Door Marc van Oostendorp
Een dezer dagen wordt geloof ik een hoofdstukje in de literatuurgeschiedenis afgesloten. De dichter en PC Hooftprijswinnaar Tonnus Oosterhoff stuurde zijn volgers de volgende mail:
Ongetwijfeld heeft u gemerkt dat er al enkele jaren geen nieuwe gedichten meer verschenen op de site www.tonnusoosterhoff.nl . Mijn belangstelling verplaatste zich naar andere onderdelen van de literatuur. Daarom heb ik besloten de site in deze vorm op te heffen, over enkele dagen zal hij van het ondermaanse verdwijnen.
Binnenkort komt er een archiefsite, waarop al mijn bewegende gedichten en veel (oude en nieuwe) vertalingen te vinden zullen zijn.
Tonnus Oosterhoff was ongetwijfeld de bekendste Nederlandse dichter die experimenteerde met nieuwe vormen om gedichten te presenteren. De technologie die hij daarbij gebruikte is inmiddels behoorlijk verouderd; ik hoop dat het lukt om op de nieuwe site een en ander in een ander formaat te krijgen, want de kans is redelijk groot dat een en ander binnenkort op de gemiddelde computer niet meer te lezen zal zijn. Inderdaad waren er ook al een paar jaar geen nieuwe gedichten bij gekomen.
Dat Oosterhoffs aandacht zich ‘verplaatste naar andere onderdelen van de literatuur’ is veelzeggend, zeker omdat de schrijver in een voetnoot bij die mededeling verwijst naar zijn onlangs verschenen boek ‘Op de rok van het universum’. De digitale poëzie is voorlopig dood, leve de papieren roman.
Je kunt je afvragen waarom zo’n genre niet echt tot leven komt. Twintig jaar geleden las ik al boeken waarin werd gespeculeerd over de verbluffende mogelijkheden die hypertekst zouden bieden voor nieuwe literaire experimenten. Ondertussen vormen e-boeken nog maar een fractie van de totale boekenverkoop; en zijn vrijwel alle verkochte e-boeken eigenlijk papieren boeken in elektronische vorm. Ik kan geen Nederlands meesterwerk van de afgelopen decennia gebruiken dat níét zou kunnen worden gedrukt.
Het betekent natuurlijk niet dat een dergelijk genre niet ooit kan ontstaan. Misschien zijn de schrijvers alleen nog maar niet op het juiste idee gekomen en breekt de hypertekst of het tekstfilmpje over twee jaar ineens wereldwijd door. Misschien moet de techniek zich ook gewoon nog verder ontwikkelen – om de Flash-filmpjes te maken die Oosterhoff publiceerde had je gespecialiseerde kennis nodig en het formaat heeft het ook niet voor niets niet gehaald als definitieve standaard. En dan speelt mogelijk ook nog een rol dat vooralsnog niemand weet hoe je aan het digitale formaat ook maar een cent kunt verdienen.
Het eerste stukje dat ik in Neder-L schreef over deze kwestie stamt uit 1997. Ik besprak er een essay van James O’Donnell waarin hij liet zien dat het ‘officiële’ verhaal over de middeleeuwse kloosterhervormer – als de man die eigenhandig de klassieke beschaving redde van het barbarendom door de monniken te leren de oude schrijvers te kopieren – bezijden de waarheid was.
Eerder bestond het leven van Cassiodorus uit proberen, mislukken, de plannen bijstellen, opnieuw proberen en uiteindelijk mislukken. De religieuze gemeenschap waar hij toe behoorde was enkele jaren na zijn dood al verdwenen. Een serieuze kopiistencultuur begon pas 150 jaar later.
Zo zou Tonnus Oosterhoff de Cassiodorus van het digitale gedicht kunnen zijn: het goede idee gehad, maar te vroeg begonnen. Het is natuurlijk ook mogelijk dat het helemaal nooit wat wordt, dat literatuur zich om wat voor reden dan ook alleen maar lineair laat lezen. Hoe dan ook lijkt me dat het leesbaar houden van de digitale experimenten niet alleen aan de dichter moet worden overgelaten. Literatuurmuseum.nl, sla uw slag!
Wouter van der Land zegt
Marc vO schreef: ‘Ik kan geen Nederlands meesterwerk van de afgelopen decennia [bedenken] dat níét zou kunnen worden gedrukt.’
Je zal als fonoloog toch het werk van Jaap Blonk kennen? Verder moet je denk ik het begrip ‘meesterwerk’ loslaten als het gaat om digitale poëzie. Bij computer generated is de software samen met de gebruiker de maker van een gedicht (of 10.000). Wie wil er dan nog spreken van meesters? Dat is zelfs nog een begrip uit de gildetijd…
Over de stand van zaken: ik denk dat er binnen vijf jaar een computergedicht de Turing-wedstrijd (voor drukbare gedichten) kan winnen.
Marc van Oostendorp zegt
Je slaat in je reactie een paar andere paden in, maar je hebt wel gelijk, natuurlijk.
Jaap Blonk heb ik ooit geïnterviewd, en zijn werk is natuurlijk strikt genomen niet afdrukbaar, maar het is ook ongeveer het omgekeerde van digitaal: het is puur lineair en eigenlijk is fysieke aanwezigheid cruciaal.
Over die Turing-wedstrijd durf ik wel een weddenschap aan te gaan, het lijkt mij sterk dat een computer die wint. Maar geheel door een computer geschreven gedichten zijn hoe dan ook weer iets totaal anders. Dan blijven de gedichten over die de computer maakt met input van de gebruiker (of anderen) – gedichten die zich aanpassen aan de omgeving. Dat lijkt me een interessant idee, maar of het de literatuurgeschiedenis gaat halen, valt natuurlijk nog te bezien.