Door Marc van Oostendorp
Nu er gisteren een rapport is uitgelekt waarin een commissie van wijze heren bevestigt wat er vorig jaar al naar buiten was gekomen – er zijn grote problemen bij de Taalunie, er is vooral in 2015 van alles fout gegaan, het kan zo echt niet verder –, wordt het tijd om ons te bezinnen.
NRC Handelsblad, de krant die het nieuws bracht, waarschuwde gisteren al in een hoofdartikel dat we de Taalunie niet ‘moeten laten stikken’ en het bestuur van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek deed op onze website een soortgelijke oproep.
En jawel, ook ik ben er de afgelopen anderhalf jaar van overtuigd geraakt dat we het Taalunieverdrag niet moet opzeggen. Daarvoor is het nu al enkele decennia voortdurende experiment – twee landen die op één beleidsterrein volledig samenwerken – te interessant. Daarvoor is het doel – over alle culturele grenzen als Nederland en Vlaanderen samenwerken om ervoor te zorgen dat er gebeurt wat er moet gebeuren om een taalcultuur en een letterkundige cultuur in stand te houden – te belangrijk.
Crisis
We moeten er dus alles aan doen (nou ja) om ervoor te zorgen dat de Taalunie blijft bestaan.
Er moet wel van alles veranderen. Daarover is iedereen het eens, al is niet iedereen het eens over wat er precies anders moet. De NRC lijkt te denken dat de huidige Algemeen Secretaris slechts ‘voor de troepen uit’ loopt. Iedereen die ik daarover gisterenavond sprak vindt dat een onderschatting van het probleem; daarvoor is er juist te weinig echte vernieuwing gekomen. Bezuinigingen zijn geen vernieuwing, en van de communicatie een enorme puinhoop maken is niet voor de troepen uitlopen. Aan het beleid liggen te weinig echte idealen aan ten grondslag, te weinig échte visie.
Maar dat de Taalunie vanaf de grond moet worden heropgebouwd, betekent niet dat ze weg moet. Laten we de huidige crisis gebruiken om de Taalunie opnieuw uit te vinden. We moeten streven naar een perfectere Taalunie. De komende weken wil ik hier af en toe mijn gedachten op een rijtje zetten over wat de Taalunie zou kunnen en moeten zijn – volgens mij. (Als jullie ook ideeën hebben: onze digitale kolommen staan open.)
Buurvrouw
Ik ben er namelijk van overtuigd dat het grootste probleem van de Taalunie de onverschilligheid is, de achteloosheid over taal- en letterenbeleid, vooral (maar niet exclusief) van Nederlandse kant. Politici maakt het eigenlijk niet uit wat er met de taal en de letteren gebeurt, of ze weten niet dat er ook beleid nodig is om een en ander te laten reilen en zeilen.
Die politieke onverschilligheid komt natuurlijk op zijn beurt weer voort uit het feit dat geen neerlandicus er voldoende op wijst hoe belangrijk taal en literatuur zijn, wat voor een mooie, wat voor een grote idealen je kunt hebben op dit gebied. Dat we een wereld willen waarin heel veel talen gesproken worden en dat kunnen bereiken door aandacht te blijven vragen voor de taal die de onze is. Dat we een wereld willen waarin schrijvers die het Nederlands kiezen waardig worden beloond en bekroond. Dat we in onze nog altijd zo welvarende samenlevingen wat geld willen investeren om ervoor te zorgen dat mensen die de taal op een wat andere manier willen gebruiken dan door met de buurvrouw te praten daar de middelen voor kunnen vinden en dat de mensen die haar willen leren daartoe in staat worden gesteld.
nico schonewille zegt
De Taalunie moet blijven!