Door Marten van der Meulen
Er zijn maar weinig taalfouten die zo iconisch zijn dat ze een eigen naam hebben gekregen. Tante Betje is er daar een van. Deze fout is te vinden na nevenschikkende voegwoorden (zoals en en maar), en wordt hij al heel lang bekritiseerd. In de voorgaande zin zal het je snel opvallen: het werkwoord ‘wordt’ en het onderwerp ‘hij’ zijn omgedraaid. Foutieve inversie heet dat. Er is flink wat over te zeggen, en dat is dan ook al wel gedaan. Maar ik heb daar nog wel iets aan toe te voegen. Over de vraag wanneer deze naam nou eigenlijk voor het eerst voor dit probleem gebruikt werd. Met andere woorden: wanneer werd tante Betje geboren?
Ik kom tante Betje als gebruiksprobleem vrij vaak tegen in de taaladviesboeken die ik op dit moment bestudeer.In een enkel geval strookt de invulling van de fout niet met de ‘klassieke’ inversiefout (behoorlijk ironisch is dat, het fout benoemen van een fout). Zo stelt Rob van Erkelens in zijn ‘De Groene stijlgids‘:
“Een van de klassieke missers. Op school leerden we dat een tante Betje was: Hier zet men koffie en over bij de veerpont. Zo bont maakt niemand het meer, mede door het afnemende aantal veerponten, maar in ons onderzoekje kwamen we wel tegen: Brandweer rukt op tijd uit en arm jongetje af.” (2008:35)
Het zou mij verbazen, wanneer Erkelens op school heeft geleerd dat koffie & over een tante Betje is. Dit voorbeeld wordt namelijk algemeen als zeugma gezien. Het foutief weglaten van een woord dat niet dezelfde functie heeft in de nevenschikkende zin is weliswaar óók een klassieke misser, maar een tante Betje is dit niet. Deze verkeerde benaming komt overigens vaker voor, zo merkte Marc van Oostendorp eens op. Ook Friederike de Raat signaleert deze fout fout in haar taaladviesgids ‘Geen hond die ernaar kraait’ (2013:57).
Een van de publicaties waarin ik tante Betje tegenkwam, was ‘Taalzuivering. Lijst van woorden en uitdrukkingen ter vervanging van -ismen, voorgesteld en aanbevolen door het Algemeen Nederlandsch Verbond’. In de vierde editie uit 1925 (de eerste editie hiervan zag in 1917 het licht) staat:
Tante-Betjestijl.
Niet: Wij openen een nieuwen winkel en hopen wij op uw begunstiging.
Wel: Wij openen een nieuwen winkel en hopen op uw begunstiging.
Wat me opviel was het jaartal van deze vindplaats. Toevallig las ik namelijk net op de website van Onze Taal het volgende:
Een tante betje is een stijlfout. De naam tante betje is geïntroduceerd door de taalpurist Charivarius (1870-1946) in zijn taaladviesboek Is dat goed Nederlands? (1940). Naar zijn zeggen kwam hij de hieronder behandelde stijlfout steevast tegen in de brieven van zijn tante Betje.
Dat kan niet kloppen. Charivarius kan de term niet in 1940 hebben bedacht, als hij al in 1925 werd gebruikt. Maar OnzeTaal staat niet alleen in deze datering van tante Betje’s geboorte. Zo zegt Jan Renkema in zijn Schrijfwijzer (1989:109), dat de naam tante Betje is ontstaan in “de periode rond de Tweede Wereldoorlog”.
Even verder lezen brengt ons tot nog één andere datering. In zijn voorwoord voor de heruitgave van Charivarius’ ‘Is dat goed Nederlands?’ (1998, hier gratis online, leuk voor wie meer wil weten over Charivarius) zegt Wim Daniëls namelijk: “Die benaming is door Charivarius rond 1918 in het leven geroepen”. Dat is een stuk eerder! Maar het ‘rond’ bleef me ergeren (niet omdat het als voorzetsel is gebruik hoor, want dat is tegenwoordig heel normaal, ook al veroordeelde Charivarius zelf het nog). Dat is nog steeds vrij vaag. Is het mogelijk om een eerste voorkomen te vinden?
Misschien is dat inderdaad mogelijk. Als Charivarius inderdaad de bedenker is van de term (laten we daar voorlopig niet aan twijfelen), dan is het waarschijnlijk dat hij de term introduceerde in zijn column in de Groene Amsterdammer. In dat blad schreef hij namelijk vanaf 1903 een wekelijkse taalrubriek, Charivari genoemd. En laat de Groene hun archief nou eens heel prettig doorzoekbaar online hebben gezet (een pluim voor degene die hiervoor heeft/hebben gezorgd, echt heel fijn). Zoekende in de periode 1903-1918 vond ik deze opmerking in de editie van 22 juni 1913:
“Tante Betje – waartoe zouden wij den naam van onze oude vriendin verzwijgen? – heeft nu weder in de N. R. Ct. geschreven”
Intrigerend! De opmerking doet vermoeden dat er al eerder sprake is geweest van hetzelfde fenomeen (‘weder geschreven’), maar dat de naam van de overtreder nog niet was genoemd (‘waarom verzwijgen’). Hiermee is tante Betje fors ouder dan OnzeTaal claimt, en ook Daniëls’ “rond 1918” is bij te stellen. 22 juni 1913: jammer dat we het niet eerder wisten, dan hadden we tante Betje’s eeuwfeest kunnen vieren. Het opmerken van het fenomeen is volgens mijn hypothese trouwens dus nog ouder. Oudere vindplaatsen ervan zullen ongetwijfeld gaandeweg mijn onderzoek opduiken. Of misschien kent een lezer er wel een. Ik ben benieuwd en wacht ik gespannen af.
Dit artikel verscheen eerder op het nieuwe onderzoeksblog van de Nijmeegse taalkundige Marten van der Meulen.
Maggy R zegt
Google Books vindt een hoop tantes met die naam van voor 1900, https://www.google.com/search?tbm=bks&q=%22tante+betje%22#q=%22tante+betje%22&newwindow=1&safe=active&tbs=cdr:1,cd_min:1800,cd_max:1899&tbm=bks&start=0 maar geen van alle in relatie tot de onjuiste inversie. Mogelijk is er een verband met https://books.google.nl/books?id=PyLJHAAACAAJ “Hoe mijn tante Betje de courant leest: komische voordracht voor heer of dame.” Helaas staat de tekst hiervan niet online.
Jos Damen zegt
Justus van Maurik schreef in 1879 Janus Tulp (blijspel in vier bedrijven), waarin een Tante Betje voorkomt. Ik heb het toneelstuk niet gelezen, maar het zou me niet verbazen als haar taalgebruik typerend voor haar is. Tantje Betje komt nog (als overleden tante) terug in een ander boek van Van Maurik: Oude kennissen (1895).