Door Willem Kuiper
Hoeveel lezers dat inmiddels zijn, weet ik niet, evenmin of die lezers de moeite nemen de Nederlandse Palmerijn met de Franse Palmerin te vergelijken. Dat is vaker dan u denkt de moeite waard. Neem nu het hoofdstuk dat ik vandaag on-line gezet heb. Wat onze vertaler daarin uitgehaald heeft om het verhaal nóg dramatischer en nóg spectaculairder te maken dan het al is, kan moeilijk ‘vertalen’ genoemd worden.
Over de identiteit van de Palmerijn-vertaler tast ik nog altijd in het duister, maar er zijn aanwijzingen. De eerste is dat de man een creatief schrijver was. Hij durft in te grijpen in het verhaal, zo verandert hij soms de volgorde van de gebeurtenissen, en dat doe je niet als je zélf geen verhaal kunt vertellen. Waar hij ingreep om in te korten (abbreviatio) of uit te breiden (amplificatio) wordt de tekst er in de regel niet slechter op. In hoofdstuk 73 schrijft hij een eigen liedtekst, waarover ik u binnenkort meer hoop te kunnen vertellen als ik (eindelijk) antwoord van het Meertens Instituut KNAW gekregen heb. Ik vermoed op basis van eerdere toevoegingen dat de vertaler enige of de nodige theatrale ervaring had. Zo vervangt hij in dit hoofdstuk 84 een bal dat georganiseerd wordt door de emir Alfaran:
Sur ces termes suruint Alfaran, qui fit commencer le bal : parquoy contrains de laisser leurs propoz, se mirent à danser tant que l’Amiral leur dist, que le souper se gastoit : et y fussent encores, aussi bien qu’Oger le Dannois en Færie, sans cest auertissement.
door een wandeling in de tuin gevolgd door een reeks muziek- en toneelvoorstellingen:
Ende hier met quam Alfaran, die heur allegader leyden in eenen seer gheneuchelicken lusthof, alwaerse ontrent een ure ginghen wanderen ende vele amoureuse discoursen deden op de schoonheyt vande bloemen ende andere singuliere vruchten, ende keerden daer nae wederomme int paleys, alwaerse veele soet ende welluydende musijckstucken hoorden, oock veele droevighe tragedien ende vermaeckelicke comedien spelen saghen.
Ook moet de auteur / vertaler een klassieke opleiding genoten hebben, want los van zijn brontekst voegt hij de nodige Griekse en Romeinse mythologie toe aan zijn tekst. Of dit van eigen vinding is? Als de roman na enkele tientallen hoofdstukken op gang gekomen is, zie je dit ook in het Frans gebeuren. Ik ben er bijna zeker van dat onze vertaler niet zoals een ‘normale’ vertaler met woord 1 in zin 1 op pagina 1 begonnen is, maar dat hij het boek al gelezen had voordat hij het ging vertalen. Zijn Neolatijnse [?] bronnen zijn mij, middeleeuwer, niet altijd even duidelijk. Maar het omgekeerde zie je bij de vertaler. Die kent zijn Middeleeuwen niet. Zo laat hij hier de middeleeuwse held Oger le Dannois (Ogier van Denemerken) onvertaald en eerder in capittel 50 liet hij Gauvain (Walewein) en Lancelot onvertaald.
Na die muziek- en toneelvoorstellingen gaat het gezelschap aan tafel, waarbij de koningin van Tharsen als gastvrouw optreedt. Deze koningin zijn wij eerder in de roman tegengekomen in de hoofdstukken 71 en volgende, waar zij aan de lezer werd voorgesteld als een “jonge weduwe […], excellent onder alle de schoone Orientaelsche joncvrouwen ende rijck als een yegelijck mach bekennen by den naem van haer conincrijck”. Zij had haar oog laten vallen op de jonge prins Mavorix en hem naar haar hof gelokt met geld en goederen in de hoop dat hij bij het aanschouwen van zoveel pracht en praal haar ten huwelijk zou vragen. Maar als zij hem ziet, is hij nóg mooier dan zij wist van horen zeggen, waarna zij zo ongecontroleerd verliefd op hem wordt dat zij zich aanbiedt in plaats van zich te laten vragen. Prins Mavorix is de beroerdste niet en bevredigt beleefd haar erotische behoeften, zonder echter een belofte van trouw af te leggen. Daarna wordt hij teruggeroepen door zijn vader en uitgehuwlijkt aan een vrouw die zijn vader voor hem heeft uitgekozen. De koningin van Tharsen is hierover zo verbolgen dat zij een kostbare kroon laat betoveren en die als huwelijksgeschenk naar prins Mavorix stuurt. Mavorix is zo onnozel om hem op zijn hoofd te zetten, en vanaf dat moment slaan de vlammen uit zijn schedel. En de kroon kan alleen maar van zijn hoofd genomen worden door een absoluut trouwe minnaar. Die blijkt onvindbaar in de Levant, waarna Palmerijn in zijn vermomming als Stomme Ridder uit medelijden aanbiedt een poging te wagen, en slaagt. Als de koningin van Tharsen dit hoort, is zij gefixeerd op Palmerijn. Eerst stuurt zij hem een helm, waarmee hij een tweekamp als overwinnaar beslecht. En als zij hoort dat hij bij haar in de buurt strijd geleverd heeft en in het paleis van haar emir Alfaran uitrust van zijn inspanningen, dan begeeft zij zich spoorslags op weg om hem daar te ontmoeten.
In het paleis van de emir gedraagt zij zich nóg verliefder dan Dido deed tegenover Aeneas:
Car onques Dido ne fut si affectueuse auditrice d’Aeneas racontant les ruïnes Troyennes, que la Royne de Tharse estoit arresté au regard de Palmerin, auquel son cueur, de flamme et ardeur secrete, se consommoit, et amolissoit comme la cire deuant le feu.
Wat de vertaler voor de verandering keurig weergeeft als:
Maer geen dinck en conde de coninginne so wel vermaken als de presentie van Palmerijn, want Dido en was noyt soo begeerlicke toehoordersse van Enea int vertellen vande ruineringhe van Troyen als de coninginne affectueus int aenschouwen van Palmerijn, ’t welck sy so lange met een lieffelijck lachent gesichte volherde tot dat den admirael heur quam bootschappen dat so verre sy de frischeyt vande delicate spijse des avontmaels wilden ghenieten, heur aenstondt van nooden was aende tafelen te gaen sitten.
Die vergelijking met Dido en Eneas is amplificatio van de Franse vertaler Jean Maugin, “dit le (petit) Angevin”, want hij ontbreekt in het Spaans. Met dank aan UBA UvA collega Tineke Groot, die mij niet alleen haar exemplaar van Palmerín de Oliva heeft uitgeleend, maar ook voor mij en u de bewuste passage in het Nederlands vertaald heeft:
En op dat moment kwam Alí Farán en werden de tafels gedekt en gingen zij zitten om te eten; en daarna waren zij de hele dag aan het feesten tot aan de avond. En de Koningin voelde zich steeds aangenamer naarmate zij meer naar Palmerín keek. En toen het tijd was, werden de tafels voor het diner gedekt, en bedienden de hofdames van de Koningin Palmerín en Olorique, en een van hen had de taak om hen te drinken te geven en zij gaf aan hen beiden (van) een wijn te drinken die samengesteld was van vele dingen, en het leek hen de beste wijn van de wereld en zij dronken het met smaak.
In het Frans van Jean Maugin lezen wij over deze wijn:
Si s’assirent au banquet Palmerin et Olorique d’vn costé, et la Royne de l’autre, et les seruirent d’Eschançons deux Damoyselles, qui auoient la commission de bailler à l’vn le breuuage soporifere et dangereux, et à l’autre l’amoureux et delicat : toutesfois tel, qu’à la fin il faisoit perdre toute cognoissance.
Problematisch is wie “l’vn” en wie “l’autre” is. Zelf houd ik het op Palmerin als ‘de een’ en de koningin als ‘de ander’, maar mogelijk heeft de Nederlandse vertaler dit anders geïnterpreteerd. Dat de drank voor Palmerin “soporifere” (slaapverwekkend) is, begrijp ik, maar waarom ook “dangereux” (gevaarlijk)? Omdat hij zijn bewustzijn erdoor zal verliezen en een willoos slachtoffer zal worden? En als de ander de koningin is, heeft zij wel een amoureuze en subtiele drank nodig? Zo te lezen ontbreekt het haar allerminst aan beide eigenschappen, en evenmin heeft zij een glas nodig om zich over haar vrouwelijke schaamte heen te zetten. Onze vertaler heeft het over een wijn:
seer delicaet ende smaeckelijck, vermengt met een polver, ’t welc sy vanden voorseyden ridder die Palmerijn den schilt brocht in Assyrien, vercregen hadde, int welck niet alleen de cracht en was van de menschen daer van in nemende ettelicke uren lanck sonder wacker te connen worden te doen slapen, maer daerentusschen ooc seer bequaem maecte om valiantelijck te moghen contenteren ’t hoochste punt vande amoureuse begeerten.
Kennelijk heeft hij zich afgevraagd hoe Palmerijn na het nuttigen van een zo effectieve slaapdrank zijn mannetje heeft kunnen staan op een manier dat de wellustige koningin van Tharsen daarvan geen genoeg kon krijgen totdat de dageraad zich aandiende, en daarom deze toverklap op de vuurpijl bedacht. Want zo gaat het verhaal verder:
Ende de coninginne dede de twee slapende ridders opt bedde draghen ende beval een yeghelijck nae zijn rustplaetse te voeghen, gaende daer na met de twee schenckerssen, die sy alle haer secreet toe betroude, wederom heymelijck inde camer, ende leyde heur by Palmerijn opt bedde, houdende met hem dien nacht alsulcke geneuchelicke propoosten als de gene dencken mogen die den text van heure discoursen meer gelesen hebben.
Waarbij onze vertaler vergeet te vermelden dat eerst Olerike uit het bed getild is door de schenksters en in een naburig vertrek op een ander (soort) bed gelegd is. Eerst het Spaans in de vertaling van Tineke Groot:
En het diner was nog niet afgelopen toen zij beiden door grote slaap werden overmand zozeer dat zij geen kracht meer hadden; en de Koningin liet hen op een zeer rijk bed leggen dat in een kamer stond, en zij nam afscheid van Alí Farán en zijn vrouw en allen die daar aanwezig waren, en zij koos twee van haar hofdames die zij het meest vertrouwde en dezen namen Olorique bij de voeten en legden hem van het bed in een (andere) kamer; hij was in een zodanige staat dat hij niets voelde. En de Koningin kleedde zich uit en ging bij Palmerín liggen en nam hem in haar armen en begon hem naar haar wil te omhelzen. En Palmerín was geheel buiten zinnen (bewustzijn (sentidos)) en toen hij de omhelzingen van de Koningin voelde, wees hij die niet af, maar eerder sliep hij met haar, terwijl hij niet wist wat hij deed. En zo had de Koningin het tot middernacht naar haar zin, vrijelijk met Palmerín neukend; en toen zij zag dat het tijd was, stond zij op en liet Olorique daar terugkeren en ging tevreden naar haar kamer.
Jean Maugin laat de koningin het volgende doen:
Puis fit porter les deux Cheualiers endormiz en vn riche lict : et acompagnée seulement des deux Damoyselles, qui auoient seruy au souper, ausquelles elle se fioit, prindrent le prince Olorique, et le mirent sur vn lict verd, sans qu’il s’esueillast. Les deux aydes sorties, la Royne se coucha toute nuë auec Palmerin, duquel elle abusa à son plaisir. Chose qui ne doit estre estimée fabuleuse, veu qu’assez d’autres sont trebuchées en pareil cas. Ie m’en raporte à Brangien, qui endura et cinq et six courses sur son escu, pour ne manifester l’histoire d’Yseult sa maistresse, et de Tristan. Ainsi fut contentant sa volunté lubrique iusques au poinct du jour, qu’elle fit remettre Olorique, encores tout endormy, en sa place, et se retira dans sa chambre.
U ziet dat Jean Maugin wederom amplificeert. Van het Spaanse “tot middernacht” maakt hij “iusques au poinct du jour” (tot aan het aanbreken van de dag) en ook spreekt hij zijn afkeuring uit over het gedrag van de koningin: “duquel elle abusa à son plaisir” (die zij voor haar plezier misbruikte) en “sa volunté lubrique” (haar geile lusten). Of hij het meent, is een ander verhaal.
Tot hier toe heeft de vertaler het Frans met voor zijn doen betrekkelijk getrouw gevolgd, zij het met weglating van kroongetuige Brangien. De geschiedenis van Tristan en Isolde was Jean Maugin overbekend. Hij heeft het verhaal opnieuw bewerkt in twee verschillende boeken die u in facsimile op Gallica kunt vinden. In plaats daarvan wordt, alsof het zo al niet erg genoeg is, Olerike ook in de orgie betrokken:
Ende hierentusschen en wilden de twee jonckvrouwen die desen soet slaep maeckenden wijn aengedient hadden, de costen van alsucken dranck niet verloren laten gaen terwijlen heur meestersse ’t profijt daer van treckende was, maer droegen Olerike op een ander bedde, alwaerse hem beyde, op dat hy niet verteert en soude worden, den geheelen nacht geselschap hielden, hoewel datter eene ghenoech ware geweest om hem den grouwel te keeren.
Tenzij ik mij gruwelijk vergis is hier sprake van ironie tot de derde macht verheven. Het “verteert”, waarvan Olerike verschoond moet blijven, kan haast op niets anders slaan dan erotische jalouzie omdat zijn boezemvriend Palmerijn wél vrouwelijk gezelschap heeft, terwijl hij daar eenzaam en alleen op een divan ligt. Maar beide meisjes gaan zo te keer dat één van tweeën al ruim voldoende geweest zou zijn om hem het onrecht te doen vergeten van stilletjes alleen te moeten slapen, terwijl zijn vriend een nacht lang uitgewoond wordt door de blijkbaar onverzadigbare koningin van Tharsen.
In zijn remslaap krijgt Palmerijn een visioen:
Ende int punt vanden dach leyden sy heur met de coninginne wederom op heure gewoonelicke plaetse, nae datse Olerike wederom gebracht hadden by Palmerijn. Die een weynich hier nae, als d’operatien van heure ingenomen fenijnen begonsten te eyndigen, in een alsulcken droom viel. Hem dachte dat Polinarde by hem quam ende met eenen toornigen moede tot hem seyde: “Ghy verradelicken Palmerijn, hoe seer zijnse bedroghen die u ghetrou achten! En considereert ghy niet de vileynighe sonde die ghy bedreven hebt tegens uwen God met dese oncuysse coninginne? Ick sweer u vastelick dat ick u uwe faute nemmermeer en sal vergeven indien ghy u niet ter stont uyt haer geselschap en maect!”
Ook in de Nederlandse vertaling doet de koningin van Tharsen alle moeite om de sporen van de (dubbele) verkrachting uit te wissen door beide heren weer op hun eigen plaats in bed terug te leggen. Maar anders dan in het Frans (en het Spaans) richt Polinardes verontwaardiging zich niet zozeer op het ‘feit’ dat hij haar, zijn geliefde Polinarde, ontrouw geweest is (“Ah ! ah Palmerin, paillard, trahistre, et meschant adultere !”), maar dat hij tegen God gezondigd heeft door het bed te delen met een ongelovige (en onkuise) vrouw. Om dit te begrijpen moet men zich realiseren dat maagdelijkheid de grootste vrouwelijke deugd is binnen de ethiek van het middeleeuwse christendom. Wellust is, weten middeleeuwse mensen, het voornaamste en meest effectieve wapen van de duivel, dat hij introduceerde in de Hof van Eden toen hij Adam zo gek kreeg dat die deed wat zijn vrouw van hem wilde, in plaats van andersom, zoals God het bedoeld heeft. Maar elke middeleeuwer die vertrouwd is met de wereld van het chanson de geste weet dat Saraceense vrouwen zich maar wat graag in de armen van een christen ridder storten, en dat er in die maatschappij heel anders wordt gedacht over maagdelijkheid en kuisheid. Lust en hartstocht gelden daar als positieve emoties. Men denke bijvoorbeeld aan de zeven nachten die Seghelijn van Jherusalem (vanaf r. 3985) in een harem doorbracht. Maar het bed delen met een heidense vrouw, hoe plezierig dit ook moge zijn, is vanuit godsdienstig oogpunt doodzonde en hoogverraad. Is Polinarde bezorgd of is zij jaloers?
Ende hier met docht Palmerijn datse in een seer droevich ende toornich ghelaet van hem scheyde. Waer over hy also verschrickt wort dat hy int bedde opspronc ende een seer luyde creet gaf op de selve tijdt als Olerike dochte dat hy eene schoone joncvrouwe in zijne armen hadde die van hem wilde vluchten. Waeromme hy oock op vlooch ende meynde heur te houden, maer greep in hare plaetse den verbaesden Palmerijn inden erm. Waer over de twee princen eerst gheheelicken wacker worden, niet wetende wat het beduyde dat sy den anderen aldus omvat hadden. Ende na datse een wijle tijts daer over verwondert waren, seyde Palmerijn tot zijn cameraet: “Heer Olerike, my dunckt het een saecke tegens de natuere te zijn dat men van rusten moede wort. Nochtans bevinde ick alnu seer claerlick dat de droomen oock vermoeyen connen, want ick my so moede vinde of ick den gehelen nacht inde wapenen gestaen hadde.”
“Mijn heer,” antwoorde Olerike, “ick en weet van uwe saecken niet te segghen, maer ick heb ghedroomt van dinghen, ick en weet niet hoe, want ick bevinde my daer over in sulcke dispositie als oft die inder waerheyt gebeurt waren.”
Net als in het Frans (en Spaans) schiet Palmerijn wakker en slaakt hij een luide kreet van ontzetting, maar hij valt niet flauw zoals in de brontekst(en). Vond onze vertaler dat gedrag zijn held onwaardig? Olerike, die op dat moment droomde dat hij een mooi meisje in zijn armen hield, dat zich aan zijn houdgreep wenste te ontworstelen omdat hij haar iets te dicht bij kwam, ontwaakt ook, en zij vliegen elkaar in de armen. Wakker geworden verbaast Palmerijn zich erover dat hij ondanks een nacht slapen even moe is als na een dag vechten. Staat niet in het Frans. Je reinste poppenkasteffect. Kan mij niet voorstellen dat luisteraars hier hun mond hebben kunnen houden.
Ongetwijfeld minstens even grappig bedoeld is het antwoord van Olerike, waarin hij vertelt ook uitzonderlijk raar gedroomd te hebben. Maar wat exact bedoelt hij te zeggen met?:
want ick bevinde my daer over in sulcke dispositie als oft die inder waerheyt gebeurt waren.
Naakt slapen was normaal, dus dát kan het antwoord niet zijn. Waarna beiden zich ogenblikkelijk zonder zich te wassen aankleden en overeenkomstig de eis van de gedroomde Polinarde maken dat zij wegkomen. De koningin krijgt, blijkt later, haar zin: zij is zwanger geworden en bevalt van een zoon, die als daarvoor een geschikte auteur gevonden kan worden, een nieuw deel aan deze romanreeks zal toevoegen.
De moraal van dit verhaal
Die is tweeledig. De eerste is bekend, maar wordt te vaak genegeerd: Als een middeleeuwse tekst vertaald is, moet een (wetenschappelijke) lezer altijd teruggaan naar de oorspronkelijke tekst om te kijken wat er veranderd is, wat er weggelaten is, wat er is toegevoegd, wat er verkeerd begrepen is en wat er veranderd is. Synoptisch lezen is een conditio sine qua non om middeleeuwse teksten te begrijpen, die op een andere manier vertaald werden dan nu gebruikelijk is. De tweede is dat ik in al die jaren dat ik mij met vertaalde Middelnederlandse teksten bezighoud nog nooit een tekst ben tegengekomen waarin erotiek werd toegevoegd aan het origineel. Jan van Doesborch was mijn kampioen omdat hij in het Bedroch de mannen en het Bedroch der vrouwen verhalen uit de bundel Les cent nouvelles nouvelles ongekuist vertaalde. Gebruikelijk is dat Middelnederlandse teksten gekuist worden, naar ik veronderstel omdat zij primair bedoeld waren voor jongvolwassenen die nog niet gehuwd waren. Idealen als huwelijkstrouw en de door het christendom zo hooggeschatte kuisheid mochten niet gerelativeerd worden. Maar in deze Palmerijn zien wij een ‘auteur’ aan het werk die niet systematisch, maar wel regelmatig erotiek toevoegt aan zijn brontekst. Dat is bij mijn beste weten hoogst uitzonderlijk voor de vaderlandse letteren in de 16e eeuw. Moge deze momentopname van deze afwijkende houding van de vertaler bijdragen tot het achterhalen van zijn identiteit.
Wordt vervolgt in hoofdstuk 87.
Laat een reactie achter