Gegroet, vrienden van de verscheiden neerlandici! U hebt er vast niet zo’n erg in, maar we bevinden ons in een bijzondere week. Er zitten 212 verscheiden neerlandici in onze database, dus 424 geboorte- en sterfdagen, maar vanaf gisteren tot aan het komende weekend is er geen enkele geboorte- of sterfdag te bejuichen of te betreuren. Een hele week zonder dode neerlandici om te gedenken! We zullen ons moeten behelpen met de levenden, die natuurlijk voor hun gestorven voorgangers niet onder hoeven te doen. Ook zij zijn het vaak waard om met een respectvolle aandacht te worden bestudeerd.
De neerlandicus die wij in deze flitsquiz zoeken is dus pas volgend weekend zoveel jaar geleden gestorven. Het betreft hier een zeer bekende neerlandicus, die regelmatig in kranten en tijdschriften populariserend over de taal schreef. Daarbij had hij vooral aandacht voor de gesproken volkstaal, die hij altijd aanduidde met een term die je tegenwoordig niet zo vaak meer hoort. Wie vaker iets van hem gelezen heeft moet die term zeker tegengekomen zijn, en wie dat niet heeft gedaan moet dat heel snel maar eens gaan doen.
De vraag van deze week is dus: welke neerlandicus zoeken wij, en wat was die term?
Marc Beerens zegt
Ik denk dat Nikolaus Jakobus Hubertus Royen, op 4 februari 1955 overleden als Gerlach Royen O.F.M., deze zondagochtend de beoogde verscheiden neerlandicus is. Maar de term… ‘Spraakkunstig’?
Peter-Arno Coppen zegt
De persoon is goed, maar de term is niet wat ik bedoel. In een van zijn belangrijkste werken wijdt hij een heel hoofdstuk aan het onderscheid tussen dialect (hij schrijft ‘dialekt’) en deze taalvariant. Maar ook in zijn kleinere artikelen uit de krant kom je de term regelmatig tegen. Hij lijkt heden ten dage een beetje in onbruik geraakt.
Peter-Arno Coppen zegt
Het ging om de bovendialectische, beschaafde omgangstaal.
Nicoline van der Sijs zegt
Koiné, meen ik
Peter-Arno Coppen zegt
Inderdaad, Nicoline! Dat was het. Hij spelde het zelf als ‘koinê,’ maar het is helemaal goed. Daarmee heb je wel een bonuspunt verdiend, want niemand anders kwam erop. Je hoort het ook haast nooit meer, al bestaat het verschijnsel nog wel natuurlijk.
Nicoline van der Sijs zegt
De Heuiter gebruikte het in zijn Nederduitse orthographie uit 1581 ook: |
”Als ik het Nederlands een mengtaal noem, let ik op de aard van alle dialecten die het zuiverst hun talen, niet precies aan dit of dat land verbinden […], maar aan de gewoonte van de verstandigste en belangrijkste geleerden alsook de praktijk van adellijke lieden, die in alle talen altijd naarstig hebben getracht deze te zuiveren en uit de modder van het gewone volk te helpen. Voorts heb ik een voorbeeld genomen aan de Grieken, die van vier landen goede talen in de praktijk hebben, te weten Ionisch, Attisch, Dorisch en Aeolisch, en daaruit nog een vijfde hebben gesmeed, die zij Gemeenspraak [Koinè] noemen — zo ook heb ik mijn Nederlands in de afgelopen vijfentwintig jaar gesmeed uit het Brabants, Vlaams, Hollands, Gelders en Kleefs.”