Door Marc van Oostendorp
Soms komt zelfs uit het Meertens Instituut ineens een heleboel onzin kruien. De afgelopen maanden is bijvoorbeeld bij ons de journalist Warna Oosterbaan op bezoek geweest. In NRC Handelsblad schreef hij vervolgens vorige maand een artikel waarin hij zoveel mogelijk onzin op elkaar stapelde. Ik had het artikel gemist, maar heb er deze week met een paar collega’s uitgebreid over gepraat.
In het artikel bepleit Oosterbaan dat Nederland ‘identiteitspolitiek’ moet voeren. Je verwacht van zo’n pleidooi voor nieuw beleid dat er dan argumenten gegeven waarom zo’n politiek gevoerd zou moeten worden en hoe dit er idealiter uit zou moeten zien, maar dat is geen van beide het geval. In plaats daarvan wijst Oosterbaan twee onderwerpen aan die volgens hem het speerpunt zouden moeten zijn van een dergelijke politiek. De eerste is het landschap – over wat hij daarover zegt moet men zich maar buigen bij RuimtelijkeOrdening.nl. Het tweede is de taal.
Suriname
“Nederland is vooral een taalgemeenschap”, beweert Oosterbaan vervolgens, om daarna plompverloren allerlei echte en vermeende problemen op te lepelen die nauwelijks iets met elkaar te maken hebben. Dat er 2,5 miljoen mensen zijn die problemen hebben met lezen en schrijven (daaronder zitten mensen die natuurlijk best kunnen lezen en schrijven, maar in een ander schrift). Dat universiteiten klagen over het taalgebruik van studenten (dat kan te maken hebben met het vergrote bereik van het middelbaar onderwijs). Dat op het Meertens Instituut soms buitenlandse onderzoekers een praatje komen houden en dat wij dan Engels praten met die gast.
Maar mij intrigeert vooral die centrale stelling, dat Nederland “vooral” een taalgemeenschap is. Wat een vreemd idee! Enerzijds is de taalgemeenschap natuurlijk veel groter dan het land: in Vlaanderen en in Suriname wonen ook nog miljoenen mensen die het Nederlands als moedertaal hebben, en die dus deel uitmaken van onze taalgemeenschap.
Een journalist, een krant
Aan de andere kant wonen er in Nederland als sinds mensenheugenis mensen die een andere taal als moedertaal hebben (Fries, Chinees, Limburgs, Berber) en die desalniettemin duidelijk deel uitmaken van Nederland. Je kunt dan zeggen: ja maar, we rekenen mensen die het Nederlands als tweede taal hebben geleerd ook tot de taalgemeenschap. Alleen zijn er dan ook buiten Nederland weer allerlei groepen die het Nederlands als tweede taal hebben geleerd.
Het is dus onmogelijk om Nederland gelijk te stellen aan een ’taalgemeenschap’. Dat punt lijkt mij eigenlijk zo duidelijk dat ik nauwelijks begrijp dat een journalist iets anders zegt, dat een krant iets anders afdrukt.
Geen plaats
Hoewel, het is kennelijk een gevoel dat steeds meer leeft in Nederland. Dat het Nederlands alleen in Nederland gesproken wordt: dat Vlaamse tv ondertiteld moet worden, dat iedereen met ook maar een licht vreemd accent in zijn Nederlands antwoord krijgt in het Engels, enzovoort. En tegelijkertijd dat omgekeerd van iedereen wordt gevraagd zoveel mogelijk Nederlands te spreken, in ieder geval in het openbaar, en in ieder geval als ze geen Engels spreken.
Nederland is geen taalgemeenschap, Nederland is steeds meer een land dat zich definieert als precies tweetalig: we spreken Nederlands (ons Nederlands, niet dat rare Vlaams) met elkaar en Engels met de rest van de wereld. Voor andere talen is geen plaats. Je kunt ‘identiteitspolitiek’ willen baseren op dat soort eigenaardige tendenzen. Maar dat iemand maanden op het Meertens Instituut heeft rondgelopen en niet kan komen met een duidelijker analyse valt wel te betreuren.
paulvalensPaul valens zegt
LUKST
Groningen 1955
Een van mijn klasgenoten houdt op het schoolplein een lang verhaal.
Wij luisteren met uitdrukkingsloze, harde gezichten.
Op enig moment stopt zijn vertelling, maar wij reageren in het geheel niet.
In plaats daarvan ontstaat er een onheilspellend lange stilte, tot een van ons zegt : “Lukst.”
Oldenburg 1980
In Oldenburg koop ik een bijbel in de streektaal, en kom erachter dat het dialect daar bijna plat Gronings is.
Lutje Potje bijvoorbeeld, voor een klein kind. Een Puut voor een puntzak en een Buutse voor een broekzak. Ook mijn Lukst kom ik tegen, en blijkt een samentrekking te zijn van Du lügest: je liegt.
Maar dat blijkt slechts de letterlijke betekenis. Onder vrienden staat Lukst voor: Ongelofelijk, Is het echt waar ? , Interessant, Mooi verhaal, Tjee, Zullen we er nog eens verder over van gedachten wisselen ?
Den Haag 1975
In Den Haag interview ik een medewerker van het bureau voor de Statistiek. Ik luister met een onbewogen gezicht naar zijn verhaal, wacht tot hij uitgesproken is, laat een stilte vallen, en zeg dan: “Onzin”. Het gesprek duurt daarna niet lang meer.
Na afloop vraagt mijn collega waarom ik ruzie zocht, en ik snapte niet wat hij bedoelde. Ik had mijn Lukst correct vertaald in Onzin, en was graag nog langer op het thema ingegaan.
Nee, zijn mijn collega, na wat verder doorspreken, als je in Den Haag een interessant gesprek wilt opbouwen dien je met veel mimiek, duidelijk geïnteresseerd te luisteren, laat je beslist geen stiltes vallen en reageer je met “Interessant !” , “Bijzonder !” Of iets anders opgewondens.
Saint Marcelin de Cray 1995
Mijn Amsterdamse nichtje komt bij ons in Frankrijk logeren, en speelt veel met het even oude buurmeisje. Dan vraagt ze aan mij hoe je moet zeggen dat het buurmeisje wat minder ruw moet doen bij het spelen.
“Doucement” zeg ik, zou je kunnen proberen.
En het blijkt te werken.
“Wat betekent Doucement eigenlijk”, vraagt ze later.
“Effe Dimme” zeg ik.
Hoogeveen 2016
Wouter van der Land zegt
Oosterbaan heeft toch gelijk dat de Nederlandse identiteit op vroegere taalpolitiek gebaseerd is? Nederland is een negentiende-eeuwse constructie waarbij taal, de mythe van de gouden eeuw, de grote schrijvers en het vorstenhuis systematisch werden gepromoot (zie ook de straatnamen vanaf die tijd). Wanneer je daarmee ophoudt en Engels op universiteiten en kantoren steeds meer de hoofdtaal wordt, versingaporet de samenleving. Daar kun je voor kiezen, maar het is wel wenselijk dat de overheid daar een visie over heeft.
Marc van Oostendorp zegt
Het probleem is vooral dat hij allerlei zaken op een hoop gooit. Over ieder daarvan kun je best discussiëren: de kwestie van de lage geletterdheid lijkt mij bijvoorbeeld nog gewichtiger dan die van het Engels in het hoger onderwijs. Maar je schiet er niets mee op om die zaken bij elkaar op te tellen en al helemaal niet om daaruit te concluderen dat die 19e-eeuwse fictie nieuw leven moet worden ingeblazen.
Lucas Seuren zegt
Waarom moet de overheid daar een visie over hebben? De taal kunnen mensen prima zelf regelen. De samenleving valt echt niet uiteen omdat mensen verschillende talen gaan spreken, zolang ze maar kunnen functioneren in de gemeenschap. Ik merk in Los Angeles, waar Spaans en Engels hand in hand gaan, er weinig van dat de samenleving erop inboet.
Wouter van der Land zegt
@Lucas Seuren, je moet als overheid een visie formuleren over waar je beleid op voert en waarover niet, meer bedoelde ik niet. In België zie je overigens dat de samenleving behoorlijk inboet door taalverschillen.