Door Lucas Seuren
Marc stelde gisteren de vraag waarom mensen wel lange gesprekken voeren met collega’s of dates, maar niet met hun partner. Het is een vraag die, zoals hij terecht opmerkt, niet door de conversatieanalyse is onderzocht. Daar is een simpele reden voor, de methoden van de conversatieanalyse zijn ontwikkeld voor wat veelal microsociologie heet—in dit geval microtaalkunde?—en ze geven dus geen antwoord op dergelijke brede, sociolinguïstische vragen. Maar dat wil niet zeggen dat we er helemaal niks over kunnen zeggen. Bij deze doe ik dus een poging tot gefundeerd speculeren.
Waar Marc vooral de aandacht op legt is eigenlijk niet het lange gesprek, maar het gebrek aan een gesprek: stilte. Waarom is het zo gemakkelijk om stil te zijn als je naast je partner zit, maar niet als je naast een collega of een vriend zit? Heel veel onderzoek naar stilte is er niet. Dat is niet zo verrassend, want we doen conversatieanalyse, niet stilteanalyse. Maar dat wil niet zeggen dat we stiltes negeren.
Stiltes
Zo weten we dankzij het werk van Anita Pomerantz in de jaren 80 dat korte stiltes—van een halve seconde of minder—veelzeggend kunnen zijn. Als ik een uitnodiging doe, en de ander reageert niet direct, is dat mijn eerste hint dat er een afwijzing gaat volgen. Dat is geen direct causaal verband: het is gradueel. Dus een korte stilte hoeft niks te betekenen, maar hoe langer de stilte, hoe groter de kans dat er iets mis is. Recent onderzoek van Kobin Kendrick en Francisco Torreira laat zien dat er een grens is van zo’n 700–800ms, waarna een stilte echt een probleem signaleert.
Maar dat is niet het soort stilte waar Marc het over heeft. Het gaat hem om wat we ook wel de ongemakkelijke stilte noemen. Dat is een stilte die niet valt na een initiërende handeling zoals een vraag of een uitnodiging, maar na een respons op zo’n initiërende handeling. Twee of meer sprekers hebben niet direct een nieuw onderwerp of een nieuwe activiteit, en dus valt er een stilte. Die stilte is overigens niet per se ongemakkelijk, maar dat is nu precies het punt: tussen goede bekenden of op een date zou hij ongemakkelijk zijn, tussen partners niet en vreemden.
Beurtwisseling
Ook naar dit soort stiltes is wat onderzoek verricht, al is het niet veel. In hun beroemde paper over beurtwisseling stelden Harvey Sacks en zijn collega’s dat er een simpel systeem is. Aan het eind van elke beurt, of na elke beurtopbouweenheid (BOE), is er een mogelijk voltooiïngspunt—ik ontleen de Nederlandse terminologie aan het handboek van Harrie Mazeland. Dit is het moment waarop de spreker mogelijk klaar is met zijn of haar beurt en beurtwisseling dus kan plaatsvinden.
In zo’n BOE kan de spreker aangeven wie de volgende spreker moet zijn; dat kan expliciet door het noemen van een naam, maar ook impliciet. Als je bijvoorbeeld een vraag stelt wijs je impliciet de volgende beurt toe aan de hoorder. Als de spreker de beurt niet toewijst, kan een andere gespreksdeelnemer besluiten zichzelf als volgende spreker te selecteren; dit heet zelfselectie. En als geen van de andere sprekers zichzelf selecteert, dan kan de eerste spreker doorgaan. NB dit is geen deterministisch systeem; het wordt in gesprekken tot stand gebracht om stiltes en overlap te voorkomen. Het betekent niet dat er nooit stiltes vallen of dat er nooit overlap van twee beurten plaatsvindt. Twee ruziënde politici zullen zich er bijvoorbeeld niet aan houden.
Lapses
De ongemakkelijke stilte ontstaat als de spreker niemand heeft geselecteerd, niemand zichzelf selecteert, en de spreker ook niet doorgaat. De technische term voor zo’n stilte is een lapse. Voor een dit jaar te verschijnen proefschrift deed Elliott Hoey onderzoek aan het MPI in Nijmegen naar precies dit soort stiltes en een artikel erover heeft hij enkele jaren terug gepubliceerd.
Hoey stelt dat lapses op drie manieren begrepen kunnen worden: (1) de relevante beëindiging van spreken: de stilte is noodzakelijk, bijvoorbeeld omdat iemand gebeld wordt; (2) de sprekers zijn bezig met andere activiteiten die ook aandacht vereisen, zoals bijvoorbeeld tv-kijken; en (3) de stilte signaleert een opvallende afwezigheid van spreken: de stilte is juist ongewenst en dus ongemakkelijk.
Uit Hoeys analyse volgt dat niet elke lange stilte een ongemakkelijke stilte is. Maar dat was nu net ook Marcs observatie, dus daar schieten we nog weinig mee op. Waar volgens mij het verschil dan zit is de overkoepelende activiteit waar de gespreksdeelnemers zich in bevinden. Dat klinkt abstract, maar het betekent simpelweg het volgende. Met collega’s of goede bekenden kom je meestal samen met interactie als het of een doel. Een stilte zal dus snel in de 3e categorie vallen. Tijdens een date is dat natuurlijk nog erger—kijk ter illustratie aflevering 5 van het tweede seizoen van de Netflixserie Master of None. Activiteiten met je partner hebben veelal een ander doel, je komt niet samen om te praten, en lange stiltes zijn dus minder problematisch. En met vreemden heb je natuurlijk geen gezamenlijke activiteit.
Treinritten
Toch hebben we nog een probleem: hoe zit het dan met lange reizen? Marc was in het vliegtuig bang dat er twee collega’s de hele vlucht zouden tetteren, wat suggereert dat op zo’n lange reis je niet stil kunt zijn. Maar die ervaring deel ik niet. Als ik met collega’s—of zelfs met vrienden—lang in de trein moet zitten, dan kletsen we in het begin wel, maar na verloop van tijd gaat ieder zijn eigen ding doen. De stilte is volstrekt normaal. Dat zo’n stiltemoment wellicht eerder bij partners komt, is omdat je met je partner niet hoeft bij te praten. Je zit continu in een situatie waarin je kunt beginnen met praten, en dus is er bij het weerzien niet eerst de noodzaak om bij te praten.
Een verklaring daarvoor is te vinden in de colleges die Harvey Sacks gaf in de jaren 60 aan UCLA. Hij zei dat aan het begin van een gesprek deelnemers bezig zijn met elkaar opnieuw te vinden. Als je elkaar niet continu ziet, dan heb je inherent wat meer tijd nodig om dat te doen. Als je aan de andere kant met je partner samenkomt, dan hoef je elkaar niet opnieuw te vinden.
Activiteit
Wat een stilte al dan niet ongemakkelijk maakt hangt dus denk ik, maar dat is niet op basis van overweldigend bewijs, sterk samen met de activiteit en de sociale relatie van de gespreksdeelnemers. Een stilte heeft niet een vaste betekenis, maar krijgt betekenis op basis van de context, dus de activiteit en hoe gespreksdeelnemers met die stilte omgaan. Partners bevinden zich simpelweg veelal niet in het soort activiteit dat een stilte ongemakkelijk maakt, collega’s en goede bekenden wel.
Els zegt
Het valt me op dat het in een telefoongesprek veel moeilijker is om het moment van beurtwissel aan te voelen dan bij een gesprek in levende lijve. Je hoort het ook op de radio, als iemand via de telefoon geïnterviewd wordt. Ook non-verbale communicatie speelt dus een grote rol in een gesprek – en in de stiltes tussen de woorden.
Lucas zegt
Absoluut. Er is de laatste decennia een tsunami aan literatuur over hoe mensen het lichaam gebruiken voor allerlei aspecten van gespreksorganisatie. Zie bijvoorbeeld het proefschrift van Federico Rossano over hoe blikrichting samenhangt met beurtwisseling: http://www.mpi.nl/publications/escidoc-1539511.
Een van Hoey’s hoofdstukken gaat er ook om hoe we bijvoorbeeld door te drinken laten zien dat we geen beurt gaan nemen; dat we niet beschikbaar zijn.