Door Marc van Oostendorp
Vrijwel alle partijen zijn het erover eens dat het Nederlands vooral een kwestie is voor ‘vluchtelingen’. De groeimarkt voor leraren Nederlands zit dus sowieso daar. Het geldt ook voor alle partijen die ik nu maar even als ‘links’ bestempel en die momenteel in de Tweede Kamer vertegenwoordigd zijn: PvdA, SP, GroenLinks, Partij voor de Dieren en Denk. (Misschien zijn D66 en de ChristenUnie ook links; maar die allebei een veel uitgebreidere visie op taalbeleid dan de andere partijen, en ik heb hen daarom apart behandeld.)
Van die vier is Denk de enige met een heel duidelijk afwijkende lijn. Er zijn tussen de andere vier wel nuanceverschillen. Er is bijvoorbeeld grofweg een links-rechtsdimensie. Rechtsere partijen (volgens deze definitie inclusief de PvdA) leggen er de nadruk op dat vluchtelingen Nederlands moeten leren:
- Vluchtelingen moeten zo snel mogelijk de taal leren. (PvdA)
Linksere partijen, zoals GroenLinks, leggen er de nadruk op dat vluchtelingen het Nederlands moeten kunnen leren:
- Erkende vluchtelingen krijgen snel de kans om een leven op te bouwen, de taal te leren en aan het werk te gaan. (GroenLinks)
- Vluchtelingen moeten zich zo snel mogelijk onze taal en cultuur eigen kunnen maken. (Partij voor de Dieren)
Aan de aan- of afwezigheid van dat modale werkwoord kunnen ligt natuurlijk een lichtelijk verschillend mensbeeld ten grondslag, waarbij het ‘rechtse’ standpunt gebaseerd is op de gedachte dat niet alle vluchtelingen Nederlands willen leren, gaat de ‘linkse’ visie ervan uit dat iedereen de taal zal leren als hij wordt aangeboden.
Overigens ligt de kwestie tamelijk subtiel, en kun je je zelfs afvragen of er hier daadwerkelijk veel verschil is tussen de vandaag behandelde partijen. Zo zegt GroenLinks ook dat vluchtelingen “onze grondwet, onze democratie en de bijbehorende vrijheden moeten [en dus niet: moeten kunnen] leren kennen en zich daaraan houden” en neemt vervolgens een middenpositie in: “zowel vluchtelingen als de Nederlandse samenleving hebben de plicht integratie te laten slagen.”
De SP laat volkomen in het midden wiens verantwoordelijkheid het allemaal is:
- Voor een goede integratie krijgen migranten en statushouders zo snel mogelijk onderwijs in taal en inburgering, met bijzondere aandacht voor de vrijheden en de grondrechten die we in ons land kennen. (SP)
De partij concentreert zich verder vooral op de organisatie van het onderwijs. Ze is voor zover ik kan zien de enige met een uitgesproken visie over dit punt:
- Taal- en inburgeringsonderwijs laten we niet over aan de markt. Dit onderwijs wordt laagdrempelig, gratis en toegankelijk georganiseerd, in de buurt, op scholen en op het werk. Ook komt er extra taalonderwijs bij de publieke omroep, via tv, radio en internet. (SP)
Ook andere partijen hebben hun unique selling points. Zo is de PvdA de enige die, met D66, iets over het Engels in het hoger onderwijs zegt, al neemt de partij er niet een heel duidelijk standpunt over in:
- We erkennen het belang van lesgeven in het Engels op universiteiten en hogescholen, zeker bij studies met een internationaal karakter. Deze trend mag niet ten koste gaan van de kwaliteit van het onderwijs en geen afbreuk doen aan de kwaliteit van het onderwijs in het Nederlands. (PvdA)
De partij die vindt dat het Engels zo belangrijk is dat we er verslechteringen van de colleges voor accepteren moet natuurlijk nog opstaan.
Een geheel afwijkende visie op taalbeleid komt van Denk. Het is, samen met de PVV, de enige partij die zich geheel en al niet uitlaat over de wenselijkheid dat vluchtelingen Nederlands leren. En in plaats daarvan focust het op een heel andere kwestie, die juist geheel en al buiten het blikveld van enige andere partij valt:
- Meer talenonderwijs in primair- en voortgezet onderwijs
DENK vindt het leren van talen van opkomende handelspartners in het voordeel van de Nederlandse economie. DENK is daarom:
• Vóór meer talen binnen het vroege talenonderwijs.
• Vóór het als keuzevak aanbieden van Portugees, Spaans, Mandarijn,
Turks en Arabisch naast Engels, Duits en Frans. [Denk]
Het is interessant dat het argument economisch is; je kunt je afvragen in hoeverre met name het Turks en het Arabisch belangrijkere ‘opkomende handelspartners’ vertegenwoordigen dan pakweg het Russisch en het Hindi. In ieder geval is Denk de enige partij die enig belang hecht aan het leren van vreemde talen; ook de partijen die wel Engels noemen, hebben het alleen over onderwijs in andere vakken dat in het Engels gegeven wordt, niet over het leren van Engels.
Lucas Seuren zegt
Het is interessant hoe DENK nadruk legt op hun standpunt voor meer talen; alsof er partijen zijn die tegen meer talen zijn.
Het lijkt me overigens volstrekt onrealistisch. Er zijn niet genoeg docenten om dit soort talen in het voortgezet onderwijs te kunnen geven als keuzevak; het beste wat je kunt doen is scholen de vrijheid geven om die vakken aan te bieden als ze dat willen en er de middelen voor hebben.
De keuze voor talen laat ook zien dat er niet goed over is nagedacht. Italiaans wordt niet genoemd, maar 5,2% van onze export ging in 2014 naar Italië terwijl van de genoemde landen Spanje de belangrijkste is met maar 2,7%. En nee, de import is niet veel beter: 2,1% kwam uit Italië, 1,8% uit Spanje. Landen als Turkije en Arabische landen breken de 1% niet eens.
Mandarijn-Chinees valt nog wat voor te zeggen. Niet alleen is het politiek een belangrijke taal nu China een echte wereldmacht is, maar 9,3% van onze import kwam uit China en 1,9% van onze export ging naar China. Hetzelfde geldt voor Portugees, mits er een focus is op Braziliaans-Portugees.
Dan komen we alleen bij de vraag uit, welk kind is er op de middelbare school serieus bezig met een dergelijke carrière.
Marc van Oostendorp zegt
Er zal inderdaad Braziliaans-Portugees (en mogelijk ook Latijns-Amerikaans Spaans) worden bedoeld. Europees Portugees kun je in Nederland niet eens meer studeren, dus docenten opleiden zal ook geen sinecure zijn.