Door Leonie Cornips
Het beleid van de staatssecretaris Sander Dekker schrijft voor dat iedere leerkracht in een peuterspeelzaal in Nederland per 1 augustus 2018 over een vaardig taalniveau (F3) moet beschikken. Het grote risico is dat de Voorschoolse Educatie en peuterspeelzalen in Limburg dit beleid als ‘uitsluitend Nederlands’ spreken interpreteren. Maar leerkrachten kunnen een rijk taalaanbod aanbieden in het Limburgs èn Nederlands. Hoe kijkt de wetenschap aan tegen meertaligheid waarin dialect een rol speelt?
In de laatste vijftien jaar is er veel internationaal onderzoek verricht naar de cognitieve ontwikkeling van tweetalige kinderen. Cognitie staat voor de mentale activiteit die informatie in de hersenen verwerkt door leren, waarnemen, herinneren, denken, interpreteren, geloven en problemen oplossen. Regelmatig is vastgesteld dat tweetalige kinderen even goed of beter lijken te zijn dan eentalige kinderen in de aansturing en organisatie van deze cognitieve vermogens: de executieve functies. Deze functies zijn belangrijk voor hoe kinderen op school en in het alledaagse leven functioneren. Ze zorgen ervoor dat het kind doelgericht gedrag ontwikkelt waardoor hij/zij op school goed presteert. Executieve functies helpen het kind ook om impulsen te onderdrukken, om onbelangrijke informatie te negeren en om zich goed te kunnen concentreren op een bepaalde taak.
Het idee dat een jong kind door het verwerven van twee talen in de war raakt, is naar het rijk der fabelen verwezen. Kinderen leren onder bepaalde condities twee talen spreken als twee ‘moedertalen’. Deze uitkomsten zijn voor Limburg van onschatbare waarde. Juist Limburg heeft te maken met vele vooroordelen over het spreken van dialect. Dialectsprekende kinderen worden snel met taalachterstand geassocieerd terwijl dat niet blijkt uit onderzoek hoe deze kinderen hun Nederlandse woordenschat verwerven.
Hoe kunnen jonge kinderen het Nederlands en dialect als twee moedertalen verwerven? Hoe jonger het kind in contact komt met twee talen, hoe beter. Ook hoe lang, hoe intensief en hoe gevarieerd zij met beide talen te maken krijgen, is cruciaal. In de peuterspeelzaal is voorlezen, tellen en rekenen, verhalen vertellen, interactie in kringgesprek, spelletjes doen in beide talen – dialect en Nederlands – cruciaal.
Of iets een dialect heet of taal is een politieke kwestie maar geen taalkundige. Het dialect van Weert kent als alle Limburgse dialecten en net als het Duits, drie verschillende lidwoorden – d’n mens (m), de vrouw (v) en ’t kindj (o). Het dialect helpt het kind in het Nederlands te versnellen om onderscheid te maken tussen de- (m/v) en het-woorden (o). De dialectkinderen leren dit onderscheid sneller dan Nederlands eentalige kinderen.
Tenslotte is het begrip moedertaalspreker complex omdat mensen nooit een taal in alle facetten in gelijke mate beheersen. Sommigen schrijven prachtige gedichten terwijl anderen goed verhalen kunnen vertellen. Het spreken over DE volledige beheersing van het Nederlands is een illusie.
Dan is er nog het ijzersterke argument dat dialect voor Limburg een belangrijk economisch product is. Tweetaligheid laat zich in harde euro’s vertalen en talige competenties hebben handelswaarde. Leerlingen die hun school niet afmaken, geen werk kunnen vinden vanwege gebrek aan juist geachte taalvaardigheden zijn duur. Tweetalige peuters zijn in hoge mate taalbewuster en taalgevoeliger dan eentalige kinderen. Ze kunnen makkelijker een derde taal leren. Deze vaardigheid is broodnodig in een provincie met de langste landsgrenzen in Nederland. De economische waarde van de traditionele meertaligheid in Limburg zwakt steeds meer af. Jongeren onder de dertig beheersen geen Duits, het Frans is onbekend. Limburg wordt steeds eentaliger en verliest zijn rijkdom aan ‘natuurlijke’ taalbronnen die thuis geleerd worden. Een beleid dat Nederlandse eentaligheid voorstaat in de Limburgse peuterspeelzaal betekent de vernietiging van die laatste rijke bronnen.
Wouter van der Land zegt
“In de peuterspeelzaal is voorlezen, tellen en rekenen, verhalen vertellen, interactie in kringgesprek, spelletjes doen in beide talen – dialect en Nederlands – cruciaal.”
Waarom is dat cruciaal? Wanneer je thuis dialect spreekt, neemt het kind dat toch over? En waarom zou je op de crèche niet direct voor Frans of Duitse spelletjes kiezen?
Leonie Cornips zegt
In een column is altijd gebrek aan plaats. De hele column is in feite te lezen als een pleidooi voor alle vormen van tweetaligheid, of dat nu dialect of Turks of Frans is. Ik heb nu voor de insteek van het dialect gelezen omdat veel kinderen in Limburg dialect als tweede taal van huis spreken, nog steeds meer dan 50 procent van de kinderen volgens recente tellingen. Het antwoord op de vraag waarom thuis alleen dialect spreken niet voldoende is, komt voort uit onderzoek en observaties. Het blijkt dat dialect een kwetsbare tweede taal is die snel opgegeven wordt door kinderen als er op school alleen maar de nationale taal gesproken wordt. Veel ouders in Limburg signaleren dat kinderen die thuis alleen dialect spreken en naar peuterspeelzaal gaan waar dialect ontmoedigd wordt dat zij thuis alleen nog maar Nederlands willen spreken. Een tweede waarom ik dit geschreven heb, is dat kinderen die een gescheiden thuis- en onderwijstaal hebben in beide talen een andere woordenschat in beide talen verwerven. Over schoolse, meer abstracte zaken is Nederlands dan de ongemarkeerde taal terwijl zoiets ook te wensen zou zijn voor het dialect (of andere talen). Het valt te vergelijken met Engels op de universiteiten waardoor het risico bestaat dat afgestudeerden en onderzoekers alleen nog maar in het Engels over hun vak kunnen spreken of Engelse terminologie kunnen hanteren. Hoe die meertaligheid op peuterspeelzalen in te brengen, daar is ondersteuning nodig van didactici. In het buitenland wordt daarmee geexperimenteerd, in Nederland nog niet echt (behalve als het Engels betreft).