Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (89)
Het Nederlandse sonnet bestaat 451 jaar. Hoe is het de taal in die tijd vergaan?
Door Marc van Oostendorp
“Dit opstel”, schreef Abraham Seyne Kok in 1883 in het Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde “is zijn ontstaan verschuldigd aan de vraag van iemand, die een examen voor de borst had, hem iets over het Sonnet mede te deeleen.” Het sonnet was in 1883 wat uit de mode geraakt, al zou het er door de inspanningen van de Tachtigers snel weer in komen.
De iemand met dat examen voor zijn borst zorgde er wel voor dat Kok een gedegen overzicht schreef van het sonnet in de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Hij had daarbij ook aandacht voor vormen die nét een beetje voorbij het sonnet gingen, zoals het volgende sonetto colla coda van Bilderdijk:
Gaspara Stampa aan Collaltino.
Laat af, mijn eenigst goed, en wellust van mijn leven,
Door arbeid, zorg en pijn, en snerpend ongeduld,
Naar eerplaats, roem, gezag, of overvloed te streven;
Vermomde slavernij in ’t blinkend goud gehuld!Hier in dit zalig dal, van groene mirth omgeven,
Dat eeuwig bloeiend veld, waar liefde ’t hart vervult,
Hier schenke ons ’t gunstig lot een aanzijn vrij van schuld,
Tot de avondschaâuw des doods onze oogen mag omzweven!Haast walgt begeerlijkheid van ’t voorwerp, dat zij zocht;
Kortstondig is ’t bezit, en steeds te duur gekocht;
En ’t onverbidlijk graf stelt alle ontwerpen palen.Neen, plukken we in dees beemd de bloem die voor ons wast,
En d’appel, die ons ’t oog, de reuk, en smaak verrast,
En zingen we onze min met ’s hemels pluimchoralen.‘Dus zong de teedre. – Eilaas! Haar minnaar werd geroerd,
Maar staatszucht treft zijn borst, de band is losgesnoerd;
De ontrouwe! een andre gloed heeft d’eersten uitgedreven,
En, offer van haar vlam, betaalt zij ’t met haar leven.’
De eerste veertien regels hiervan zijn een sonnet, een vertaling – of beter een bewerking van een gedicht van de beroemde Italiaanse sonnettiste Gaspara Stampa (1523-1554). De bewerking is zo vrij dat ik niet helemaal zeker weet over welk gedicht het gaat, maar het volgende lijkt me het waarschijnlijkst:
Deh lasciate, Signor, le maggior cure
D’ir procacciando, in questa età fiorita,
Con fatiche e periglio della vita
Alti pregi, alti onori, alte venture;E in questi colli, in quest’ alme e sicure
Valli e campagne, dov’ Amor n’ invita,
Viviamo insieme vita alma e gradita,
Fin che’l Sol de’ nostri occhj alfin s’ oscure.Perchè tante fatiche, e tanti stenti?
Fan la vita più dura. E tanti onori?
Restan per morte poi subito spenti.Qui coglieremo a tempo e rose, e fiori,
Ed erbe, e frutti, e qui con dolci accenti
Canteremo sicuri i nostri amori.
In de laatste vier regels geeft Bilderdijk enige, laten we zeggen, biografische informatie over de verhouding tussen Stampa en haar geliefde Collaltino.
Bilderdijk was, veel meer dan Stampa, een man die taal gebruikte om te bezweren: de dichter was iemand, moest iemand zijn, die de dingen mooi kon zeggen en ze daardoor glans kon geven. Dat is een functie die in de moderne taalwetenschap over het hoofd wordt gezien: taal wordt gebruikt om te denken, of te communiceren of eventueel om indruk te maken op een ander of te laten horen dat je er nog bent, maar niet om de wereld op te poetsen. Terwijl dat zelfs in het dagelijks leven natuurlijk nog steeds gebeurt – het eufemisme en de poëtische uitdrukking zijn nog overal om ons heen.
Stampa’s gedicht is een aanmaning aan haar geliefde om het ervan te nemen, in betrekkelijke korte regels (Kok zegt dat het om ‘jambische pentameter’ gaat, maar technisch zijn het endecasillabi: iedere regel heeft, mits op de juiste manier geteld, precies 11 lettergrepen) en met een betrekkelijk eenvoudig taalgebruik. Bilderdijks bewerking is zo ingewikkeld dat je je kunt afvragen of Collaltino de boodschap wel gevat zou hebben als hij hem op deze manier was toegekomen. Maar daar gaat het ook niet om: de oproep om van het leven te genieten is een poging geworden om het leven met taal wat mooier te maken.
Dat zit bijvoorbeeld in het woord pluimchoralen. Stampa wil zelf zingen van de liefde, maar voor Bilderdijk is dat niet genoeg: hij haalt er vogels bij en noemt die vogelzang pluimchoralen (althans dat denk ik, je weet maar nooit).
De coda heeft zo’n zelfde functie. Het sonnetje van Stampa is nog niet mooi genoeg, de lezer moet worden ingewreven hoe vreselijk het met de dichteres zou aflopen. Ja, Bilderdijk was een romanticus. En voor romantici was het sonnet niet in de mode, omdat het gevoel en de drang alles mooier te maken er te groot voor waren.
Connie zegt
Ik wil geen zeurpiet zijn maar ik ben het toch: “gebeurd” moet met een “t”.
(of was dit ironisch bedoeld?)
maar niet om de wereld op te poetsen. Terwijl dat zelfs in het dagelijks leven natuurlijk nog steeds gebeurd
Jona Lendering zegt
Dit vond ik een vreselijk leuk stukje.
Raymond Noë zegt
Bilderdijk was, veel meer dan Stampa, een man … 🙂