Door Leonie Cornips
Heeft u wel eens goed naar hondenbezitters onder elkaar geluisterd terwijl ze de hond uitlaten? Dat amuseert me enorm. Vaak laat ik in het park tegenover mijn huis mijn langharig geval uit, een fauve briard die we Roos noemen. Hoewel ik dezelfde hondenbezitters elke dag tegenkom, ken ik de meesten niet bij naam maar wel als baasje van Max en Tander of vrouwtje van Bruintje en Tilly. In de Nederlandse hondentaal zijn vooral verkleinvormen als baasje en vrouwtje cruciaal.
Roos is de enige tegen wie ik mijn versie van dialect durf te gebruiken. Ze accepteert dit volledig en voor mij betekent het een intiem stukje van vroeger en Heerlen midden in Amsterdam-Oost. Het is bij mijn weten nog niet onderzocht in welke taal of talen meertaligen tegen hun hond spreken. Tijdens mijn veldwerk in Heerlen halverwege de jaren tachtig heb ik baasjes ontmoet die dialect spraken met hun konijn en papegaai of Pools met hun kanarie. En waarom ook niet. Een huisdier is onderdeel van het gezin.
Dat schrijft ook de beroemde Amerikaanse taalkundige Deborah Tannen. Een onderzoek van haar over hoe Amerikaanse gezinsleden tegen en via hun hond spreken, is écht mijn favoriet. Tannen liet ieder gezinslid een week lang in huis een audiorecorder dragen zodat er uren en uren gesprekken opgenomen zijn. Uit die gesprekken blijkt dat honden belangrijke functies in het gezin hebben. Een goed voorbeeld daarvan is het gesprek van een echtpaar bij wie de spanning behoorlijk oploopt. Voordat het tot een echt conflict komt, zegt de echtgenoot met een hoog stemmetje tegen de hond: ‘Mammie is zo gemeen vanavond, spring op de bank om me te beschermen.’ De echtgenoot communiceert zo via de hond met zijn vrouw. Deze uiting is nogal humoristisch want de echtgenoot is een boom van een kerel, zijn vrouw tenger en de hond een Chihuahua-mix. De echtgenoot verzacht de gespannen situatie met humor door de hond als gesprekspartner op te voeren. Tegelijkertijd benadrukt hij dat ze samen – met z’n drieën – een gezin vormen door haar mammie te noemen. In Amerika noemt 83 procent van de eigenaren van een huisdier zichzelf mommie of dad. Wanneer eigenaren bij de dierenarts de klachten van hun huisdieren omschrijven, spreken ze met een hoog stemmetje en doen ze alsof ze de hond zelf zijn.
Een andere functie van spreken via de hond, is dat de spreker afstand kan nemen van zijn eigen woorden. Een vader zegt tegen zijn zoon: ‘Bruin (= de hond) vertelt me dat hij je gemist heeft.’ Door Bruin de hond in de conversatie te betrekken, creëert ook deze vader een familieband die uit drie bestaat (vader-zoon-hond) en populairder is dan een beperktere familieband uit twee. De vader laat zijn zoon indirect weten dat hij hem mist. De bemiddeling via de hond is veel diplomatieker dan het rechtstreekse: ‘Ik wil dat je vaker naar huis komt.’ De vader ontloopt zo bij voorbaat een conflict waarin zijn zoon zich anders voor zijn afwezigheid zou moeten verantwoorden.
Het onderzoek van Tannen speelt zich af in eentalige Engelssprekende families. Maar hoe zou communicatie via de hond in meertalige gezinnen verlopen? Spreekt men via de hond in dialect of Spaans tot andere gezinsleden? Voorkomt een dergelijke taalkeuze ook hoogoplopende ruzies en zorgt het voor meer intimiteit tussen gezinsleden?
Wat zeker is, is dat 63 procent van de gezinsleden in Amerika minstens een keer per dag ‘I love you’ tegen hun hond zegt. Ik beken: ik zeg dat ook tegen Roos. Wat een verschil zou het uitmaken als we dat ook vaker tegen elkaar zeiden.
rikie knoops zegt
Wat vind ik nou zo leuk aan honden vraag ik me weleens af.Maar die vraag geld voor elk dier.Ik denk dat wij als mensen ons kunnen spiegelen aan een dier zoals heel de mensdheid dat kan.Ik ben me naarmate ik ouder wordt me bewuster geworden van dieren in mijn omgeving en ik voel dat een dier een hond kat of paard mij ook bewuster zien,waarschijnlijk omdat ik hun wezen en ketsbaarheid zie en ze wil laten voelen dat ik blij met hun ben dat we samen het universum zijn en goed voor elkaar moeten zorgen.