Door Willem Kuiper
Wat doet een rusteloze filoloog na zijn pensioen behalve wachten op antwoord op zijn e-mails aan collega’s die nog in loondienst zijn? Eén van de teksten die ik onder handen heb, is ’t Spel vanden heiligen sacramente van der Nyeuwer vaert, een mirakelspel geschreven door Jan Smeken, stadsdichter van Brussel van 1485 tot zijn dood in 1517. Wanneer precies Jan dit schreef en waarom, weten wij niet, maar de oudste bewaard gebleven vermelding in de stadsrekeningen betreft een opvoering op Sint Jan in de zomer (24 juni) AD 1500 op de markt van Breda door de rederijkerskamer Vruechdendael [ed. Asselbergs en Huysmans, Zwolle 1955, p. 37]. Het laat-middeleeuwse handschrift waarin dit spel in het net werd opgeschreven heeft de Beeldenstorm overleefd en wordt nog altijd in Breda bewaard. Samen met Ludo Jongen vertaal ik dit spel in hedendaags Nederlands, en al doende maak ik een nieuwe kritische editie van deze letterlijk en figuurlijk theatrale tekst.
Dat handschrift is zeker niet foutloos, zoals ik al eens eerder liet zien in Neder-L column 92: Tekstkritiek. Neem nu dit geval:
Deze scene speelt zich af in Pruisen, waar heer Wouter van Roosbeke alias Wouter van Kersbeke tegen de Zarazijnen vecht. Vervelend voor hem en zijn mannen verloopt de strijd niet in hun voordeel. In hun nood roepen zij Cristus van Nazareth, Jezus van Nazarene en ten slotte Maria aan, “want wy comen in dit verdriet om uus tkijnts wille”.
Deze zin wringt. Wouter en zijn mannen “comen” niet in dit verdriet, zij zitten er al tot over hun oren in. Denk dat hier gelezen moet worden: ‘want wy comen sijn in dit verdriet om uus kijnts wille’. De eerste t van “tkijnts” kan wat mij betreft gemist worden.
In de negende regel van boven staat diplomatisch: “daer sullen wij unde iusticie doen”
In de loop der tijd hebben verschillende editeurs hier een verschillende oplossing voor gevonden. Moltzer 1875:
Ander Heyden.
Men sal gaen maken een groot vier,
Daer sullen wy nu de justicie doen,
Ende alle daghen sacrificien doen
Onse goden met eenen kersten knecht;
Leendertz maakte er in 1907 dit van:
Ander Heyden.
Men sal gaen maken een groot vier,
Daer sullen wij hun de justicie doen,
Ende alle daghen sacrificie doen
Onsen goden met eenen kersten knecht.
Saalborn 1949 leest:
Andere Heiden:
Men zal gaan maken een groot vier,
Daar zullen wij hun de justitie doen,
Ende alle dagen sacrificie doen
Onzen goden met enen kerstenknecht.
En de meest recente editie van Asselbergs en Huysmans, Zwolle 1955 editeert:
Ander Heyden:
Men sal gaen maken een groot vier
Daar sullen wij un de justicie doen
Ende alle daghen sacrificien doen
Onse goden met eenen kersten knecht
Leendertz, Saalborn, Asselbergs en Huysmans maken van het koekoeksjong “unde” het persoonlijk voornaamwoord ‘hen’ en het lidwoord ‘de’. Moltzer hield het op ‘nu’. Paleografisch kan het woord niet met een letter ‘u’ beginnen, want dan zou er een ‘v’ hebben moeten staan. Het kan ook geen ‘i’ zijn, want dan zou er een ‘I’ gestaan hebben. De gedachte om dit woord met een ‘n’ te laten beginnen is daarom zo gek nog niet. Maar dan kun je er ook een ‘m’ in lezen en emenderen: Daar sullen wij mede justicie doen. Dat lijkt mij beter, omdat er niet alleen “nu” een kersten knecht aan de Sarazijnse goden gebrandofferd gaat worden, maar ook de komende dagen, net zo lang totdat alle mannen van Wouter van Kersbeke opgestookt zijn. Dat het geen persoonlijk voornaamwoord ‘hen’ kan zijn [voor alle zekerheid nog even geverifieerd bij Amand Berteloot] leert de tekst op andere plaatsen:
349 Ic hebse doen twyfelen ons claer beles
463 Hy heeftse messchien versmeect met gelde?
597 Hy salse cloven totten tanden!
Enzovoort. Ik denk dat het ‘doktershandschrift’ van Jan Smeken hier voor verwarring gezorgd heeft.
Maar wat te denken van dit antwoord van de knape van heer Wouter op het heidense voorstel dat hij zijn leven kan redden door zijn God te loochenen en af te zweren:
Knape:
Twee brysschende beeren!
Veel liever gaic my inden brant.
Van Spijck avant la lettre. Zo staat het er in het handschrift:
Er is geen twijfel mogelijk, er staat inderdaad: “twee brysschende beeren”. Briesende beren allitereert lekker, maar ik kan die briesende beren niet terugvinden op de onmisbare CD-ROM Middelnederlands. Wel weet ik nu dankzij het WNT dat er een briesende beer voorkomt in het werk van Anna Bijns. Maar wat bezielt de knape om hier “Twee brysschende beeren!” te roepen, want waarom “twee”? De heidense beulen zijn immers met zijn drieën.
Als wij nu naar de laatste regel van deze bladzijde kijken dan zien wij die regel beginnen met: “ij vuil heiden […]”
Moeten wij dit lezen als: ‘Twee vuil heiden?’
Dit “ij” heeft eerder al voor problemen gezorgd:
Op de zesde regel van onderen zegt de duivel Belet van Dueghden: “Twee sondich serpent”.
Het handschrift leest immers overduidelijk het Romeinse cijfer .ij. en dat is 2. Maar ‘twee’ slaat hier als … op Dirk.
Heb ik er nog één voor u:
In de zevende regel van boven op bladzijde 41 verso zegt de andere duivel Sondich becoren: “ij lucifers saet”
Moet dit ook gelezen worden als: ‘Twee lucifers saet!’, alsof het om een bestelling in de kroeg gaat? Denk het niet. Twee andere oplossingen zijn absoluut beter. De minst ingrijpende is “ij” te interpreteren als een uitroep. Maar daartegen pleit dat waar het goed gaat in het handschrift er “ey” staat. Kiezen wij voor deze oplossing dan zou “ij” geëmendeerd moeten worden in: Ey, Lucifers saet!
Het kan. Maar gelet op andere bastaardvloeken uit de monden van Sondich becoren en Belet van dueghden, die in de tekst aan de twee briesende beren voorafgaan:
Biden Bloede (50)
Byden maertillen (62)
Byden wonden (71)
By den billen (293)
Byden zweten (310)
Byden bloe (355)
Hulpe dermen (574)
Byden ribben (589)
Zou ik liever lezen: By Lucifers saet!
Bastaardvloeken zijn een bekend verschijnsel in de literatuur van de late Middeleeuwen en sommige mensen gebruiken ze nog altijd: Zeven zakken krenten! Een onschuldige krachterm die op een grappig bedoelde manier de vrome aanroep ‘Zeven sacramenten!’ parodieert. Het lucht op zonder dat je iets strafbaars zegt. Ik geef u op een heel klein briefje dat wij die twee briesende beren ook moeten begrijpen als een bastaardvloek. Heer Wouter van Kersbeke is een aristocraat en moet het goede voorbeeld geven door géén bastaardvloeken te bezigen. Maar wat hij wél doet, is in prelaten kringen minstens zo erg, zo niet erger. Wouter roept tevergeefs Jhesus van Nazarene (640), de moedermaagd Maria (656) en God, die ten derden daghe zyt geresen (709) aan zonder dat hij de indruk heeft dat er op zijn hulpgeroep gereageerd wordt. Maar als hij het heylich Sacrament vander Nyeuwer vaert (715) aanroept en belooft na behouden thuiskomst een bedevaart te doen en tot die tijd geen vlees te eten noch wijn te drinken, dan trekt hij de witte boon en zijn knape de zwarte, met als gevolg dat de knape het vuur in gaat en Wouter terug naar het cachot. Later zal Wouter worden vrijgekocht en kan zo zijn belofte inlossen en als levend bewijs getuigen van de wonderbaarlijke kracht van het Sacrament vander Nyeuwer vaert.
Ik hoop dat ik u er inmiddels van overtuigd heb dat het onzinnig is om dit “ij” of “.ij.” als het telwoord ‘twee’ te lezen, en waar er bij die beren voluit “twee” staat, dit te reconstrueren tot “ij”. Het kan haast niet anders of in bijna alle gevallen moet dit “ij” geïnterpreteerd worden als een uitroep, en in overeenstemming met de rest van het handschrift kritisch geëditeerd worden als: Ey.
Maar welke vrome formule kan er schuil gaan achter: Ey, brysschende beeren! ? Ik heb twee mogelijke oplossingen en sta open voor alternatieven. Mijn eerste optie is:
Ey, Verrisen(e) Here!
Mijn tweede mogelijkheid, die ik mooier en beter vind, omdat hij beter past in de context, zijn de eerste woorden van Psalm 1: “Beatus vir qui non abiit in consilio impiorum”, in de Middelnederlandse vertaling / bewerking van 1360: “Salech es die man die niet wech gegaen en es inder quader raet”:
Ey, beatus vir! (Ey, briesende bir!)
En onder het uitspreken van deze woorden en een afscheidsgroet aan het “schoen soet prieel van Brabant” (759), dat hij nooit meer terug zal zien, sterft deze Pruisenganger als martelaar.
janien zegt
Wonderful!!