Door Ton van der Wouden
Wat is de woordsoort van wijlen (nee, ik bedoel niet het werkwoord)? Volgens Van Dale is het een bijvoeglijk naamwoord (alleen voor namen van personen, personificaties en instellingen), van oorsprong een verbogen vorm van Middelnederlands wijle “tijd, tijdstip, rust” (een betekenis die we nog terugzien in de vaste uitdrukking bij wijlen die “af en toe” betekent). Op grond van de betekenis kan ik nog wel begrijpen dat het een bijvoeglijk naamwoord genoemd wordt: wijlen drukt immers een eigenschap uit, en is heel goed te parafraseren met een bijvoeglijke bijzin: “die dood is”. Maar op grond van het syntactisch gedrag heb ik grote twijfels: een gewoon bijvoeglijk naamwoord zoals beroemd laat zich niet combineren met een eigennaam (*beroemde Piet Heijn) en komt tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord (de beroemde burgemeester van Haarlem), wijlen daarentegen gaat heel goed samen met eigennamen (wijlen Piet Heijn) en staat vóór het lidwoord (wijlen de burgemeester van Haarlem).
Wijlen staat niet in de registers van de ANS of Paardekoopers Beknopte en is onvindbaar in het taalportaal. In het Nederduitsch Taalkundig Woordenboek van Weiland uit 1859 heet wijlen een bijwoord, maar die woordklasse is een beetje het afvalputje van de grammatica. Het WNT spaart de kool en de geit en schrijft “Wat positie betreft veelal nog bijw., maar aangevoeld als met adjectivische functie.” Maar met die categorisering als bijwoord is nog niet vastgelegd dat wijlen alleen voorkomt vlak voor zelfstandig-naamwoordgroepen, en dat die beperking tot “namen van personen, personificaties en instellingen” niet absoluut is: via Google vond ik onder meer die is wijlen waarbij die betrekking had op een plant. Dat voorbeeld toont trouwens meteen aan dat predicatief gebruik voor sommige sprekers ook mogelijk is.
Mogelijk dat er weleens iets over wijlen geschreven is in een tijdschrift of een huldebundel, maar ik heb het zo gauw niet kunnen vinden; ik houd me aanbevolen voor analyses en tips.
Peter-Arno Coppen zegt
J.H. van Dale zegt er iets over in zijn ’taalkundig handboekje’ (http://www.dbnl.org/tekst/dale003taal01_01/dale003taal01_01_0026.php), maar ook niet veel meer dan dat het een datief van een znw en een bijwoord is.
Is het woord in de positie die jij noemt niet vergelijkbaar met ‘voorheen’? Dan zou ik het analyseren als een parenthetisch bijwoord in een naamwoordelijke groep.
Ton van der Wouden zegt
Dank voor de verwijzing. Aan “voorheen” had ik niet gedacht, heel goed, maar daar is predicatief gebruik uitgesloten: “die is helaas voorheen” kan niet.
Peter-Arno Coppen zegt
Eens, maar dat predicatieve gebruik van ‘wijlen’ lijkt me ook nogal marginaal (en wellicht ook onder invloed van ‘kassiewijle,’ dat uitsluitend predicatief is.
Ton van der Wouden zegt
We dwalen af, maar “voorheen” is ook een interessant woord. gecombineerd met eigennamen zijn er twee lezingen mogelijk: afhankelijk kan “voorheen Marjolijn Februari” zowel betekenen “een functie die vroeger bekleed werd door Marjolijn Februari” als “die vroeger bekend stond onder de naam Marjolijn Februari”. “vroeger” kun je op dezelfde manier vooraan je zelfstandignaamwoordgroep zetten (“de, LTS vroeger de ambachtsschool”). En net als “vroeger” kan ook “voorheen” zinsbijwoord zijn (“voorheen zat ik achter een computertje”).
Ter zake: je voorstel voor “wijlen” is parenthetisch bijwoord in een naamwoordelijke groep. De term staat niet in de ANS. Komt het wel vaker voordat bijstelling-achtige dingen voor het ding staan waar ze bijhoren? Staan ze net buiten de naamwoordelijke groep of hangen ze erin? In het laatste geval: heeft u daar misschien een functionele projectie voor? Kan Freek Van de Velde daar misschien iets verstandigs over zeggen?
Ton van der Wouden zegt
met “afhankelijk” bedoel ik natuurlijk “afhankelijk van de context”.
Peter-Arno Coppen zegt
Zou jij een focuspartikel ook een parenthetisch element noemen?
Die twee betekenissen van ‘voorheen Marjolijn Februari’ zie ik wel, maar als je forceert dat het een woordgroep is verdwijnt er een: ‘voorheen Marjolein Februari schreef een stuk in de krant’ kan ik moeilijk interpreteren, en ‘dit stuk is geschreven door voorheen Marjolein Februari’ is ook gek.
Ik heb trouwens het idee dat die betekenissen er bij ‘wijlen’ ook in zitten (zie de voorbeelden in het WNT)
Wouter van der Land zegt
Mogelijk is er invloed van het Franse ‘feu’ in de wijlen-betekenis (‘feu le roi’)?
Freek Van de Velde zegt
Niks geen parenthese! Gewoon een geïntegreerd deel van de nominale constituent, bekend als de kopbepaling. Een nieuwnederlandse innovatie. Kwam pas goed opzetten in de 17e eeuw. En past in de stapsgewijze diachrone uitbreiding van de frasale structuur van de nominale constituent ter linkerzijde.
De Groot had de kopbepaling al in z’n strukturele syntaxis, en Vandeweghe zegt er ook iets over in z’n grammatica, maar de positie ter linkerzijde van de determinator is een ondergeschoven kind in de hedendaagse grammatica. Dat men van lieverlede gaan spreken van DP i.p.v. NP is daar mede debet aan denk ik.
Over ‘wijlen’ valt wel meer te zeggen. Er komt een stukje aan voor neerlandistiek.nl.
Ton van der Wouden zegt
Ad Foolen wijst me erop dat het zogenaamde predicatieve gebruik van “wijlen” weleens een heel andere oorsprong zou kunnen hebben: Hebreeuws hasjibhenu > kassiewijlen > wijlen (zie bijvoorbeeld https://www.startpagina.nl/v/taal/vraag/145726/uitspraak-kassie-wijlen).