Door Willem Kuiper
Wat dát betreft, leven wij in een gelukkige tijd. Wie weet welke toeren je 30 jaar geleden had moet uithalen om een exemplaar van de druk van Anthoine Vérard van Galien Rethore op tafel, in handen en onder ogen te krijgen. Nu volstond het de website Gallica te bezoeken. Als je daar als zoekterm “Galien Rethore nouvellement imprimé” invoert dan vind je niet alleen de gezochte druk van Anthoine Vérard, Parijs 1500, maar ook een jongere druk van Nicolas Bonfons, Parijs z.j. Te jong om door de Nederlandse vertaler gebruikt te kunnen zijn, maar wel zo handig als je twijfelt over een dubieuze lezing.
Om u te laten zien wat de Nederlandse vertaler op zijn schrijftafel had liggen, geef ik u de bladzijde van de druk van Vérard, Parijs 1500, die overeenkomt met het begin van de Nederlandse vertaling, afgebeeld op de foto’s in de veilingcatalogus:
Als je een vertaling met het mogelijke origineel vergelijkt, kun je het best beginnen met de structuur: Komen de hoofdstukken in de Nederlandse vertaling overeen met die in de Franse brontekst? Als dat zo is dan kan dat nooit het gevolg van toeval zijn. Welnu, dat is hier wél en niet het geval. Zie hier de Nederlandse vertaling (mijn editie, WK) van wat in de Franse brontekst van Vérard het begin van het dertiende hoofdstuk is. De Franse en Nederlandse titels stonden op de vorige bladzijde:
[?av] Na dat de alvinnen de moedere ende hair kint te Gode bevolen hadden, sijn si van daer ghescheyden, ende Jaqueline ontboot secretelicken haerder moeder de coninghinne dat si gheleghen was van eenen sone, den schoonsten die noyt man sach. Als die moeder hoorde dat haer dochter van eenen sone gheleghen was, verblide si des, nochtans met droever hertten suchtende om haer dochter, die Olivier ghelaten hadde, met droeven moede, segghende: “Och heere Olivier, als ghi hier waert, behaechde ghi mi soe wel dat ick ter lyefden van u, al en soudy nemmermeer wederom comen, niet [?bv] laten en sal op te doen voeden uwen sone, wien dat lief oft leet es. Mijn here de coninck heft uwe lief veryaecht ten spijte van u. Maer al hadde hijt hondertfout ghesworen, si sal nochtan van den mynen hebben soe vele als haer belyeft, want ghelt ende goet sal ick haer gheven soe vele als si mach verteren!”
Daerna ontboot de coninghinne den bisscop Herman dathi haesteliken gain soude kersten doen dat kint ende noement Galien, ghelijck de moeder ontboden hadde dat hem die alvinnen den naem ghegheven hadden.
[?ra] Hoe de coninghinne hair dochtere Jaqueline besocht in haer kinderbedde.
Terstont als dat kint kersten ghedaen was, hebben si Jaquelinen ghedraghen int huys vander vrouwen, daer si ghelogeert was. Ende haer moedere die coninghinne sende haer een costelijck bedde, scoon oorcussens, rijckelike gairdinen, tapiten, gouden ende ziden beddecleeren, gout ende silvere ghenoech ende vier joeffrouwen om haer te dienen.
Op den derden dach quam de coninghinne dair spaceren om haer te vysiteren ende vrolijck te maken, daer sy onderlinghe menich vriendelijck woert seere mynlijcken tot malckanderen sprekende waren, ende ten lesten sprack de coninghinne [?rb] tot haer, segghende: “Als ghy uut u kinderbedde sijt, sal ick u senden ghelt ende goets ghenoech ende thien eelmans te peerde die u ende u kint vouren sellen tot minen broeder, den graef van Damas, die u ende u kint seer liefliken onderhouden sal, want blijfdi hier, so en suldy nemmermeer onghemolesteert wesen na dien ghy van uwen vader ghehaet sijt ende van u broeders oock, die u ende u kint ter doot souden moghen bringhen.”
De Nederlandse vertaler heeft het hoofdstuk opgesplitst door van een paragraaf een (nieuw) hoofdstuk te maken: “Hoe de coninghinne hair dochtere Jaqueline besocht in haer kinderbedde.” Maar verder wordt de structuur van het origineel 1 op 1 gevolgd. Als u deze link volgt dan kunt u zien dat de houtsneden in de Nederlandse Galien Rethore niets te maken hebben met die in de Franse druk. Wat er verder over de Nederlandse houtsneden te vertellen valt, laat ik aan Ina Kok over. Maar zij zullen door een Antwerpse [?] houtgraveur speciaal voor deze druk roman gesneden zijn.
Hoe de vertaler met zijn brontekst omging is op basis van twee fragmenten moeilijk te zeggen, maar ik heb fragment 1 en fragment 2 synoptisch geëditeerd en dat laat twee voorlopige conclusies toe:
- De vertaling is licht bekortend en vereenvoudigend. Dat is heel lang het normale procede geweest. Geestelijke teksten werden woordelijk vertaald. Voor wereldlijke teksten golden ad hoc criteria.
- De vertaling is selectief. De vertaler vertaalt niet alles en niet zoals het in de brontekst staat. Dat kan om redenen van bekorting zijn. Dat kan ook om inhoudelijke redenen zijn. Neem nu de uitspraak van de moeder van Jaqueline: “Taisez vous fille il nest pas mestier que les hommes sachent tout ce que leur femmes font / grumele et en parle qui vouldra /”. Zo’n uitspraak schreeuwt erom verzwegen te worden door een Nederlandse vertaler.
Of die vertaler een Antwerpenaar was, weet ik niet meer zo zeker. De tekst bevat enkele dialectvormen die met behulp van de CD-ROM Middelnederlands eerder in de richting van Gent lijken te wijzen. Maar ik heb een veel groter corpus nodig om daar meer van te kunnen zeggen. Hoe dan ook, de vertaler kón schrijven en leest heel prettig.
Het is te hopen dat de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience deze, voor de middeleeuwse ‘Karel-epiek’ zo representatieve roman, snel digitaliseert en on-line zet. Elke dag dat ik moet wachten is mij één dag te veel.
Laat een reactie achter