President Tsaar op Obama Beach op de voet gevolgd (28/60)
Door Marc van Oostendorp
Deze zomer publiceren nrc.next en NRC Handelsblad de roman President Tsaar op Obama Beach van A.F.Th. van der Heijden als feuilleton. De afleveringen verschijnen ’s ochtends <op de website van de krant>. In de loop van de dag blog ik een bespreking. Vandaag: aflevering 28. <blendle>
Een van de interessantste ontwikkelingen in de taalwetenschap van de afgelopen vijftig jaar is ongetwijfeld de ontwikkeling van het inzicht dat taal de wereld verandert – in een deeldiscipline die pragmatiek heet. Iedere zin die je zegt, verandert de wereld een klein beetje. Wanneer ik bijvoorbeeld zeg:
Ik bied mijn verontschuldigingen aan. (1)
Dan heb ik de wereld daarmee een klein beetje mooier gemaakt. Ik heb jou namelijk onrecht aangedaan, maar het gevoel daarover hoeft niet meer zo te knagen. Tegelijkertijd heb ik daarmee trouwens mogelijk jou een beetje van het recht afgeknabbeld om nog boos op mij te zijn. Het zijn kleine veranderingen in de wereld, maar ze zijn tegelijkertijd heel wat voor een paar minimale bewegingen met tong en lippen.
Slapen
In zin 1 maak je een en ander nog expliciet door de uitdrukking mijn verontschuldigingen aanbieden te gebruiken, maar je kunt hetzelfde onder de juiste omstandighedenook bereiken door een eenvoudige beschrijving te geven van je gemoedstoestand (zin 2) of de wereld (zin 3).
Ik voel me slecht. (2)
Ik slaap al maanden slecht. (3)
En in zekere zin heeft iedere zin in een normale conversatie, volgens de pragmatiek, zo’n functie. Ook als ik zeg ‘de zon schijnt’, verander ik daarmee de wereld, omdat ik ervoor heb gedeeld dat we deze informatie delen. Dit alles heet de theorie van taalhandelingen, omdat, nu ja, iedere taaluiting wordt gezien als iets waarmee je ingrijpt in de wereld, een handeling.
Fractuur
De vraag is nu, hoe moeten we in dit kader fictie begrijpen? Daarnaar is nog niet zoveel onderzoek gedaan, en zeker niet in Nederland.
Je kunt die vraag op twee manieren begrijpen. Je kunt je bijvoorbeeld afvragen wat er allemaal gebeurt in gesprekjes zoals die worden beschreven in de aflevering van vandaag; dat is trouwens nog behoorlijk ingewikkeld omdat er in het ene gesprek (Natan en de cameraploeg) verslag wordt gedaan van een ander gesprek (tussen de commandant en de ‘fractuur’ van ‘Democracy Light’).
York
Dat bestuderen van dialoogjes in fictie alsof het gewone dialoogjes zijn is al wel gedaan. Ingewikkelder en interessanter is nog de vraag wat voor taalhandeling een roman zélf is. Hoe is de wereld veranderd door het verschijnen van President Tsaar op Obama Beach?
Het enige werk dat ik ken dat uitgebreider op deze vraag ingaat is dat van de filosoof Greg Currie van de Universiteit van York, die een uitgebreide en precieze theorie heeft opgesteld van wat een roman of verhaal kan betekenen als taalhandeling. (Ik vermoed dat een reden waarom dit werk weinig aansluiting heeft gevonden bij Nederlandse en Vlaamse letterkundigen, is dat het deel uitmaakt van de traditie van de Angelsaksische analytische filosofie, en daar zijn letterkundigen meestal niet dol op.)
Aanschuren
Huiselijk gezegd beweert Currie dat de schrijver met een verhaal de wereld uitbreidt met een fictioneel gedeelte. Als dat wil werken, moeten daarvoor allerlei signalen worden gegeven, namelijk dat het hier fictie betreft (er zitten evident verzonnen elementen in het verhaal, het boek wordt voorafgegaan door een mededeling over iedere overeenkomst met bestaande personen, de auteur geeft in allerlei interviews hoog op over zijn fantasie).
Er ontstaat natuurlijk een probleem – een als ik het goed zie door Currie nauwelijks besproken probleem – als die fictieve wereld zo overduidelijk aanschuurt tegen wat ik nu voor het gemak maar even ‘de reële’ noem.
Lading
Er spreekt uit het verhaal tot nu toe een duidelijke politieke boodschap: de Russen hebben het gedaan en moeten daarvoor gestraft worden. Natan zegt het expliciet: ‘Als de gruwel echt zo onbevattelijk is als al die politici roepen, en dat is het… stel er dan de gruwel van een totale boycot tegenover. ‘ Maar, veel belangrijker nog (want de schrijver hoeft zich niet met Natan te identificeren), het blijkt ook uit wat er gebeurt. Het is allemaal de schuld van de Seps en daarom van de Russen.
De vraag is dan: wat is er nu precies de schuld van de Russen? Het neerhalen van de MX17? Of ook dat van de MH17? Het is duidelijk dat het stellen van het eerste een heel andere lading heeft dan het stellen van het tweede.
Propaganda
Interessant hierbij is dat op de website van de krant onder iedere aflevering van het feuilleton wordt vermeld ‘voor zijn feuilleton documenteerde Van der Heijden zich uitgebreid over de ramp met vlucht MH17 op 17 juli 2014’. Dat is dus precies het omgekeerde soort signaal dat Currie bedoelt: een signaal dat de schrijver vindt dat hij weet waar hij het over heeft, in de echte wereld.
Tegelijkertijd is al gebleken dat de schrijver die werkelijkheid in zijn verhaal manipuleert: er heeft in augustus 2014 geen aanslag plaatsgevonden op een rockcafé in Charkov, dat was pas in november. Geconfronteerd met President Tsaar zou Vladimir Poetin dus kunnen zeggen dat het allemaal fantasie is, propaganda.
Delen
Hoe zit dat nu? Ik denk dat het nuttig is om de theorie over taaldaden nog een cruciale component toe te voegen, een die in allerlei taalkundig werk (bijvoorbeeld geïnspireerd door Michael Tomasello) de laatste jaren sterker in de belangstelling is komen te staan.
Als ik zeg ‘het regent’ verander ik niet (alleen) de wereld doordat ik een stukje informatie aan jouw geest toevoeg, maar (vooral) doordat ik er nu voor zorg dat we allebei weten dat het regent en dat onze aandacht op dat feit gericht is. Je moet de mensen niet de kost geven die tegen elkaar zeggen dat het regent terwijl ze dat allebei vermoedelijk allang weten – doornat staan ze bij de bushalte. Het gaat om het delen van die informatie, zodat je er samen naar kunt kijken, zodat je er samen over kunt praten.
DX70
Het is precies dat aspect dat volgens mij van belang is bij dit soort vermengingen van politieke actualiteit en fictie. In een verhaal als President Tsaar reikt de schrijver ons een scene aan waarvan de lezer weet dat hij iets te maken heeft met het werkelijke leven (als je de overeenkomst zelf al niet ziet word je er in het bijschrift iedere dag op gewezen). De schrijver creëert daardoor een gemeenschappelijke ruimte waarin we weten waar we het over hebben en onze gemeenschappelijke aandacht kunnen richten op allerlei ideeën die je over deze situatie (gezien op deze manier) kunt hebben. Het idee van een totale boycot bijvoorbeeld; en de gedachte dat zo’n idee misschien alleen ingegeven kan worden door razernij over de moord op je ouders.
Extra interessant daarbij is dat in de aflevering van vandaag de fictionalisering grotendeels wordt gedaan door de personages. Het is de geluidsman die fractieleiders fracturen noemt, en een bepaalde politieke partij Democracy Light. Het wordt dus in het midden gelaten hoe die partij ‘in het echt’ heet in de romanwereld: D66? Of bijvoorbeeld DX70?
De A-index van vandaag is 7,30 (gemiddeld)
De algehele A-index komt daarmee op 8,01 (stabiel)
Wouter van der Land zegt
Het is denk ik verwarrend om van een ‘romanwereld’ te spreken. Het is eerder een projectie van wat we weten van de werkelijkheid op de informatie in de roman, onder het voorbehoud dat de schrijver die informatie een bladzijde later kan doorhalen of wijzigen. Of politieke partijen namen hebben is jouw projectie als lezer, maar is onbepaald in de roman. Bij romans als deze spelen schrijvers een spelletje met de fictie zelf. Door van de actualiteit sommige onderdelen aan te passen, maar andere niet worden we ons bewust van de projectie. Zo kun je je niet goed in het verhaal verliezen en komt die focus op het “what if”.
Marc van Oostendorp zegt
Je hebt gelijk. Die term is verwarrend. Een roman is een soort addendum aan de wereld, een soort parasiet die zonder die wereld niet kan bestaan. Je voorbeeld van de naam van politieke partijen is een goed punt; strikt genomen hoeft die partij helemaal geen echte naam te hebben. Maar ik denk tegelijkertijd dat je mag aannemen dat die partijen wél een naam hebben, tenzij de schrijver daar later een punt van maakt. Dat volgt denk ik uit de conversationele maximen van Grice (zo’n beetje de basis van de pragmatische analyse), en die lijken me hier van toepassing: als iets relevant is, moet je het zeggen. In dit geval geldt: als de romanwereld (sorry) opvallend anders dan de omringende werkelijke, verwacht je dat de schrijver dat vertelt.
Alleen over je laatste punt twijfel ik. Het onderhavige verhaal is heel overduidelijk ‘bedacht’ en geeft daar allerlei signalen over af, maar tegelijkertijd weet ik niet of het de bedoeling is dat de focus komt te liggen op het ‘what if’; daarvoor ligt uitgerekend hetgene dat gebeurt in grote lijnen juist weer te dichtbij de gebeurtenissen van zomer 2014. En, zoals ik in het stukje zeg, er worden juist duidelijke signalen afgegeven dat de ‘grote gebeurtenissen’ goed gedocumenteerd zijn. We hebben hier dus overduidelijk verzonnen personages die verkeren in een situatie die vrijwel precies waar is (of pretendeert dat te zijn). ‘What if’ lijkt me eerder wanneer je bestaande personages verplaatst in een bedachte situatie, het omgekeerde dus.