Door Marc van Oostendorp
Mijn zondagochtendminicollege gaat vandaag over een proefschrift waarin wordt betoogd dat gebaren ook onderdeel zijn van de taal.
Het hier besproken proefschrift staat op de website van de Landelijke Onderzoeksschool Taalwetenschap.
Ton van der Wouden zegt
Ik denk dat taal veel multimodaler is dan wij denken, en dat er heel veel verdwijnt als je het vastlegt in schrift, en dat je heel veel in- en aanvult als je leest. In zijn Leuvense proefschrift van een paar jaar geleden heeft Steven Schoonjans laten zien dat bepaalde (Duitse) modale partikels (statistisch) heel vaak begeleid worden door specifieke gestiek. Sindsdien valt het mij op dat mijn wenkbrauwen onwillekeurig een tikje omhoog gaan als ik “toch” zeg.
Klaas zegt
Een andere functie van gebaren is om aan te geven dat een denkproces nog niet afgelopen is op het moment dat de gedachte wordt uitgesproken, dus het aangeven van een zekere “vaagheid”. Dit wordt vaak aangegeven met “handwaving”. Misschien formuleer ik het slecht, maar ik heb veel van die “handwavende” sprekers meegemaakt en zien falen in het overbrengen van een duidelijke boodschap.
Lucas Seuren zegt
Zonder het proefschrift gelezen te hebben; hoe verhoudt dat zich dan tot telefoongesprekken? En hoe beïnvloedt dat mensen die blind zijn en dus de gebaren niet kunnen zien? Zijn we minder communicatief vaardig in dergelijke situaties?
Ton van der Wouden zegt
Mensen die telefoneren, gebaren ook. Dat lijkt een argument (niet zo heel sterk) tégen de communicatieve functie van gebaren. De vraag of de gebaren er dan zijn omdat ze helpen des sprekers gedachten te verwoorden of omdat ze intrinsiek onderdeel zijn van de lexicale elementen, of om iets anders, is dan nog onbeantwoord. Of blinde mensen ook gebaren, weet ik niet – ik zou denken van niet.