Gegroet, beste vrienden van de verscheiden neerlandici! Het was de vorige week maar een magere hoeveelheid inzendingen, alleen Marc Beerens hield de eer van het Neerlandistiek-lezerspubliek een beetje hoog door het juiste antwoord te geven. Bedenkt u wel, dat het natuurlijk niet gaat om het goede antwoord (want dat weet ik zelf wel), maar om de nagedachtenis van hen op wier schouders wij allen staan. Als wij hen niet gedenken, wie zal dat dan wel moeten doen?
Daarom: verdiept u zich deze week eens in de gouden doden die in onze rechterkolom de revue zullen passeren. Klikt u eens zo’n naam aan waarvan u denkt: wie was dat ook alweer?
Een van hen is een neerlandicus, die een beroemde verhandeling schreef die nog decennia later door neerlandici in spe liefkozend met de eerste drie woordjes werd aangeduid (zo werd mij door collega Jan van Bakel verzekerd). Hoewel hij een zeer geleerd imago had, ging zijn aandacht ook uit naar de gewone taal: hij zat bijvoorbeeld in de Raad van deskundigen van Onze Taal.
Wie is hij, en hoe heette zijn beroemde verhandeling?
Marc Beerens zegt
De hoog geleerde Johan Hendrik Kern, geboren 24 januari 1867 en overleden 19 december, was van 1932 tot 1933 lid van de Raad van Deskundigen van Onze Taal, dus daar is een match.
Maar de verhandeling… Een gokje: ‘Ollen en oele’, zie http://www.dbnl.org/tekst/_tij003193001_01/_tij003193001_01_0029.php
Peter-Arno Coppen zegt
Kern is goed, maar de korte aanduiding van de verhandeling was eerder een soort inside-aanduiding van een titel die toevallig met drie functiewoorden begon.
Marc Beerens zegt
Dan zal het gaan om ‘De met het Participium Praeteriti omschreven Werkwoordsvormen in ’t Nederlands’ (1912).
Peter-Arno Coppen zegt
Ja, die is het. Die werd nog in de vijftiger jaren door studenten Nederlands afgekort met ‘De met het.’ Deze monografie wordt algemeen als zijn belangrijkste (en meest omvangrijke) werk gezien. Ten onrechte nog niet op dbnl.org (en ook elders kan ik het digitaal niet vinden).