Waarom heeft het Nederlands eigenlijk geen [ɡ], de klank van het Engelse goal of het Duitse Geld? Over die vraag hoorde ik deze week een lezing van de Australische taalkundige Mark Donohue. Ik probeer het samen te vatten.
Inderdaad; waar het hier om gaat is om de foneeminventaris, zoals dat heet. Overigens wordt het gat daar natuurlijk inmiddels ook gevuld, door leenwoorden als ‘goal’ (onderscheiden van ‘kool’).
In het Arabisch wordt het volledige alfabet gevormd op een logische wijze. De 29 medeklinkers worden in volgorde onderaan in de keel gevormd, en zo naar de lippen toe.
Deze taal heeft dan ook een veel groter spectrum in medeklinkers dan de meest gekende westerse talen.
Zij behoeven dan ook geen karakters samen te voegen om bepaalde medeklinkers te schrijven. Denk bv. aan ch in het Nederlands, th in het Engels, enz.
De letter g zoals ze in het Duits, Engels en Frans uitgesproken wordt, daar is in het Arabisch een ander teken voor, dan de letter g zoals ze in het Nederlands uitgesproken wordt. Een dérde teken hebben ze dan voor onze ch. Een vierde zelfs die eerder naar de h neigt. Vooral op het einde van een woord of lettergreep (vb. Ahmed)
Het is dus zéker geen tekortkoming in het Nederlands, want bij het Arabisch leren hebben wij het veel gemakkelijker om minstens vier vormen van g uit te spreken. Dit in tegenstelling tot onze buurtalen, die juist over dié uitspraken struikelen. (uitz. het Duits met -ch als woordeinde)
Laat een Fransman of Engelsman maar een Bach uitspreken.
Besluit, ook op dít gebied is het Nederlands eerder rijker dan onze buurtalen. Dus nog een reden om niet zoveel mogelijk leentjebuur te spelen, integendeel!
In Europa is er ook zo’n regio, rondom Hongarije: de Slavische talen daar verschuiven g naar h. Hieraan doen onder meer Tsjechisch, Oekraïens en Kroatisch mee. Het Tsjechisch bijvoorbeeld zegt “hrad” waar het Russisch “gorod” heeft. Net als het Nederlands hebben deze talen de g later wel weer ontleend, maar het “eigen” taalsysteem redt het zonder.
Zelf heb ik die Nederlandse g wel verbonden met de -v-. Die staat oorspronkelijk tussen klinkers, ook op plekken waar ooit -b- stond. Die positie tussen klinkers kon kennelijk makkelijk een stemhebbende fricatief opleveren. Dat geldt dan denkelijk ook voor de -g-, die inderdaad bij onze oosterburen tussen klinkers wel een fricatief kan zijn (een Nederduits verschijnsel, dat wel); in het Fries is de verdeling nog zo: aan het woordbegin is g- de k van zakdoek, maar tussen klinkers “gewoon” een fricatieve g.
Net als de -v- (en de -z-) kwam de wrijf-g aanvankelijk alléén tussen klinkers voor, niet aan het woordbegin, maar het Nederlands heeft op zeker moment een ontwikkeling gekend waarbij de s- en f- aan het woordbegin z- en v- werden, en toen kan ook g- zijn verschoven in de richting van een stemhebbende fricatief. Dat was trouwens een zuidelijke ontwikkeling, het noorden heeft s- en f- meestal behouden en ook de plof-g lijkt daar langer te zijn bewaard. Er is wel gesuggereerd dat de Hollandse schraap-g oorspronkelijk ook eigenlijk een ietwat ongelukkige aanpassing van de “Friese” g naar de “Vlaamse” is geweest.
Die Nederlandse ontwikkeling is dus ook wel als taalcontact op te vatten, de omringende talen laten immers wel íets van de fricatief-ontwikkeling zien, alleen zijn “wij” verder gegaan dan de rest. Voor het Fries wordt trouwens wel aangenomen dat de fricatief-g er lang ook in anlaut voor kon komen, náást de ploffer, en dat de situatie pas laat is gestabiliseerd tot de verdeling die er nu is. Voor het Nederduits is dat natuurlijk ook best voorstelbaar, ook nu nog zijn daar dialecten die een “Nederlandse” verdeling laten zien (ook het Middelduitse, trouwens, Keuls bv.).
Interessant. Wanneer een taal zowel stemhebbende als stemloze stopklanken heeft en drie artikulatieplaatsen, dan zijn de meest voorkomende gaten in dat systeem [g] en [p]. Van het ontbreken van [p] wist ik dat het een areaal fenomeen is (denk aan zowel Austronesische als Papoeatalen op en om Nieuw-Guinea of aan het gebied rond de Sahara, de Levant en het Midden-Oosten). Hier vult de constatering dat ook het ontbreken van de [g] areaal gebonden is dus een soort ‘gat’ in de universalia (voorzover je statistische fenomenen universalia kunt noemen).
Een vaststelling is echt Nederlands, in tegenstelling tot het onnodig geleende “constatering”.
Ongeacht de vele zichzelf tegensprekende meningen, lijkt het erop dat wij Nederlandstaligen, wél in staat zijn alle vormen van g uit te spreken, terwijl de ons omringende dat niet kunnen en zich (buiten het Duits) bij de stemloze g beperken.
Het gat ligt dus bij hen en niet bij ons.
Zoals op vele andere gebieden is onze taal veel uitgebreider dan die, waar de meesten hier bij dwepen.
in mijn privéleven mag ik ook graag wat taalpureren, maar dat hou ik erbuiten wanneer ik op een serieus forum reageer op een bericht aangaande heel andere zaken. Maar wanneer ik aan het taalreinigen ben, dan doe ik het ook volledig, niet dat halfslachtige eruitpikken van een enkel vrij alledaags woordje dat toevallig makkelijk herkenbaar is als een leenwoord uit het Frankrijkwaals, maar ook woorden als ‘vorm’ (uit het Latijnse ‘forma’, ‘gedaante’ zou hier ook uitstekend z’n werk doen). En ik zou me al helemaal verre houden van een achtervoegsel als ‘-er/-aar/-ier’ (uit ‘-arius’), waarom niet Taalgaardenende?
Ja, inderdaad. Het merkwaardige is vervolgens natuurlijk dat je voor zowel het gat bij de p als voor het gat bij de [g] een sluitende aerodynamische verklaring kunt vinden – en zelfs een soortgelijke verklaring. Dat maakt het raadsel alleen maar groter.
Waarbij me dan nog te binnenschiet dat het in bijvoorbeeld de Semitische en Austronesische talen zonder [p], net als in het Japans en het Keltisch, altijd een gevolg is van een [p] die verandert in een [f] (en eventueel nog door naar [h/∅]) en zo het gat opent. Voor de andere circumsaharaanse talen en voor de Papoeatalen waarin daar een gat zit zou ik dat niet durven zeggen, maar het zou interessant zijn te weten of het gat altijd/overwegend ontstaat door het verdwijnen van de [p], of dat het ook gebeurt dat de [p] ontbreekt doordat die niet is ontstaan in een klankverschuiving waaruit wel een [k] en [t] zijn voortgekomen.
En diezelfde vraag dan nu dus ook voor het g-gat.
Ja, aan de andere kant zijn er weinig (en misschien geen) talen zonder stemloze plosieven, zodat het ‘niet ontstaan van [p]’ op zich al een wonderlijke gebeurtenis zou zijn. Het vereist dus waarschijnlijk een soort chain shift à la de Wet van Grimm, en dat maakt het allemaal wat onwaarschijnlijk.
hans zegt
Betekenisonderscheidend is-ie niet, maar de k in zakdoek is toch eigenlijk een g?
Marc van Oostendorp zegt
Inderdaad; waar het hier om gaat is om de foneeminventaris, zoals dat heet. Overigens wordt het gat daar natuurlijk inmiddels ook gevuld, door leenwoorden als ‘goal’ (onderscheiden van ‘kool’).
Taalgaardenier zegt
In het Arabisch wordt het volledige alfabet gevormd op een logische wijze. De 29 medeklinkers worden in volgorde onderaan in de keel gevormd, en zo naar de lippen toe.
Deze taal heeft dan ook een veel groter spectrum in medeklinkers dan de meest gekende westerse talen.
Zij behoeven dan ook geen karakters samen te voegen om bepaalde medeklinkers te schrijven. Denk bv. aan ch in het Nederlands, th in het Engels, enz.
De letter g zoals ze in het Duits, Engels en Frans uitgesproken wordt, daar is in het Arabisch een ander teken voor, dan de letter g zoals ze in het Nederlands uitgesproken wordt. Een dérde teken hebben ze dan voor onze ch. Een vierde zelfs die eerder naar de h neigt. Vooral op het einde van een woord of lettergreep (vb. Ahmed)
Het is dus zéker geen tekortkoming in het Nederlands, want bij het Arabisch leren hebben wij het veel gemakkelijker om minstens vier vormen van g uit te spreken. Dit in tegenstelling tot onze buurtalen, die juist over dié uitspraken struikelen. (uitz. het Duits met -ch als woordeinde)
Laat een Fransman of Engelsman maar een Bach uitspreken.
Besluit, ook op dít gebied is het Nederlands eerder rijker dan onze buurtalen. Dus nog een reden om niet zoveel mogelijk leentjebuur te spelen, integendeel!
Marcel Plaatsman zegt
In Europa is er ook zo’n regio, rondom Hongarije: de Slavische talen daar verschuiven g naar h. Hieraan doen onder meer Tsjechisch, Oekraïens en Kroatisch mee. Het Tsjechisch bijvoorbeeld zegt “hrad” waar het Russisch “gorod” heeft. Net als het Nederlands hebben deze talen de g later wel weer ontleend, maar het “eigen” taalsysteem redt het zonder.
Zelf heb ik die Nederlandse g wel verbonden met de -v-. Die staat oorspronkelijk tussen klinkers, ook op plekken waar ooit -b- stond. Die positie tussen klinkers kon kennelijk makkelijk een stemhebbende fricatief opleveren. Dat geldt dan denkelijk ook voor de -g-, die inderdaad bij onze oosterburen tussen klinkers wel een fricatief kan zijn (een Nederduits verschijnsel, dat wel); in het Fries is de verdeling nog zo: aan het woordbegin is g- de k van zakdoek, maar tussen klinkers “gewoon” een fricatieve g.
Net als de -v- (en de -z-) kwam de wrijf-g aanvankelijk alléén tussen klinkers voor, niet aan het woordbegin, maar het Nederlands heeft op zeker moment een ontwikkeling gekend waarbij de s- en f- aan het woordbegin z- en v- werden, en toen kan ook g- zijn verschoven in de richting van een stemhebbende fricatief. Dat was trouwens een zuidelijke ontwikkeling, het noorden heeft s- en f- meestal behouden en ook de plof-g lijkt daar langer te zijn bewaard. Er is wel gesuggereerd dat de Hollandse schraap-g oorspronkelijk ook eigenlijk een ietwat ongelukkige aanpassing van de “Friese” g naar de “Vlaamse” is geweest.
Die Nederlandse ontwikkeling is dus ook wel als taalcontact op te vatten, de omringende talen laten immers wel íets van de fricatief-ontwikkeling zien, alleen zijn “wij” verder gegaan dan de rest. Voor het Fries wordt trouwens wel aangenomen dat de fricatief-g er lang ook in anlaut voor kon komen, náást de ploffer, en dat de situatie pas laat is gestabiliseerd tot de verdeling die er nu is. Voor het Nederduits is dat natuurlijk ook best voorstelbaar, ook nu nog zijn daar dialecten die een “Nederlandse” verdeling laten zien (ook het Middelduitse, trouwens, Keuls bv.).
Erik Bouwknegt zegt
Interessant. Wanneer een taal zowel stemhebbende als stemloze stopklanken heeft en drie artikulatieplaatsen, dan zijn de meest voorkomende gaten in dat systeem [g] en [p]. Van het ontbreken van [p] wist ik dat het een areaal fenomeen is (denk aan zowel Austronesische als Papoeatalen op en om Nieuw-Guinea of aan het gebied rond de Sahara, de Levant en het Midden-Oosten). Hier vult de constatering dat ook het ontbreken van de [g] areaal gebonden is dus een soort ‘gat’ in de universalia (voorzover je statistische fenomenen universalia kunt noemen).
Taalgaardenier zegt
Beste Erik,
Een vaststelling is echt Nederlands, in tegenstelling tot het onnodig geleende “constatering”.
Ongeacht de vele zichzelf tegensprekende meningen, lijkt het erop dat wij Nederlandstaligen, wél in staat zijn alle vormen van g uit te spreken, terwijl de ons omringende dat niet kunnen en zich (buiten het Duits) bij de stemloze g beperken.
Het gat ligt dus bij hen en niet bij ons.
Zoals op vele andere gebieden is onze taal veel uitgebreider dan die, waar de meesten hier bij dwepen.
Erik Bouwknegt zegt
[off topic]
Beste Taalgardenier,
in mijn privéleven mag ik ook graag wat taalpureren, maar dat hou ik erbuiten wanneer ik op een serieus forum reageer op een bericht aangaande heel andere zaken. Maar wanneer ik aan het taalreinigen ben, dan doe ik het ook volledig, niet dat halfslachtige eruitpikken van een enkel vrij alledaags woordje dat toevallig makkelijk herkenbaar is als een leenwoord uit het Frankrijkwaals, maar ook woorden als ‘vorm’ (uit het Latijnse ‘forma’, ‘gedaante’ zou hier ook uitstekend z’n werk doen). En ik zou me al helemaal verre houden van een achtervoegsel als ‘-er/-aar/-ier’ (uit ‘-arius’), waarom niet Taalgaardenende?
Marc van Oostendorp zegt
Ja, inderdaad. Het merkwaardige is vervolgens natuurlijk dat je voor zowel het gat bij de p als voor het gat bij de [g] een sluitende aerodynamische verklaring kunt vinden – en zelfs een soortgelijke verklaring. Dat maakt het raadsel alleen maar groter.
Erik Bouwknegt zegt
Waarbij me dan nog te binnenschiet dat het in bijvoorbeeld de Semitische en Austronesische talen zonder [p], net als in het Japans en het Keltisch, altijd een gevolg is van een [p] die verandert in een [f] (en eventueel nog door naar [h/∅]) en zo het gat opent. Voor de andere circumsaharaanse talen en voor de Papoeatalen waarin daar een gat zit zou ik dat niet durven zeggen, maar het zou interessant zijn te weten of het gat altijd/overwegend ontstaat door het verdwijnen van de [p], of dat het ook gebeurt dat de [p] ontbreekt doordat die niet is ontstaan in een klankverschuiving waaruit wel een [k] en [t] zijn voortgekomen.
En diezelfde vraag dan nu dus ook voor het g-gat.
Marc van Oostendorp zegt
Ja, aan de andere kant zijn er weinig (en misschien geen) talen zonder stemloze plosieven, zodat het ‘niet ontstaan van [p]’ op zich al een wonderlijke gebeurtenis zou zijn. Het vereist dus waarschijnlijk een soort chain shift à la de Wet van Grimm, en dat maakt het allemaal wat onwaarschijnlijk.
Ronny Spaans zegt
Ik dacht dat de Nederlandse uitspraak van de “g” ouder was dan de Duitse, Engelse en Scandinavische uitspraak:
“Dutch has retained the original /ɣ/, despite the fact it is spelled with ⟨g⟩”
Zie 4.4, op deze wikipedia-pagina:
https://en.wikipedia.org/wiki/High_German_consonant_shift#.2F.C9.A3.2F_.3E_.2F.C9.A1.2F