Gegroet, vrienden van de verscheiden neerlandici! Iets later dan u van ons gewend bent (maar wat zijn een paar luttele uren in het licht van de eeuwigheid waar deze quiz over gaat?) dan toch een aflevering van ons populair zondagochtendtijdverdrijf.
Was de afgelopen week een beetje slapjes in het bieden van mogelijkheden om verscheiden neerlandici te gedenken, de komende week passeert de nagedachtenis aan de echte reuzen in het vak: Kollewijn, Schönfeld, Weijnen, Balk-Smit Duyzentkunst, veel groter en bekender kun je ze bijna niet hebben.
Misschien iets minder bekend bij het grotere publiek, maar onder de werkelijke vaklieden zeer gewaardeerd is degene die wij deze week zoeken. Zijn allereerste publicatie, een satirisch stuk over een instituut neerlandistiek, schreef hij onder een pseudoniem dat hij ontleende aan de naam van een oudoom.
Wie was hij, wat was het pseudoniem en hoe heette die publicatie? Als iemand trouwens een link heeft naar een digitale versie, graag!
Marc Beerens zegt
18e-eeuw- en Weyermann-krachtpatser André Hanou, overleden op 8 februari 2011. De oudoom heette Sjef van Dongen en het stuk het ‘Hellinga en zijn Instituut’, verschenen in Student 5 (12 maart 1969).
Peter Altena zegt
Als Deken Daalberg zette hij nadien in de reeks Geleerde neerlandici zijn satirische geschiedschrijving voort.
Peter-Arno Coppen zegt
O, interessant! Links moeten we hebben!
Marc Beerens zegt
https://herkauwer.wordpress.com/
Peter-Arno Coppen zegt
Weer helemaal goed en razendsnel! Er begint zich een zekere voorspelbaarheid in de uitslag van deze quiz af te tekenen. ik krijg sterke associaties met een persiflage op de quiz ‘voor een briefkaart op de eerste rang’ door Gerard Cox en Frans Halsema. En dan jij als ‘meneer T.’
Peter-Arno Coppen zegt
Deze dus:
Quizmaster: En dit is dan weer de laatste ronde van onze kwis: ‘Voor een briefkaart op de eerste rang’. Opgelet, heren kandidaten: in deze ronde levert elk goed antwoord vijftig gulden op. Bent u klaar?
Zo te zien wel. U zit ontspannen. Hand bij de zoemer. En daar gaan we.
Vraag 1: Toen Greta Garbo in 1932…
(Zoemer)
Q: Ja, zegt u het maar.
Khing: Stan Laurel.
Q: Heel goed. Dat is inderdaad heel goed, want de vraag luidde: Toen Greta Garbo in 1932 debuteerde in Zweden, maakte op vijfduizend kilometer afstand een magere Engelse komiek zijn negentiende eenakter met een onafscheidelijke partner. En hoe heette die komiek? Dat was de vraag. Vijftig gulden voor meneer T.
En nu de volgende vraag: Wat bewaarden…
(Zoemer)
Meneer T!
K: Het diepste stilzwijgen.
Q: Maar dat is verbluffend. Dat is in de roos, meneer T. Want de vraag in z’n geheel was: Wat bewaarden, in de film ‘Ochtendschemering der mensheid’, de Germanen in hun heilige wouden?
En nu over naar de laatste vraag. Opgelet. Onze laatste vraag, de honderd gulden-vraag. Uw laatste kans tevens, meneer Van der Heyden. En u natuurlijk ook, meneer T.
Stilte, opgelet. Hier komt ‘ie: Wie…
(Zoemer)
Meneer T heeft gedrukt, meneer T heeft gedrukt! En z’n antwoord luidt:
K: Ik!
Q: En dat is goed! Want de vraag luidde: wie weet het goede antwoord op de laatste vraag van ons spelletje: ‘Voor een briefkaart op de eerste rang’!
Marc Beerens zegt
Voor de jongere kijker: meneer T. is een allusie op Thé Tjong-King, die in real life Voor een briefkaart op de eerste rang excelleerde in het insturen van briefkaarten met het juiste antwoorden op de filmquiz.
Peter-Arno Coppen zegt
Misschien dan ook nog voor diezelfde jongere lezers: de gulden was een oude muntsoort die iets minder dan de helft van de waarde van de huidige euro had.