Door Michiel de Vaan
rul bn. ‘korrelig’
Nnl. rul ‘los, fijkorrelig’ bn. in de rulle aarde (1622, Bredero), het rulle zand (1814), ‘los’ in Laetst zagh ik een aerdigh baesje / Dorre blaedtjes rul op een / Houden ‘laatst zag ik een aardig baasje dorre blaadjes los op elkaar houden’ (J. Beets, 1668). MoWFri. rul maar ouder ook rol (1869).
Niet buiten het (Noord-)Nederlands bekend. Gezien de betekenis ligt een verband met het ww. rollen voor de hand: ‘rul’ zand is zand waarvan de korrels over elkaar heen rollen (i.t.t. klei of veen, bijvoorbeeld). In het Westnederlands is de korte o vaak tot u geworden, onder andere naast l (vgl. krul uit krol), en als het Friese woord uit het Hollands komt, bevestigt het dat daar rol heeft bestaan. Ik deel daarom de mening van de Vries/de Tollenaere (Etym. Wb., 2010) dat rul waarschijnlijk recent ontstaan is (en wel uit rol), en niet op een oude Germaanse formatie *ruzla- of *ruzlja- teruggaat. Probleem is wel dat een bn. *rol of *rolle ‘rollend’ nergens voorkomt. Eén mogelijke verklaring is dat er in het Mnl. een samenstelling *rollezand ‘rollend zand’ heeft bestaan (zoals rolblok, rolsteen) die later als twee woorden bn.-zn. *rolle *zand is opgevat, waarna het bn. zich zelfstandig maakte. Maar dat is natuurlijk pure speculatie.
Marcel Plaatsman zegt
Aardig is dat het in deze betekenis een rijmend synoniem heeft, “mul” (“het mulle zand”).
Zelf gebruik ik “rul” eigenlijk alleen in de keuken: “het gehakt rul bakken” (of “rullen”). In die betekenis kan het ook niet door “mul” vervangen worden.
Olivier van Renswoude zegt
Verband met het aan het Frans ontleende rollen lijkt mij wat minder waarschijnlijk door het bestaan van Drents ral ‘losjes; slecht sluitend door droogte; droog’ naast rul(le).
Als de grondbetekenis ‘bewegelijk, wendbaar’ was kan het verwant zijn aan Drents rel ‘actief, flink’ en Zuidnederlands raal, reel, rel, ril, rilde, met betekenissen als ‘flink, vlug, kwiek’ en ‘slank, dun’ en ‘mager, uitgeteerd, zwak’. Oudere vormen zijn Middelnederlands reel, rel ‘slank, dun’ (Brabant) en Vroegnieuwnederlands reel, rael ‘tenuis, exilis, gracilis; strigosus, exhaustus’ (Kiliaan). Zie verder nog Oudnoords hrolla ‘wankelen, zich heen en weer bewegen, beven’ en hrella ‘verontrusten’ en Nederlands rillen (indien < *rellen).
Langs de betekenis ‘losmaken’ zijn Nederlands rel ‘vore, groeve’ en rellen ‘gort pellen’ en Middelnederlands rullen ‘id.’ misschien nog te verbinden.
Hein zegt
Hebben jullie ook al aan een vergelijking met de (zeer oude) riviernaam rul gedacht. Dit is de oude naam voor de rivier Kleine Dommel.