Door Michiel de Vaan
stern zn. ‘zeezwaluw, sternida’
Nnl. starmeeutje (1714), starre (1860), sterre-meeuw (1622 [non inveni]). Dial. starreling, stikstar (Noord-Holland), steern (Groningen). De term stern wordt pas sinds 1900 in de schrijftaal als Nederlandse benaming gebruikt. Hij is ontleend aan wetenschappelijk Latijn sterna, dat door Linnaeus in 1758 (Systema Naturae, 10e ed., p. 137) werd overgenomen uit Turner’s Avium praecipuarum historia (1544), die met sterna de Engelse dialectbenamingen stern, starn latiniseerde.
Hetzelfde woord werd ook gebruikt voor ‘spreeuw’: Vroegnnl. sterre, starre ‘spreeuw’ (1599, “verouderd”), Nnl. staar (1770; ontleend aan Duits?). De verwante vormen vallen dan ook in twee betekenissen uiteen:
- ‘spreeuw’: Oudsaksisch stara f., Oudhoogduits star(o) m., Mhd. star, Mohd. Star, Oudnoors stari m., MoIJslands star(r)i, Oudengels stær m., stærn, stærlinc, MoE starling, dial. starn (Shetland), starnel (Northants.)
- ‘stern’: b1. met *st-: MoWFri. stirns, sterns, ook stjirring, stjerring, stjarring; stark; Noordfries, o.a. Sylt hudenstiar, Föhr-Amrum sternk; Oudengels stearn ‘stern’, stern ‘meeuw’, MoE dial. starn (Norfolk) ‘stern’. MoE tern ‘stern’ is ontleend aan het Oudnoors.
b2. zonder *s-: Oudnoors ϸerna v., Zweeds tärna ‘stern’.
De vormen met st- wijzen op Proto-Germaans *star-an- naast *starran-, die zich mogelijk beide uit een enkele stam PGm. *starō, *starraz (uit een oudere n-stam *storō, *stor-n-) hebben ontwikkeld (Kroonen 2013: 475). In het Nederlands werd e tot a voor rr en rn. De Noordgermaanse woorden zonder *s- wijzen op Indo-Europees *ter-n-.
Buiten het Germaans zijn o.a. Lat. sturnus ‘spreeuw’ (uit *storno-) en Oudpruisisch starnite ‘meeuw’ (*storn-) verwant. Het element *stor- zou theoretisch het woord voor ster kunnen bevatten (zie de gespikkelde veren van de spreeuw) maar gezien de s-loze vorm *ϸern- is dat minder waarschijnlijk. Bovendien wisselen ook in Latijn turdus, Oud-Iers truit, Litouws strãzdas, Oudnoors ϸrǫstr (PGm. *ϸrastu-), Duits Drossel (PGm. *ϸrus-), alle ‘lijster’, *stor- en *tor- elkaar af. Mogelijk zijn al die vogelnamen daarom van een gemeenschappelijk(e groep) woord(en) voor ‘zangvogel’ afgeleid.
Lit.: De Buffon, ‘Natuurlyke historie der zee-zwaluwen’. Vaderlandsche Letteroefeningen 1787, p. 628–635.
- de Vries, ‘Etymologische Aanteekeningen.’ TNTL 40, 89–111 (1921).
Laat een reactie achter