Door Willem Kuiper
Ja, dat staat er echt. Kijk maar:
Heer Wouter van Roosbeke alias Wouter van Kersbeke vocht in Pruissen tegen de Saracenen en moest zich daar gewonnen geven. Hoe dat in zijn werk ging, kunt u teruglezen in een vorige Voer voor filologen. Maar omdat hij het Sacrament van de Nieuwervaert aanriep, kreeg hij door goddelijke interventie de witte boon in handen en ontsnapte zo aan de dood op de brandstapel, die zijn minder vindingrijke “knape” sans rancune onderging nadat hij de zwarte boon gekozen had, omdat hij nog niet van de klassenstrijd gehoord had:
Doch soe eest beeter de knecht dan de heere.
Ic bender oec herde wel met te vreden.
Heer Wouter beloofde het Sacrament nooit geen vlees meer te eten en nooit geen wijn meer te drinken vooraleer hij te Nieuwervaert het Sacrament dankbaar aanbeden zal hebben. Tegen elke menselijke kansverhouding in kan hij zich vrijkopen en hartje winter naar Breda terugkeren om vandaar de boot te nemen naar de kerk van Nieuwervaert, die uittorent boven een onder water gelopen veenontginning. Wij kennen het gezegde: Wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in. Welnu, onze voorouders groeven zichzelf onder NAP door het steken van turf. Wat nu in en rond Loppersum gebeurt door de gaswinning gebeurde destijds door de turfwinning. Niets nieuws onder de zon.
Omdat de duivels Belet van Dueghden en Sondich Becoren koste wat het kost willen voorkomen dat heer Wouter zijn belofte aan het Sacrament inlost, zorgen zij voor een zware ijsgang. Maar gelukkig tevergeefs. Heer Wouter arriveert veilig en wel te Nieuwervaert en verwoordt zijn grondeloze dankbaarheid in samenspraak met de parochiepriester en de schout in een schitterend referein, waarvan de strofen eindigen met: “Loff, zoet werdich heilich Sacrament!” Moet er op het toneel indrukwekkend uitgezien en geklonken hebben. Dit is de slotstrofe:
Heer Wouter:
Loff Sacrament vol alder virtuten
die mi beschermt hebt vanden brandt,
vander doot verlost en uut der muten
ende de witte boone verkeerdet inde handt.
Loff die mi dus brocht hebt in Brabant
ende vanden yse ghehouden onghescent.
O prince, boven allen princen plisant.
Loff zoet werdich heilich Sacrament!
Als u zich de titel van deze ‘Voer voor filologen’ nog kunt herinneren dan begrijpt u dat het gaat om de regel: O prince, boven allen princen plisant.
Toen ik vandaag deze regel opnieuw onder ogen kreeg, ontplofte er wat in mijn hoofd. Wat betekent “plisant”? Dat woord ken(de) ik niet.
Zoekt u dit woord op in het (digitale) Middelnederlandsch Woordenboek, waarbij ik de CD-ROM Middelnederlands verre prefereer boven de Geïntegreerde Taalbank, dan zult u zien dat “plisant” een hapax is. Komt alleen maar voor in deze toneeltekst en alleen op deze plaats. Vader Jacob Verdam heeft “plisant” geïnterpreteerd als een spellingvariant van ‘plaisant’: “(playsant, plasant, plisant), bnw. Van ofra. fra. plaisant, vanwaar ook eng. pleasant. Hetzelfde als behagel en bequame, en gezegd van alles wat aangenaam aandoet.”
De eerste editeur H.E. Moltzer, De Middelnederlandsche dramatische poëzie (1875) ziet een gelijkenis met regel 203 in de sotternie De buskenblazer: “hier is het dan zooveel als lief, beminnelijk.”
Sijn wijf:
Swijt, hets jammer dat ghi leeft
Vul ondier plavant
Ic sal u smiten op uwen tant
Hetzelfde, maar dan omgekeerd. Leendertz, Middelnederlandsche dramatische poëzie (1907), editeert “plisant” zonder verder commentaar. Idem ditto Saalborn (1949). Asselbergs en Huysmans annoteren in hun editie (1955): schoon, bekoorlijk, aanbiddenswaardig.
Noch het MNW noch het WNT weten raad met het woord ‘plavant’, en ook ik niet, want het is geen Frans leenwoord, tenzij er een relatie is met ‘player’: verwonden. Maar over “plisant” heb ik wel zo mijn gedachten.
Wie meer dan een tekst tegelijk leest, wat ik altijd aanbeveel, en daarbij het Frans niet schuwt, komt om de haverklap het woord ‘plaisant’ en het tegenovergestelde ‘desplaisant’ tegen. Bijna altijd gaat het om wat wij verstaan onder ‘geneugten’. Welnu, wij kennen wel lichamelijke en vleselijke geneuchten, maar geen geestelijke geneuchten. ‘Plaisant’ lijkt toch vooral te betekenen: ‘de zinnen strelend’. En daarvan kan in het Sacrament van de Nieuwervaert in deze context geen sprake zijn. Een woord dat in Franse teksten in situaties als in dit referein heel vaak valt, is: ‘tout-puissant’, almachtig. Dieu is ‘tout-puissant’. Zodra je je dat realiseert, begrijp je dat:
O prince, boven allen princen plisant.
Onder de gegeven omstandigheden niets anders kan betekenen dan:
O vorst, machtig boven alle (andere) vorsten!
Of het doktershandschrift van Jan Smeken hier voor verwarring gezorgd heeft of dat er sprake is van een spontane psychische contaminatie, de oorzaak van menige kopiistenfout die onmogelijk een verlezing van de legger kan zijn, dat weet ik niet. Maar in de volgende editie van Het spel vanden heilighen Sacramente vander Nyeuwervaert zegt heer Wouter:
O prince, boven allen princen puis(s)ant!
Jos Houtsma zegt
Nou… Zou je dat nou wel doen? puissant is nauwelijks geattesteerd, en plaisant, ‘aangenaam’, is toch perfect als epitheton voor deze prince: het zoete, waardige, heilige Sacrament!