Door Marc van Oostendorp
Waarom voeren mensen lange gesprekken met de een maar niet met de ander? Er bestaat een hele discipline die gespreksanalyse heet – onze medewerker Lucas Seuren schrijft er regelmatig over – maar ik kan in de handboeken die ik heb geraadpleegd heb geen antwoord vinden op deze in mijn ogen toch vrij belangrijke vraag.
Ik dacht eraan toen ik onlangs in het vliegtuig zat en er twee mensen naast me kwamen zitten. Ik wilde naar muziek luisteren via mijn gammele hoofdtelefoon. Ik was daarom even bang dat ze collega’s waren, maar ze waren gelukkig waarschijnlijk een stel. En de kans dat twee collega’s eindeloos met elkaar praten is veel groter dan dat twee echtgenoten dat doen. Maar waarom is dat zo?
Hersenpannetje
Er komt natuurlijk bij dat er in de liefde gesprekstechnisch ook nog sprake is van een zekere ontwikkeling. Bij het begin van de liefde is de voorraad spraakwater juist nagenoeg eindeloos. Nooit praten mensen meer met elkaar.
Over het waarom daarvan heb ik wel een favoriete theorie, die ik ontleen aan de psycholoog Geoffrey Miller. Die zegt dat taal sowieso bedoeld is om mee te pronken, om te laten zien hoe groot je herseninhoud is, om zo indruk te maken op de potentiële geliefde. Vandaar dat we zo idioot veel woorden hebben die allemaal hetzelfde beschrijven (fiets, rijwiel): allemaal manieren om te laten zien hoe goed jouw genen hebben gezorgd voor een vol hersenpannetje.
Versieren
Er is natuurlijk evolutionair gezien geen beter moment om dat soort gedrag te vertonen dan als je iemand het hof wil maken. Volgens de theorie van Miller is dat hof maken dus zelfs juist een van de belangrijkere functies van taal.
Goed, zo kun je dus begrijpen dat mensen die met elkaar getrouwd zijn niet meer met elkaar praten. Maar waarom doen collega’s dat wel? Die hoeven elkaar toch niet per se te versieren of ben ik nu zo naïef?
Nu zou je kunnen zeggen, dat collega’s zelfs al is het onbewust wel met elkaar in competitie zijn. En daarvoor is het pronken met je herseninhoud natuurlijk wel goed.
Naarste dingen
Maar ik vermoed dat er ook nog iets anders aan de hand is. Dat ontleen ik vooral aan het gevoel als ik me voorstel zelf urenlang naast een collega te zitten en niets te zeggen. Dat is niet primair het gevoel dat ik een kans mis de ander het bed in te krijgen of eens flink verbaal te intimideren, alswel een gevoel van ongemak. Het is raar om bij een goede bekende te zijn en dan niets te zeggen.
Misschien heeft het te maken met veiligheid. Wanneer je met iemand bent die je niet goed kent, weet je niet wat die ander denkt. Misschien is hij kwaad op je, en bezig een mogelijkheid te vinden om je te belagen. Misschien denkt hij wel de naarste dingen over je.
Taal creëert volgens geleerden als de Amerikaanse psycholoog Michael Tomasello gedeelde aandacht. We zijn als we met elkaar praten allebei met hetzelfde bezig, ook al zijn dat allerlei onbenullige ditjes en datjes die je eigenlijk allebei niet wezenlijk interesseren. Je weet dan in ieder geval iets zekerder dat die ander geen moord aan het beramen is.
Vreemdeling
Toch klopt dat weer niet precies, want bij volslagen vreemden ontstaat dat gevoel niet. Wanneer je naast een vreemdeling zit in het vliegtuig moet je misschien wel even groeten, maar de meeste mensen voelen niet dat ze dan de hele vlucht van hier naar Petersburg met elkaar moeten kletsen.
Misschien dat je zo’n vreemdeling dan weer volkomen kunt negeren, en net doen alsof hij er niet is, zodat je alle vreselijke dingen die hij aan het bedenken is, ook kunt buitensluiten. De truc van de gedeelde aandacht is dan dus niet nodig, nog even los van het feit dat het bij zo’n vreemdeling ook moeilijker is om zaken te vinden waar je samen de aandacht op kunt richten.
Peter-Arno Coppen zegt
Die theorieën verklaren dan weer niet waarom de ene mens heel veel schrijft en de ander bijna niks. Tenminste, dat hoop ik.
Marc van Oostendorp zegt
Ja, interessant. Schrijven kent heel andere prikkels dan praten; dat komt denk ik door het gebrek aan fysieke aanwezigheid. Het geldt bijv ook voor chatten. Ik geloof dat je je daarbij langere stiltes kunt veroorloven dan bij praten.
Peter-Arno Coppen zegt
Er doemt ineens een heel onderzoeksveld op, want bij mailverkeer heb je dan weer wel verwachtingspatronen over reactietijden (bij sommigen verwacht je binnen een dag reactie).
Maar die stiltes is een ding, veelschrijverij in relatie tot veelpraterij is weer iets anders. Het zal toch ook te maken hebben met een drang om je uit te spreken (om het zo maar eens te zeggen, ook al gaat het over schrijven).
Marc van Oostendorp zegt
‘Veelschrijven’ heb je natuurlijk ook in soorten en maten. Er zijn bijvoorbeeld mensen die veel schrijven en alleen een heel kleine selectie publiceren; andere mensen die heel veel schrijven en daarom een keer in de zoveel jaar een heel dik boek publiceren; en mensen die heel veel kleine dingen schrijven en die dan onmiddellijk publiceren. In al die gevallen is er waarschijnlijk de ‘drang om je uit te spreken’, maar er zijn ook verschillen.
Willem van Doorn zegt
Naar aanleiding van je artikel, denk ook aan liefdesbrieven (iets dat tegenwoordig geloof ik geheel uit de mode is)