Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (102)
Het Nederlandse sonnet bestaat 451 jaar. Hoe is het de taal in die tijd vergaan?
Er zijn algoritmes die, puur door letters, woorden en constructies te tellen, kunnen bepalen of een tekst door een man of een vrouw geschreven is. Wat is die gemeten ‘mannelijkheid’ of ‘vrouwelijkheid’? We kunnen toch moeilijk aannemen dat mannen biologisch bepaald zijn om minder (of juist meer) e’s te tikken dan vrouwen? Is het dan een weerslag van de opvoeding? Van sociale druk? Daarover zijn de geleerden het nog niet eens.
Hoe stabiel zou die maat over de tijd heen zijn? Schreven vrouwen vroeger ook al vrouwelijk? Hoe vrouwelijk is de toon van Hélène Swarth, bijvoorbeeld in haar sonnet Op den bergtop?
En op den bergtop stond ik, gansch alleen,
In reine ruimte en zuiver zonnelicht.
En grootsche vreugde, als na volbrachten plicht,
Stroomde over ’t landschap, aan mijn voeten, heen.Schoon scheen de wereld me, als een schoon gedicht,
Vol melodie en meening; ver en kleen,
Mijn groote smart, verzonken in ’t verleên.
De wind des levens woei me in ’t aangezicht.– ‘Vrij kleure ’t bloed, dat uit mijn wonden welt,
Deze ongerepte bergsneeuw rozerood!
Vrij stoll’ dat warme bloed, eer de ijslaag smelt!‘k Heb lang gekampt met duisternis en dood.
Ik raak de wolken, heel de hoogte is mijn.
‘k Wil niet weer dalen, waar de menschen zijn!’
Swarth was interessant omdat ze zich van weinig conventies aan leek te trekken. Ze schreef weliswaar sonnetten, maar ze begon daarmee in een tijd dat die nog net uit de gratie waren, en met de andere sonnettenschrijvers van haar tijd had ze niet per se een warme relatie.
Inhoudelijk trok ze zich al helemaal weinig aan van andere mensen. Althans, het soort mensenhaat dat spreekt uit dit sonnet, is natuurlijk bekend van buitenlandse romantische dichters uit de vroege 19e eeuw, maar dat een vrouw zich aan het eind van die eeuw in Nederland niet met allerlei zoete en melancholische observaties op de Olympus meldde, maar arrogant en eenzaam, is tamelijk bijzonder.
Hier staat een vrouw, zelfbewust, op beide benen en laat zich niet van haar sokken blazen.
Interessant is ook wat ze zelf zegt over wat een ‘schoon gedicht’ moet zijn: vol melodie en meening. Het lijkt een vertaling, of in ieder geval een equivalent, van het Engelse rhyme and reason. Een gedicht heeft niet alleen een fraaie vorm, maar ook een inhoud.
Het zelfstandig naamwoord mening is tegenwoordig in de praktijk equivalent met opinie, maar het werkwoord waar het van is afgeleid heeft nog meer betekenissen, zoals bedoelen (‘ik meen het niet zo’) of in alle ernst beweren (‘ik meen het’).
Ik kan ook aan deze regels alleen betekenis geven als ik aanneem dat Swarth hier een van die betekenissen heeft bedoeld. Mening betekent zoiets als ‘(ernstig gemeende) inhoud’. Ook de laatste druk van Van Dale geeft nog de betekenis ‘betekenis’, zij het als ‘verouderd’: de ware mening van de tekst.
Vol melodie en mening is een fraaie uitdrukking, die het verdiend zou hebben een standaarduitdrukking te zijn geworden in onze taal, als beschrijving van een poëtisch ideaal – niet alleen voor vrouwen.
Laat een reactie achter