door Peter-Arno Coppen
De dagelijkse columns van Marc van Oostendorp in Neerlandistiek zijn onderhand onlosmakelijk met mijn ontbijt verbonden. Mooie observaties, scherpe analyses, en vooral een breedheid van interesses en onderwerpen die zelfs de meest verstokte tegenstander van de eenheid in de neerlandistiek aan het twijfelen moet brengen.
Vaak kom ik aan de krant niet eens meer toe (dat is dan weer een nadeel) omdat Marc een kwestie opwerpt waar je uren over kunt nadenken. Had ik daar maar meer tijd voor! Je zou er bijna een uur eerder voor opstaan.
Vandaag besprak Marc naar aanleiding van een artikel in Scientific American met enig ongenoegen de observatie dat op taalkundig gebied in kranten, tijdschriften en websites altijd maar weer hele paradigma’s omver worden geworpen, en zowat iedere taalkundige voortdurend bezig lijkt te zijn met het neersabelen van de theorieën van collega’s. Dat beeld komt natuurlijk niet overeen met de werkelijkheid, en Marc maakt dat op eloquente wijze maar weer eens duidelijk.
Ik herken het beeld dat Marc schetst, maar ik denk dat het niet beperkt is tot de berichtgeving over de taalwetenschap (al is het daar natuurlijk het ergste). Volgens mij raakt hij ergens middenin zijn stukje de kern, waar hij ineens de term ‘usage based jongens en meisjes’ gebruikt.
Dat is volgens mij precies wat er hier speelt. Het gaat om ‘jongens en meisjes.’ Het is de romantiek van het jongensboek, die het denken en praten over wetenschap in het publieke domein domineert. Kijk naar de eerste de beste talkshow waar een wetenschapper in optreedt (niet zozeer een linguïst want dan gaat het natuurlijk al gauw over spelling): het gaat altijd over een ‘doorbraak’ die bij wijze van spreken ooit op een zaterdagochtend tijdens het scheren van de baard of het okselhaar bedacht is, en die in één klap alle vorige generaties van wetenschappers in het hemd zet (bij taalkundigen wordt de discussie vaak beheerst door de de absurde gedachte dat bedachte spellingregels, of het bedenken of ‘afschaffen’ van woorden een fundamentele invloed op de taal heeft).
Doorbraken, omwentelingen, directe invloed op het dagelijkse bestaan, het zijn de dimensies van het ouderwetse jongensboek, waarin de held in de laatste minuut het beslissende doelpunt scoort, de wereld redt van een kosmische ramp of de enige uitverkorene van het menselijk ras is die de samenleving naar het eeuwige geluk kan leiden.
Bij ons thuis roepen mijn vrouw en ik dan altijd meteen “Pubervraag!” als een interviewer weer eens een vraag stelt die de geïnterviewde uitnodigt om zichzelf in het centrum van de wereld te plaatsen. Wij denken namelijk dat het te maken heeft met de werking van het puberbrein, waarin de opgroeiende mens zichzelf een plaats moet verwerven in de wereld, en zijn invloed daarop schromelijk overschat.
Natuurlijk zal het ook iets zijn van media en alle tijden, want Marc merkt al terecht op dat het in zijn dertigjarig bestaan als taalkundige nooit anders is geweest, en je kunt door de eeuwen heen dergelijke berichtgeving op alle niveaus aanwijzen (van voetbalspelers die de Champions League winnen en individuen die de loop van de wereldgeschiedenis bepalen tot landen of organisaties die in hun eentje de gehele mensheid in een wereldwijde crisis storten). In de literatuur is dit het thema van de superheld, die niet alleen in de adolescentenliteratuur optreedt, maar al in de verhalen over Achilles en Odysseus te herkennen is. In de sportwereld is het de sterspeler in een teamsport. Maar in de serieuze berichtgeving is het ‘nieuws.’
Dat ‘nieuws’ de berichtgeving domineert is natuurlijk logisch, maar als je wereldbeeld alleen daarop gebaseerd is, krijg je het idee dat iedereen en alles maar in in zijn eentje, en van het ene moment op het andere, de wereld kan veranderen (‘Waar was jij toen er aan de andere kant van de wereld iets gebeurde?’) en dat je – op iets kleinere schaal – mislukt bent als je geen beslissende invloed hebt gehad op je omgeving. Natuurlijk heeft iedereen in filosofische zin invloed op het wereldgebeuren, en ja, er schijnt een vlinder te zijn geweest die met een ondoordachte vleugelbeweging een ijstijd heeft veroorzaakt, maar een te hooggespannen verwachting van zo’n invloed kan alleen maar tot teleurstellingen leiden.
Zo zit de wereld niet in elkaar. Vooruitgang (of eigenlijk: geschiedenis) is meestal iets wat je na tientallen jaren met verbazing constateert, terwijl je al die tijd het idee had dat iedereen maar wat aanmodderde. Dat laatste wil je natuurlijk niet lezen op de voorpagina van je ochtendkrant, en het is ook geen inzicht dat je uit je comfort zone haalt als je onderuitgezakt met een zak chips voor de televisie hangt. Dus wordt in de media vaak een gespeculeerde vooruitgang het domein van de werkelijkheid in getrokken en verbonden aan individuele sleutelfiguren (bij voorkeur voorzien van ‘markante kop’).
Is het allemaal weer de schuld van de media? Dat is een vraag die ik verwacht in de discussie onder deze blogpost. Maar ook de gedachte dat elke kritische beschouwing meteen een ramp aanwijst waar een schuldige voor moet boeten past meer in een Hollywoodfilm dan in een serieuze gedachtenwisseling over de maatschappelijke werkelijkheid. Natuurlijk zijn er geen individuele schuldigen in een omstandigheid die blijkbaar inherent is aan een fenomeen. En als ze er al waren heeft het weinig zin om ze te kapittelen. Het zal nooit nieuws worden dat een wetenschapper vandaag vijf alinea’s van een artikel heeft geschreven waarvan er al drie geschrapt zijn, terwijl de andere twee in de review geheel zullen moeten worden omgewerkt. Het zou ook absurd zijn om dat te willen.
Nieuws blijft nieuws, en dat is gekoppeld aan direct waarneembare veranderingen en personen. Nieuws vertelt ons niet hoe de wereld in elkaar zit, maar welke veranderingen er zijn opgetreden of verwacht worden. Ook opinies over de wereld zijn geneigd daar snel op in te zoomen. Ik zal dan ook niet beweren dat ik hier een wereldschokkend inzicht heb geleverd dat de samenleving tot in de haarvaten blootlegt, en dat tot een omwenteling in het maatschappelijke denken over de massacommunicatie zal leiden, want dan loop ik in mijn eigen mes. Er gaat niets veranderen, en het betekent weinig wat ik vind. Ik ben al blij dat u bij de laatste zin bent aangeland (en u zelf ook, neem ik aan).
Gerrit Berveling zegt
leuke reactie op Marc
Guy Bourgeois zegt
Interrant artikel, zowel interessant als irritant. Want wat is nu de boodschap? Het publieke domein is o zo divers – als je dat herleidt tot een populariserend tijdschrift, een interview, of een tv-uitzending kom je automatisch bij de gekende ingrediënten van massacommunicatie terecht: personencultus, dramatische wending, oppositie/doorbraak … Maar het publieke domein is ook: het oeverloze debat (in de aula of in de krant), de tv-reeks die 2 seizoenen en 28 afleveringen beslaat, het vuistdikke boek. Je kan je natuurlijk wel eens opwinden over die eerste soort, met bedenkelijke ‘nieuws(waardigheids)criteria’, maar wie weet werkt Marc van Oostendorp of Peter-Arno Coppen zijn observatie/visie verder uit in een studie die op haar beurt dan weer de nodige aandacht krijgt. Want hoe ingetogen ook gebracht: Tomasello haalt Chomsky door de mangel, Van Oostendorp doet dat met Tomasello. En zo wordt het door de massamedia aanbeden conflictmodel toch weer gerespecteerd.
Peter-Arno Coppen zegt
Ook alweer zoiets: dat er altijd een boodschap in een stuk moet zitten. Wat is er mis met gewoon nadenken naar aanleiding van een interessante kwestie? Begrijp ik het goed dat je dat hier wilt framen als “oeverloze discussie”? Naar mijn idee is een “oeverloze discussie” eerder een ontsporende gedachtenwisseling die van tevoren de bedoeling had om aan een oever terecht te komen. Daar ben ik helemaal niet op uit. Ik zou eerder een lans willen breken voor wat verder nadenken zonder dat dat allemaal in functie van een nut gebeurt, maar nou laat ik me toch verleiden om een boodschap te formuleren. Vergeet die laatste zin.
Guy Bourgeois zegt
Oei, mijn reactie was zo niet bedoeld hoor. Interpretatie kan alle kanten uit. Mooi stuk! En onthoud die laatste zin.
Peter-Arno Coppen zegt
Ah. Hè gelukkig, geen strijd! Dat is ook wel eens een verademing. Mijn fout!
Wouter van der Land zegt
“Het zal nooit nieuws worden dat een wetenschapper vandaag vijf alinea’s van een artikel heeft geschreven waarvan er al drie geschrapt zijn, terwijl de andere twee in de review geheel zullen moeten worden omgewerkt.”
In wetenschappelijke nieuwsmedia is dat juist een van de clichés. Pak een alumnimagazine; dit komt geheid in elk nummer een keer langs. Wetenschappelijke boeken druipen af en toe van het triomfalisme, bijv. Metaphors we Live by en Relevance (Sperber-Wilson). Andere zijn juist bewust onleesbaar voor de buitenwereld. Wetenschappers hebben een andere semiotiek, maar het is evengoed: kijk mij eens. In alle teksten zit een jongens- of meisjesboek.
Peter-Arno Coppen zegt
Het laatste onderschrijf ik (al heb ik er moeite mee om in het weerbericht een duidelijke plot te ontdekken), en dat wetenschappers op allerlei niveau ook iets van dat wereldbeeld tentoonspreiden zal ik niet ontkennen. Wat ik signaleerde was dat wat Marc opmerkte in bredere zin voor nieuws en media geldt, en overeenkomsten vertoont met een puberaal wereldbeeld (om het even heel kort door de bocht te zeggen). Nu zeg jij dat Lakoff, Sperber en Wilson ook diep in hun hart pubers zijn: dat zal best, maar het kan geen kwaad om dat te duiden en daarover na te denken.
Ik was me er overigens niet van bewust dat mijn voorbeeld een cliché was (met die intentie was het in elk geval niet opgeschreven), maar dat neem ik graag van je aan.
Wouter van der Land zegt
@Peter-Arno Coppen, ik bedoelde cliché in de zin van ’tropes’ op een site als tvtropes.org. Het is een thema + vorm waar geïnterviewde wetenschappers en de interviewers steeds weer mee komen. Het is daardoor een teken voor de serieuze wetenschapper geworden. Zo’n beeld werkt beter dan een tekst alleen maar vol te stoppen met serieuze wetenschap als bewijsmateriaal.
Peter-Arno Coppen zegt
OK, ik snap het. Misschien was het dan toch een ongelukkig voorbeeld, want het ging mij eigenlijk niet zozeer over het beeld van de wetenschapper. Ik wilde aangeven dat de dagelijkse gebeurtenissen waar de werkelijkheid mee vol zit, in het algemeen niet in het nieuws komen. Iets van het type ‘Er stapt een man in een auto, verricht de nodige handelingen voor het rijden en rijdt daarna dan ook inderdaad weg.’ Daar hoor je nooit iets over.
Marc van Oostendorp zegt
Ik ben natuurlijk heel vereerd om als neerlandistische muesli te mogen dienen. En deze kwestie vereist inderdaad nog meer pluizen.
Ik denk dat je gelijk hebt dat in zekere zin dit het mechanisme is waarop nieuws werkt. Het bijzondere van de taalwetenschap zit natuurlijk in de eigenaardige structuur waardoor er slechts één persoon echt wereldwijd beroemd is. Zoals de filosofie volgens sommigen bestaat uit voetnoten bij Plato, bestaat de taalwetenschap uit weerleggingen van Chomsky. (Onlangs verscheen bijvoorbeeld deze studie die erover gaat dat (een verkeerde interpretatie van) één zin in een 50 jaar oud boek van Chomsky niet klopt. Ook dat haalde het nieuws.
Het ging me dan ook niet alleen om het frame van die gigantenstrijd, maar ook dat één gigant altijd maar dezelfde blijft. Ik heb bijvoorbeeld ongeveer even grote bewondering voor Labov als voor Chomsky. Maar dat de eerste af en toe de plank missloeg, daar hoor je nooit iemand over.
Peter-Arno Coppen zegt
Ja dat is waar, en dat heb je natuurlijk ook in andere domeinen, waar individuen een soort iconische personificaties van het hele domein zijn. Darwin als (evolutie)bioloog, Einstein als natuurkundige. Dat Einstein toch gelijk had komt eerder in het nieuws dan dat een andere natuurkundige iets zinnigs heeft beweerd (tenzij dat was dat Einstein ongelijk of toch gelijk had). En eerlijk is eerlijk: Chomsky heeft ook altijd wel iets polemisch aan zijn kont hangen, dus dan vraag je ook iets nadrukkelijker om weerleggingen.
Dit laatste is denk ik ook een factor in wat je observeert. Wie Mohammed Ali versloeg was ook een grotere held omdat Ali een grotere mond had, terwijl er misschien wel betere boksers zijn geweest. Als iemand het ongelijk van Chomsky aantoont dan is dan groter nieuws dan dat het ongelijk wordt aangetoond van een taalkundige die een een paar voorzichtige beweringen gedaan heeft.