Door Leonie Cornips
Het omvangrijke onderzoeksrapport Staat van het Nederlands. Over de taalkeuzes van Nederlanders en Vlamingen in het dagelijks leven van de Nederlandse Taalunie, het Meertens Instituut en Universiteit Gent is zojuist verschenen. De Nederlandse Taalunie is het officiële orgaan van de Nederlandse en Vlaamse overheden dat over taalbeleid adviseert. De Taalunie met de betrokken taalkundigen onderzochten via een online enquête wanneer en hoe vaak mensen denken het Nederlands te gebruiken en wanneer andere talen. Ruim 6.500 mensen hebben deze enquête ingevuld: 3.003 Nederlanders (133 Friezen) en 3.419 Vlamingen (113 Brusselaars). Het resultaat van het onderzoeksrapport: het Nederlands denkt men een sterke positie toe in het dagelijks leven hoewel het Engels het Nederlands verdringt in de ICT-, lucht-, zeevaart- en onderzoeksector.
Een betrokken taalkundige vroeg mij om Limburgers op te roepen mee te doen. Of mijn oproep via sociale media geholpen heeft, weet ik niet maar op pagina 13 van het rapport vertoont Limburg uiteindelijk het dichtste netwerk aan respondenten. Achteraf gezien heb ik grote spijt van mijn oproep. De enquête zelf en de resultaten zeggen niet zoveel over het Nederlands in relatie tot het Limburgs en andere diversiteit in meertaligheid, behalve dan tot het Engels (en Frans in Vlaanderen/Brussel). Hoe kan dat nu?
Aan sprekers van een dialect is gevraagd om dialect te beschouwen als Nederlands. Dus als iemand vindt dat hij thuis altijd dialect spreekt, dan moest hij als antwoord invullen dat hij thuis altijd Nederlands spreekt. Dat is absurd want veel dialectsprekers ervaren dat zij tweetalig zijn of in ieder geval dat het verschil uitmaakt wanneer je dialect/Limburgs of Nederlands spreekt. Nu hebben de taalkundigen in deze enquête het Fries wel als aparte taal gerekend. De Taalunie antwoordt op de vraag van Paul Weelen hierover: ‘het Limburgs [wordt] door de Taalunie niet als een aparte taal beschouwd, maar als een grensoverschrijdende streektaal van het Nederlands.’ Ik kan alleen maar concluderen dat de Nederlandse Taalunie hierin lijnrecht indruist tegen de Nederlandse overheid die het Limburgs en het Nedersaksisch – evenals het Fries – als regionale talen onder het Europees Handvest erkend heeft in respectievelijk 1997 en 1996. Vervolgens antwoordt de Taalunie: ‘Door het Limburgs als een aparte minderheidstaal te erkennen, zou de sprekers van het Limburgs in feite de status van moedertaalsprekers van het Nederlands worden ontzegd en daar is de Taalunie geen voorstander van.’ Door dit standpunt van de Taalunie is een Fries wel tweetalig Fries-Nederlands maar een Limburger die dialect/Limburgs-Nederlands spreekt niet. Dat is taalkundig en politiek een volstrekt arbitraire beslissing.
Daarnaast is de top vijf aan andere talen in Nederland in de uitkomsten erg ‘Europees’ voorspelbaar: Fries, Tamazight (=Berbers), Engels, Duits en Spaans. Dat roept de vraag op wie de respondenten precies waren want waar is het Turks of Arabisch? In de enquête antwoordt 0,6 procent van de respondenten moslim te zijn. Dit is erg weinig vergeleken met de enquête van het CBS over 2015 waarin 5 procent zich moslim noemt op de vraag naar kerkelijk gezindte. Dit laat zien dat sommige groepen sprekers nauwelijks bereikt zijn met de Staat van het Nederlands-enquête.
De enquête zal zich over twee jaar weer herhalen. Dan verwacht ik wel een echte inspanning om een grotere diversiteit aan tweetalige sprekers te vinden, dus een representatieve steekproef. Bovendien naast Brussel ook een focus op de Randstad. Tenslotte doen alle regionale minderheidstalen mee, ook het Limburgs en Nedersaksisch. Of men komt uit voor het echte doel van dit onderzoek: de positie van het Nederlands naast het Engels (Nederland/Vlaanderen) en Frans (Brussel/Vlaanderen), het spreken over alle andere talen is gewoon
msvandermeulen zegt
Als onderzoeker voor dit project voel ik me natuurlijk persoonlijk aangesproken, dus ik zal even antwoorden.
Het doel was om Nederlands af te zetten tegen andere talen: het gaat om de positie van het Nederlands in de wereld. De taalkeuze binnen Nederland en de positie van de verschillende dialecten en minderheidstalen binnen Nederland zijn ook heel interessant, maar daar lag de focus niet. Daarom is er gekozen om niet naar dialect te vragen. Inmiddels weten we dat dat een onhandige methodologische keuze was, en zo hebben we dat geëvalueerd. Ik hoop dat we een iets genuanceerde enquete zullen uitsturen. Maar de dialectologische diepte zal denk ik vermeden blijven, want daar gaat het onderzoek niet om.
Wat betreft Fries en dialecten en andere minderheidstalen: dat antwoord van de Taalunie, daar herken ik me absoluut niet in. In het rapport staat iets anders, en hoe de Taalunie daar verder over communiceert, daar kan ik weinig aan doen. Maar de status van het Fries is nou eenmaal anders dan die van het Nedersaksisch en het Limburgs. Dat staat in de wet, en daar hebben we ons door laten leiden. Jouw ‘eis’ dat die minderheidstalen dan wel moeten worden toegevoegd vind ik net zo willekeurig als jij onze keus noemt: waarom dan niet ook Jiddisj en Sinti-Romanes? Dat zijn ook talen met een bepaalde erkenning. Hetzelfde geldt voor Brussel: dat is een stad met een wettelijk aparte politieke en taalkundige status. Daarom is die los bevraagd. De Randstad heeft die status niet. Daarom is die niet los bevraagd.
Tenslotte zeg je dat sommige groepen sprekers niet bereikt zijn. Dat klopt absoluut, en dat is heel erg jammer. En weet je: ik denk niet dat dat veel beter gaat worden. Die groepen blijven namelijk moeilijk te bereiken, daar staan ze om bekend. Wij hebben in korte tijd en met beperkte middelen geprobeerd een enorm onderzoek op te zetten. We zijn daar, denk ik, deels in geslaagd. Deels zijn we ook niet geslaagd, maar dat had ik ook niet verwacht: je kunt maar zoveel doen. Hopelijk kan er in de toekomst aan worden gewerkt, maar dat kost mankracht en geld.
Bovendien hangt het slagen af van de goodwill van mensen. Ik vind het daarom jammer dat je nu spijt hebt van je medewerking, die ik in ieder geval op prijs stelde. Ik vind je reactie ook weinig constructief. Als je verwacht dat alles de eerste keer perfect is, dan kom je denk ik vaak bedrogen uit. Ik geloof in beginnen, proberen en verbeteren. Dat was in ieder geval mijn insteek bij dit project. Ik hoop dat jij ook zo naar dit project kunt kijken, en kan helpen het te verbeteren.
leonie cornips zegt
Beste Marten, dank voor je uitvoerige reactie. Fijn dat jullie in je evaluatie ook al aangeven dat de methodologische keuze in dit onderzoek onhandig was. Vooral daar wilde ik de nadruk op leggen met mijn column. En inderdaad alle minderheidstalen mogen van mij meedoen maar de beste methodologie was nog alsvolgt geweest.In dit onderzoek is alleen het Nederlands van belang en niet de dialecten etc. De methodologie had dan ook alleen het Nederlands moeten bevragen. Als mensen een vakje leeglaten in het werkdomein dan weet de onderzoeker dat de respondent daar geen Nederlands spreekt en dan tel je echt appels en appels bij elkaar. Nu is er gekozen om dialect als Nederlands te tellen en dat is toch echt een appel en peer bij elkaar tellen. Men verhoogt hiermee het aantal Nederlandssprekenden en vooral het gebruik van het Nederlands in allerlei domeinen.
Ook ik weet natuurlijk hoe moeilijk het is om een representatieve steekproef af te nemen.
Ik geloof ook in beginnen maar als dit een piloot onderzoek was geweest dan had dit echt als zodanig gepresenteerd moeten worden. Het verslag wordt gepresenteerd als uitermate vakkundig en professioneel en met die ogen heb ik het ook gelezen. Volgende keer geef ik graag advies als je dat op prijs stelt.
msvandermeulen zegt
Beste Leonie,
het was zeker geen pilot: het was een eerste versie, die verbeterd kan worden. Zo gaat dat, volgens mij, vaak in de wetenschap. Mensen leveren opbouwende kritiek en op basis daarvan wordt onderzoek verbeterd.
Ik stel advies graag op prijs, maar ik ben niet meer bij het onderzoek betrokken. Gezien de weinig constructieve houding die je hier, in de petitie en in de eerdere mailwisselingen aanneemt, weet ik niet of anderen er wel op zitten te wachten.
Ik geloof dat dit belangrijk onderzoek kan zijn. Er is absoluut ruimte voor verbetering, maar op deze manier wordt dat niks. Jammer dat je dat blijkbaar niet inziet.
Jos Van Hecke zegt
Eh, ja kijk… het zegt me niets en het raakt eigenlijk m’n kouwe kleren niet (dat ‘onderzoek’) maar is (Nederlands) Limburgs dan geen Nederlands? Is ‘Brugs’, ‘Antwerps’, ‘Gents’, ‘Hasselts’, ‘Kortijks’, ‘Brussels’, ‘Zwevegems’, ‘Bevergems’ …..enz. enz. dan geen Nederlands? Misschien worden er – vanuit uw redenering – in Nederland en Vlaanderen samen, in het dagelijks leven dan wel 1000, 2000 …of zelfs evenveel soorten ’talen’ gesproken als er mensen in Vlaanderen en Nederland wonen, enkele miljoenen ’talen’ dus. In die zin tekent ondergetekende al voor minstens 13 soorten ’talen’ + enige noties van het bovendijks ‘Hollands’.
Wat er écht toe doet en wat écht telt is dat het (standaard) Nederlands dat op grond van eenvoudige criteria wezenlijk te onderscheiden valt van andere talen zoals het Frans, het Engels, het Spaans, het Turks…. en zelfs van het Afrikaans, de enige officiële taal is in Nederland en Vlaanderen en tevens de enige voertaal in het onderwijs, weliswaar en tot op zekere hoogte het hoger onderwijs (vooral in Nederland) uitgezonderd. Het is vooral aan dit laatste fenomeen van zogenaamde ’talendiversiteit’ dat in de praktijk neerkomt op taalverdringing (afstoting van de moedertaal / gemeenschapstaal ten voordele van één enkele andere taal) dat men de ‘staat van het Nederlands’ in Nederland en Vlaanderen kan afmeten. En dat vergt géén onderzoek, dat is gewoon een bloot feit, gedoogd en ingevoerd met volle medewetenheid én medeplichtigheid van de (vooral de Nederlandse) overheid. De rest en in het bijzonder bovengenoemd ‘onderzoek over de staat van het Nederlands’ van de Nederlandse Taalunie noem ik lulkoek, zinloze én dure praat voor de ‘linguïstische’ vaak.
leonie cornips zegt
Indien het onderzoek het gesproken Nederlands in Limburg had bevraagd, dus het Nederlands met typisch zuidelijke kenmerken dan was het voor mij helemala ok geweest om dit Nederlands als Nederlands te reken. Echter, in het onderzoek is het dialect als Nederlands gerekend. Het dialect is taalkundig echt anders dan het Nederlands. En inderdaad de afbakening van dialecten, zelfs van het Nederlands, is taalkundig nauwelijks te doen.
Jos Van Hecke zegt
OK, maar het begrip ’taal’ en dus ook het begrip ‘Nederlands’ moet hoe dan ook ergens een afgebakende inhoud / betekenis hebben, net zoals het begrip ‘dialect’ waarmee mijns inziens op zich geen ’taal’ bedoeld wordt maar een (gesproken) vorm /uiting van een bepaalde taal of – in uitzonderlijke gevallen – van meerdere talen samen. Zo is er lange tijd en wordt er eigenlijk nog steeds discussie gevoerd over de status van het Afrikaans als autonome ’taal’ dan wel als een variant / ‘dialect’ van het Nederlands? Niet voor niets is de Nederlandse Taalunie er blijkbaar nog steeds niet uit of de Afrikaanstalige gemeenschap nu wel dan niet tot de Nederlandse Taalunie kan behoren, hoewel hier ook – van de kant van de republiek Zuid-Afrika met officieel 11 talen die in principe over het geheel van zijn grondgebied gelden – staatkundige en politieke motieven / problemen een rol spelen. In ieder geval dekt en bestrijkt het politiek-institutioneel verankerde taalbegrip ‘NEDERLANDSE Taalunie’ het GEHELE (constitutionele) grondgebied van Vlaanderen, Nederland en Suriname en omvat dus onder meer alle Nederlandse provincies, ook Friesland en Limburg en het constitutioneel begrip ‘Vlaamse gemeenschap’ in Brussel. M,a.w. ook het Fries en uiteraard ook het Limburgs en alle andere ‘dialecten’ van de Nederlandse taal – in Nederland, Vlaanderen en Suriname – vallen onder het begrip ‘Nederlandse taal / Nederlands’ zoals dat ondubbelzinnig spreekt uit de benaming ‘Nederlandse Taalunie’. Het is dus zaak om precies te weten wat men is, waar men voor staat, wat men wil en waar men naar toe wil. Bovendien wat schuilt er eigenlijk onder de term ‘staat van het Nederlands’? Toestand, status, stand… ja wat eigenlijk?
DirkJan zegt
Opvallend dan dat dit onderzoek van de Taalunie, dat is uitgevoerd door het Meertens Instituut, door datzelfde Meertens Instituut – en dus ook door Leonie Cornips – niet /vooraf/ kritisch tegen het licht is gehouden. Zelfs als leek zou ik al de nodige vraagtekens hebben gezet bij de opzet met vrijwillige respondenten zodat je van te voren weet dat je een zwaar selecte steekproef houdt over dit onderwerp. Maar volgens het onderzoek was er nagenoeg geen foutmarge na correcties met projectie op de hele Nederlandse bevolking.
leonie cornips zegt
Ik ben het volledig met je eens…..