door Jan Stroop
Toen de Landelijke Vereniging van Neerlandici (de LVVN) in 2001 actie voerde onder ’t motto ‘Zorg om het schoolvak Nederlands’, lees mijn congrestoespraak, hadden we te maken met politici, die wel commissies instelden om te komen tot een vernieuwing van het examenprogramma Nederlands, maar die de rapporten van die commissies naast zich neerlegden of zelfs beleid bedachten dat inging tegen de aanbevelingen van de eigen commissies. Minister Netelenbos orakelde: ”Als je naar leraren luistert, verandert er nooit iets.”
Waaruit bleek dat ze naar niemand wilde luisteren. Net als haar opvolgster, minister Van der Hoeven. Toen de LVVN ’t resultaat van de actie, een pakket handtekeningen van leraren die veranderingen wilden, aan de minister mocht aanbieden, zei de minister vooraf, dus zonder dat ze kennis genomen had van ’t doel van actie, dat ze er zich niets van aan zou trekken.
Dat is tegenwoordig wel anders. ’t Schoolvak Nederlands staat meer in de belangstelling dan ooit, ook bij de politiek, juist doordat leraren zich weren. Misschien heeft ’t er ook mee te maken dat nu allerwegen wordt gehamerd op ’t leren van Nederlands. Dat danken we zeker voor een deel aan de instroom van allochtonen en aan de alarmerende berichten over ’t grote aantal laaggeletterden en analfabeten in Nederland.
Er is zorg om die taalachterstand. Daar kan de neerlandistiek, dat is de studie van de Nederlandse taal- en cultuur, van meeprofiteren. Want ook Nederlands van onderbouwniveau tot bovenbouw heeft de onderbouwing nodig die de Neerlandistiek kan bieden.
De Neerlandistiek is er zich ook van bewust. Dat zie je aan initiatieven in allerlei sectoren. ’t Blog Neerlandistiek, ’t mag wel eens gezegd worden, speelt daarbij een belangrijke rol. Zo is er ’t initiatief ‘Neerlandistiek voor klas’ waarin ideeën, methodes, suggesties, discussies, kritieken, enzovoort, die betrekking hebben op ’t schoolvak Nederlands gepresenteerd worden en door wie maar gepresenteerd kunnen worden. Er zijn ook initiatieven om de afstand tussen de universitaire Neerlandistiek en het onderwijs op lager niveau te verkleinen.
De dwaze en op niets gebaseerde veronderstelling dat ’t Nederlands op z’n retour is en door ’t Engels verdrongen wordt, is door de onderwijsproblematiek op ’t laagste niveau op de achtergrond geraakt. Er zijn nog maar weinig politici die niet vinden dat deelnemen aan onze samenleving in de eerste plaats betekent een voldoende beheersing van ’t Nederlands en daar de consequenties niet van inzien.
Bij ’t vorige lustrum van Neerlandistiek (8 juni 2012) schreef Jack Hoeksema de volgende sombere evaluatie: “Ik zie twee wegen: (1) Het onderwijs krijgt meer prioriteit, meer geld, meer aanzien, en dus de studie Nederlandse taal en cultuur meer studenten, of (2) we zoeken een manier om het schoolvak af te schaffen. Spelling kunnen scholieren ook krijgen van een tweedegraadsleraar, of desnoods een computerprogramma, letterkunde schaffen we af, en ontleden wordt samen met Duits en Frans verwezen naar de mestvaalt van de geschiedenis. Oplossing twee is goedkoper, innovatief, en eventuele nadelen worden pas na een jaar of tien zichtbaar. Oplossing een is conservatief, stoffig, en duur. Waarvoor zouden onze politici kiezen, denkt u?”
Ik kan niet meer achterhalen of de mening van Hoeksema in 2012 door velen gedeeld werd en of zijn suggestie, oplossing twee, toen realistisch was, wat ik wel constateer is dat in 2017 de positie van ’t Nederlands, ’t schoolvak Nederlands, ’t aanzien van de leraar Nederlands en uiteindelijk dat van de Neerlandistiek sterk in positieve zin aan ’t veranderen zijn. Dus toch oplossing één van Hoeksema. Tot meerdere glorie van Neerlandistiek.
Laat een reactie achter