Gertrud Cornelissen, ‘Maar als je erover nadenkt…’ Een jaar literatuuronderwijs in groepen 7 en 8 van de basisschool | Dinsdag 31 mei 2016, 9.45 uur | Aula, hoofdgebouw VU | Promotoren: Dick Schram en Maarten Dolk
Leerlingen uit de bovenbouw van de basisschool die met elkaar in gesprek gaan over boeken die ze allemaal gelezen hebben, ontwikkelen zich in het verwoorden van hun belevingen, interpretaties en beoordelingen. Dit blijkt uit het promotieonderzoek van Gertrud Cornelissen waarvoor zij een onderwijsleertraject ontwikkelde waarin kinderen uit groep 7 en 8 van de basisschool literaire gesprekken met elkaar voerden over eenzelfde boek. Door het verwoorden van hun leesbeleving groeien jonge lezers sterk in het beargumenteren van hun interpretaties maar ook in het verwoorden van hun beoordelingen. Opvallend was dat jongens en meisjes hierin een vergelijkbare ontwikkeling doormaken.
Eerst lezen en beleven, dan beoordelen
Een belangrijke bevinding van Cornelissen is dat leerlingen in het beargumenteren van hun belevingen het gedrag van de personages gaan interpreteren. Cornelissen: “Je moet beleving dus zien als basis voor de ontwikkeling van interpretatie en beoordeling. Zowel in beleving, interpretatie als in beoordelingen kunnen leerlingen zich ontwikkelen van benoemen naar het verwoorden van argumentaties.” Tijdens het leertraject waarin leerlingen in een jaar tijd vier boeken lazen, gingen zij steeds meer verschillende soorten vragen stellen. Hierdoor kon de leerkracht naar de achtergrond verdwijnen. Bij het vierde boek waren de leerlingen in staat om geheel zelfstandig in een leesclub een zelfgekozen boek met elkaar te bespreken.
Lezen bevordert het ontwikkelen van kritische reflectie
Literair competente leerlingen uit het basisonderwijs kunnen hun belevingen, interpretaties en beoordelingen goed beargumenteren. Tijdens het lezen thuis, schreven de leerlingen korte opmerkingen bij boeiende fragmenten of ze stelden vragen over fragmenten die ze vreemd vonden. Deze post-it-opmerkingen werden in de klas met elkaar besproken. Cornelissen: “De ervaring dat het boeiend is om leesbelevingen met elkaar uit te wisselen, vormt de basis voor het construeren van betekenissen.” Omdat alle leerlingen hetzelfde boek lazen, konden zowel zwakkere als sterkere lezers met elkaar in gesprek komen en hierdoor een ontwikkeling doormaken in hun literaire competentie.
Meer informatie over het proefschrift vind je hier.
Laat een reactie achter