Door Bas Jongenelen
Sinds een week is het Nederlands een sonnettype rijker: het Tiburgse sonnet. Een sonnet is nooit zo maar een sonnet, er zijn Italiaanse sonnetten, Engelse sonnetten, Nijmeegse sonnetten, Utrechtse sonnetten – en ga zo maar door. Meestal heeft zo’n geografische aanduiding slechts te maken met de plaats waar hij bedacht is. Bij het Tilburgse sonnet is dat niet het geval, het Tilburgse sonnet heeft iets echts Tilburgs.
Tilburgse telefoonnummers beginnen met 013. Vandaar dat Tilburg geassocieerd wordt met dat getal en vandaar dat het Tilburgse sonnet een sonnet is van 013 regels. Daar zit meteen het probleem: een sonnet kan geen dertien regels hebben, omdat een sonnet per definitie veertien regels heeft. Daar heeft het Tilburgse sonnet iets op gevonden. Er wordt een veertiende regel toegevoegd aan de dertien bestaande, maar die veertiende regel is overbodig. Die overbodigheid uit zich ook doordat de veertiende regel samengesteld is uit de laatste twee versvoeten van regel dertien en de eerste drie versvoeten van regel één. Regel veertien bevat dus niets nieuws. Bovendien hoeft de veertiende regel niet te rijmen op een van de dertien eerdere regels. Veel mensen vinden Tilburg een overbodige stad, het is dus logisch dat een Tilburgs sonnet een bepaalde mate van overbodigheid in zich draagt.
Die losse veertiende regel is de eerste (1) eis die het Tilburgse sonnet stelt aan zijn schrijver. Er worden nog meer eisen gesteld. (2) Het metrum moet de jambische pentameter zijn. (3) De strofebouw is als volgt: kwatrijn, terzet, terzet, terzet, monostichon. (4) Er is geen vast rijmschema. Het kwatrijn heeft bij voorkeur omarmend rijm, de overige strofen zijn helemaal vrij, een rijmschema als cde cde cde is mogelijk, of ccd eed ffd, of cdc ede fdf. De laatste regel hoeft (zoals gezegd) niet te rijmen op een van de vorige regels. (5) Omdat er in Tilburg veel gemauwd wordt, is een echt Tilburgs sonnet een klaagzang. (6) De titel is de laatste eis, maar daarover bestaat discussie: moet er wel of geen titel boven? Wie kiest voor een titel houdt het kort (maximaal vijf woorden) zorgt ervoor dat de letters t, i, l, b, u, r en g erin voorkomen. Tegenstanders van de titel-eis noemen hun Tilburgse sonnet voorlopig gewoon ‘Tilburgs sonnet’. De toekomst zal uitwijzen of het Tilburgse sonnet echt een titel moet bevatten.
Tot zo ver de theorie, hoe pakt het uit in de praktijk? Een paar voorbeelden:
Thuis regent het leven beter
Wat ik je brom, meneer: de bedden kraken,
het bier was schraal, het brood was taai en oud.
Het rookhok stonk en was nogal benauwd
en ook de obers bleven maar verzaken.
En zelfs de huisgemaakte uiensoep
was met een liter maggi niet te nassen;
het gaf me ’s nachts een lauw en wee gevoel.
Ik leef mijn leven niet boven een loep,
maar, lakens, kussenslopen, ongewassen?
Is dit nou ‘Horeca, en kein geloel?
Men is er doof voor ieder boe-geroep…
Het liefst zou ik eergister nog verkassen!
Kortom, het blijft me een gênante boel.
Genante boel, wat ik je brom, meneer.
Martijn Neggers
–
Uw lamenterende gast in december
Een oud, vergeten ei slechts is de buit
Die ik verschalk als ik de koelkast open
De voedingswaren die vanzelf gaan lopen
Staan zij aan zij met wat spontaan ontspruit
Dat komt ervan als in de laatste maand
Je niet ontsnappen kunt aan samen eten
Bij kaarslicht in een anders pied-à-terre
En of ze nou bedeesd zijn of verwaand,
Gezellig zijn of alles beter weten
Ze noemen elk gerecht vlot culinair
Het vlees dat je normaal gesproken kaant
Nadat het achteloos is afgebeten
Is nu het voorspel van een Grand Dessert
Een Grand Dessert: een oud vergeten ei!
Hannelly Krutwagen
–
Met je Tilburgse sonnet!
Hij is zo zacht, onschuldig, ja die G
uit ‘t zuiden van ons kleine nederland
hij lijkt zo ‘soit’ ‘er is niks aan de hand’
maar ondertussen zit je er maar mee.
Want deze G is never, nooit echt boos,
da’s lastig voor ‘t gejammer en geklaag:
te soft, hij geeft je louter ongeduld.
Hij komt niet uit de verf blijft keistemloos,
zo’n G moet klinken scherp, gelijk een zaag,
dat maakt gevloek geraspt en ook gevuld.
Gejeremieer…de G blijft werkeloos.
Gelamenteer verdient de volle laag,
dan klinkt gewee-geklaag! Genoeg geluld.
Genoeg geluld: hij is zo zacht, onschuldig.
Anne-Marie Maartens
–
Willem Kloos in Tilburg
In ’t diepst van mijn gedachten zit ik in
de put. En alles vind ik stom gezever.
Mijn allerbeste vriend heet Fles Jenever
en hij heeft elke dag zo’n goede zin
om samen iets te maken van het leven
in Tilburg, om maar eens een stad te noemen.
Dus wij op pad, o ja, wat een genot.
Maar Tilburg is ver weg, dat duurt wel even.
Zo heb ik tijd om kettinkjes te loomen,
of ander knutselwerk, ik lijk wel zot
om zo de tijd te doden tot half zeven.
Ik zie de flats en torens al opdoemen,
wat is het lelijk, maar ik ben een god.
Ik ben een god in ’t diepst van mijn gedachten.
Bas Jongenelen
Op de site van Het Vrije Vers staan inmiddels meer – en bovendien zeer fraaie – Tilburgse sonnetten. Bijvoorbeeld van Frans Woortmeijer, Frits Criens, Ditmar Bakker en Remko Koplamp. Op het Forum kun je nog meer exemplaren vinden.
Nou, u weet genoeg. Tussen deze vrijdagochtend en vrimibo schrijft u natuurlijk zelf een Tilburgs sonnet.
Francis Speck zegt
CHILLBURG TEN VOETEN UIT
Verzonken in mijn leverworst
in pampusplooi tussen kratten fles
Breezertjes, uitsjorste nachtprinses
als ‘t maar lest en lest, je dorst
In een tilbury of gewoon op fiets
kom je binnen, én gelijk: je bent er.
Maar wie, in ’t hemeltje name,
ontnam ons ‘t zachtgeaarde ‘ge’?
Ge bent er: op Tilburcht centraal
vind je een alcoholtester, geheel kaal
met je libidi neus snuffel je
vanuit de slootrand aan dronkaardsadem:
geen blad voor de mond maar wel voor adam
Met leverworst ter hand: ge bent er.
Bas Jongenelen zegt
De 14e regel van een Tilburgs sonnet bestaat uit een combinatie van r.13 en r.1. Bovendien mag het metrum wel een beetje strakker.
thony van gerwen zegt
tig burlende neuten later
m’n huis is veuls te koud al stook ik hard,
al draag ik trui op vest en jas met das,
de ramen dubbeldicht, gordijnen vast,
m’n toestand blijft toch onverstoord benard …
om warm te worden neem ik snel ’n neut,
’n tweede, ongemerkt ’n hele reut,
te vlot gezopen ben ik weeral teut …
’n tilbo maauwt alleen met reden knul,
dus wie ’t tegendeel beweert – gelul,
zo’n zotje houdt gewoon ’t best z’n trul …
en ’s winters ben ik vet voor zessen klaar,
de zon schijnt nooit meer, da’s verrekte raar,
en vroeger had ik zo’n mooi uitzicht, maar …
mooi uitzicht, maar m’n huis is veuls te koud