waardering.
Dit proces was niet louter een kwestie van politieke emancipatie. Culturele, sociale en economische ontwikkelingen speelden eveneens een grote rol in de lange discussie over het algemeen kiesrecht en de uiteindelijke invoering ervan.
De Werkgroep De Negentiende Eeuw vraagt cultuurhistorici, sociologen, literatuur- en kunsthistorici vanuit hun eigen discipline een bijdrage te leveren over kiesrecht en democratie in de lange negentiende eeuw in Nederland en Vlaanderen, en het culturele en politieke proces dat daartoe leidde.
De congresorganisatie denkt aan inzendingen op het gebied van:
- Literaire receptie van het (algemeen) kiesrecht. Hoe reflecteerden (bekende) Nederlandse schrijvers en dichters op dit wezenlijk onderdeel van de democratie?
- Rituelen rond verkiezingen. Hoe manifesteerde het kiesrecht zich in de publieke ruimte?
- Bestonden er in de beleving en organisatie van verkiezingen wezenlijke verschillen tussen de stad en het platteland?
- Hoe werd inhoud gegeven aan ‘verkiezingstijd’; de verkiezingscampagnes, debatten, het tellen van de stemmen en het bekendmaken van de uitslag.
- Culturele kritiek op het kiesrecht; de angst voor de massamens, ongeletterdheid en armoede.
- De strijd om vrouwenkiesrecht.
- Internationale vergelijking debat en invoering algemeen kiesrecht Nederland, Vlaanderen en Europese landen.
- Kiesrecht en democratie verbeeld in de visuele cultuur, bijvoorbeeld via spotprenten, illustraties en affiches.
Papervoorstellen over deze en andere binnen het congresthema passende onderwerpen zijn welkom.
Belangstellenden roepen we op een voorstel van ca. 400 woorden in te dienen voor 1 mei 2016, gericht aan de secretaris van de Werkgroep Matthijs Lok (M.M.Lok@uva.nl) Per 1 juni wordt uitsluitsel gegeven over de selectie. De lezingen duren een half uur inclusief tien minuten discussie.
Laat een reactie achter