Door Marcel Plaatsman
Een kwart miljoen dialectzinnetjes staat online. Dat las ik gisteren op Neerlandistiek.nl en meteen plaatste ik daar een enthousiaste reactie op. Ook op Twitter liet ik me niet onbetuigd. Met de juiste apparatuur waren deze reacties als juichkreten te detecteren geweest. Wie over die apparatuur beschikt moet dan toch even vreemd opgekeken hebben, want zo vanzelfsprekend is dat toch niet, gejuich om dialectzinnetjes van vele decennia geleden. Maar voor mij bleken ze echt een uitkomst.
De universiteitsbibliotheek online
Had ik die zinnetjes dan nooit eerder gezien? Dat toch wel. Ik ben natuurlijk ook wel eens door universiteitsbibliotheken gescharreld en daar vond ik wel meer moois, want over dialect is veel gepubliceerd en vaak is het moeilijk ergens anders nog te vinden dan in universiteitsbibliotheken of bij het Meertens Instituut. Daar hoort die kennis ook thuis, natuurlijk, want dáár wordt er in de eerste plaats onderzoek gedaan. Maar alleen daar?
Lang niet iedereen met de interesse in dialect zit op de universiteit, en wie er wel gezeten heeft komt er in het dagelijkse, werkende leven niet heel vaak meer terug. Zo zijn heel wat geïnteresseerden, die misschien zelfs wel ‘ns ’n boekje of een artikel over hun dialect hadden willen schrijven, door carrière en hun hypotheek van die bibliotheken vandaan gehaald. Gelukkig is er nu het internet. Het internet is de nieuwe universiteitsstad, met kroegen en boekwinkels en dus die goeie ouwe universiteitsbibliotheek, gewoon online. Dat is het nieuws van gisteren in andere woorden: de online universiteitsbibliotheek heeft een verzameling van 25 miljoen dialectzinnen aangekocht. Hoera!
Die zinnetjes staan niet op zichzelf. Er was al de dbnl, de Digitale Bibiotheek voor de Nederlandse Letteren, waar ook veel wetenschappelijk materiaal op terug te vinden is, van woordenboeken tot studies, en ook het Meertens Instituut heeft al veel van z’n archieven digitaal beschikbaar gemaakt. Het is eigenlijk heel goed toeven in de online studentenstad. Bronnen te over. En dan hebben we ook nog, maar dat wist u al, Neerlandistiek.nl. Eigenlijk zouden we iedere dag moeten juichen.
Onderzoek naar dialect
Zelf gebruik ik al deze bronnen om, tussen het gewone werk door, onderzoekjes te doen naar het dialect van mijn familie, het Tessels. Ik doe dat omdat ik daar aardigheid in heb, omdat ik graag wil dat deze verdwijnende taal beschreven raakt – ik doe het dus vrijwillig, uit oprechte belangstelling. Voor mijn onderzoek is het natuurlijk geweldig dat ik de relevante artikelen terug kan lezen in de dbnl, dat ik transcripties kan vinden op de site van het Meertens Instituut, dat ik, sinds gisteren, zinnen kan bekijken in het Tessels en in verwante dialecten die destijds ook zijn onderzocht.
Er zijn meer dialecten dan het Tessels en er zijn meer mensen zoals ik. Soms kom ik die tegen op Wikipedia, waar ze artikelen aanmaken over hun eigen dialect, of dat van hun eigen familie. Daar stuiten ze dan soms ook op verzet, want „eigen onderzoek” hoort op Wikipedia niet thuis, dat staat daar in de huisregels en dat is ook best begrijpelijk. Hopelijk weten deze thuisdialectologen net als ik de weg naar de online universiteitsbibliotheek inmiddels goed te vinden en doen ze er hun voordeel mee.
Thuisdialectologie in de praktijk
Natuurlijk zitten er nog best wat haken en ogen aan thuisdialectologie. Wie de passie heeft om dit werk vrijwillig te doen moet zich hoeden voor sentiment. Vaak willen de thuisdialectologen hun dialect zo graag en zo dringend beschrijven omdat ze beseffen dat het zieltogend is. Een prima motivatie vind ik dat, ik ben er zelf ook vatbaar voor, maar het risico van die betrokkenheid is dat het beeld vertroebeld raakt. Thuisdialectologie verzandt soms in romantiek, het dialect wordt mooier gemaakt dan het is. Dat is natuurlijk geen wetenschappelijke manier van werken. Het is belangrijk om scherp te blijven, en redelijk.
Maar wie houdt wie scherp? Is er een publiek? Dat is de andere moeilijkheid. Ik zie het toch niet heel gauw gebeuren dat de thuisdialectologen tot de vakbladen doordringen. Gelukkig is ook daar een online surrogaat voor: op Academia.edu kunnen dialectologen en andere wetenschappers hun werk eenvoudig online publiceren, maar dit podium biedt ook de mogelijkheid voor overleg. Daarnaast is ook Academia.edu natuurlijk weer een bibliotheekje op zich, met veel mooi materiaal voor wie onderzoek wil doen.
Aanmoediging
In ieder geval is de thuisdialectologie nu uit de schaduw getreden: over deze nieuwe vorm van wetenschap leest u nu al op Neerlandistiek.nl en wie weet later ook ergens anders. Het Meertens Instituut is op zijn beurt heel benieuwd naar wat er door mensen thuis onderzocht wordt. Het is mogelijk dat er heel wat van dergelijk onderzoek „op de plank” ligt en dat onderzoek zou het Meertens Instituut dan graag aan z’n collectie toevoegen. Zo breidt de bibliotheek alleen maar meer uit…
Mient Adema zegt
Het interessante hiervan vind ik dat de wereld van de thuisblijvers en die van de beroeps (wat natuurlijk niet altijd een tegenstelling hoeft te zijn) elkaar kunnen kruisbestuiven.
Zo’n ontdekking van een thuisblijver op het gebied van dialecten (en van taalkundige weetjes in het algemeen) valt bij afgestudeerden veelal in een netwerk van kennis en kan (misschien wel ongewild) tot een openbaring leiden die de theorie wat op haar kop zet. Het zal niet vaak gebeuren, maar in theorie is die optie door het online komen van dit soort informatie een mogelijkheid. Men ziet uit naar de bijdragen van amateurs, begrijpelijk.
En omgekeerd zal zich weleens het verschijnsel voordoen dat de wetenschappelijke diepgang de thuisblijver doet verzuchten “manman, waar haal je dit geduld vandaan?”
Ik lees dat spul altijd met een mengeling van nieuwsgierigheid, afgunst, gebrek aan discipline en gezapig luiheidsverlangen. U raadt dus wel tot welke wereld ik behoor.