De taal van Ilja Leonard Pfeijffer (23)
Door Marc van Oostendorp
Ilja Leonard Pfeijffers oerboek heet Brieven uit Genua (2016). Dat beweert hij tenminste in zijn roman Brieven uit Genua: “Ik lieg niet.” Hij vertelt dat hij op zestienjarige leeftijd in het Rijswijkse huis van zijn ouders zijn eerste dichtbundel typte, en dit deze titel gaf: “Genua was in die tijd niets meer voor mij dan een plek in de Bosatlas, een welluidende naam, een symbolische stad in de verst denkbare verte. Dat ik daar ooit daadwerkelijk heen zou gaan, laat staan dat ik mij daar metterwoon zou vestigen, lag toen ik zestien was ver voorbij alles wat ik mij in mijn toch zo ziekelijk woekerende fantasie had kunnen voorstellen.”
Steppoli
Uit het boek blijkt dat Genua ook in de tijd tussen de twee boeken met de titel Brieven uit Genua een belangrijke rol speelde. Een van zijn grootste liefdes in Leiden, Chiara, kwam oorspronkelijk uit die stad en in Brieven uit Genua vertelt hij dat hij die stad af en toe met haar bezocht (en dat zij inmiddels in Nederland woont).
Al in de roman Rupert (2002) wordt met kennelijk verstand van zaken het Piazza de Ferrari afgekeurd en het Piazza delle Erbe juist goedgekeurd. Het eerste plein – het belangrijkste van de stad – noemt Pfeijffer ook in La Superba en de brieven hooguit in het voorbijgaan. Aan het tweede is een café gevestigd zijn waar hij toen hij eenmaal in de stad woonde regelmatig kwam. Omgekeerd zegt de schrijver in Brieven uit Genua over Rupert dat de fictieve stad waarin het boek zich afspeelt, Steppoli, ‘eigenlijk’ Genua is zoals hij zich dat als zestienjarige voorstelde.
Zuidelijke stad
Je kunt uit Pfeijffers werk een enorme stapel met redenen destilleren waarom men naar Genua zou verhuizen. Dat het een labyrinth is. Dat het er smerig is. Dat er echte mensen wonen. Dat het in het zuiden ligt en het weer er dus beter is. Dat het geen Rijswijk zh is. Dat je er tot die in het najaar op terrassen kunt zitten en dus minder last hebt van het Europese rookverbod in de horeca.
Dat zijn vast allemaal partiële verklaringen waarom Pfeijffer de stap heeft gewaagd, maar ook niet meer dan dat. Je kunt je als lezer niet aan de indruk onttrekken dat er nog een andere reden is: dat wij datzelfde allemaal niet hebben gedaan. Dat hij ónze droom heeft waargemaakt. Zoals hij in een brief aan zijn moeder schrijft:
Ook jij, mamma. Je zou niets liever willen dan verhuizen naar het zuiden stikke-zuiden om onder een palmboom naar de blauwe zee te kijken. (…) Maar dat doen jullie dan natuurlijk ook weer niet. Omdat. Omdat oma. Omdat ziekenhuis. Omdat poes van zusje. Omdat gewoon omdat. Omdat het niet hoort. Omdat het in de stenen tafelen staat gebeiteld dat men, zelfs wanneer de zee zich opent, de woestijn nimmer mag verlaten.
Een deel van Pfeijffers reputatie bestaat uit het feit dat hij dingen doet die andere mensen niet doen hoewel ze die eigenlijk wel zouden willen. Hij geeft een duidelijk beeld van zichzelf als een postmoderne romanticus. Self fashioning, heet dat in het moderne letterkundige onderzoek. Hoewel je het experiment niet kunt doen, verwacht ik dat als hij minder succes had gehad met precies hetzelfde werk als hij het romantische ideaal van de dichter, inclusief de drank, de problemen met de belastingen en de verhuizing naar een zuidelijke stad, niet ook daadwerkelijk tot uitvoering had gebracht.
Dromen
Het is een functie die kunstenaars nu eenmaal hebben: een onverantwoord leven leiden dat wij ook wel zouden nastreven als we niet zoveel omdatten hadden gekend. “Ik permitteer mij het leven waar u alleen maar van kunt dromen,” zegt het personage Ilja Leonard Pfeijffer in van de ontroerendste passages uit Het ware leven (2006), “Ik weet het. Ik win er prijzen mee.” Maar ook: “Wat dit in de praktijk inhoudt, is dat ik te veel drink. U mag applaudisseren. Maar de reden is niet dat ik drank nodig heb, maar dat ik geen idee heb wat ik anders zou moeten doen.”
Genua is een lastige, moeilijke stad, maar ook een symbolische stad in de verst denkbare verte. Wij zouden er eigenlijk ook wel willen wonen, maar dat is niet de bedoeling, want de bedoeling is dat we erover wegdromen met een boek van Ilja Leonard Pfeijffer.
Marcel Plaatsman zegt
Ik stel me nu zo voor dat Genua tegenwoordig bezocht wordt door horden Nederlandse toeristen, grofweg hetzelfde type dat lezingen en signeersessies frequenteert, en dat de stad daardoor danig van karakter is veranderd. Uiteindelijk vlucht de dichter van de weeromstuit naar Den Helder.
DirkJan zegt
Mijn zoon, begin twintig, kwam vandaag terug van vakantie in Italië. Hij is ook in Genua geweest om als literaire toerist plekken uit La Superba te bezoeken. Hij vond het geweldig en er was daar van geen enkele Pfeiffer-mania sprake en er was ook nagenoeg geen spoor van Nederlanders te bekennen. Dat maakte het voor hem juist zo ‘magisch’, zei hij, om de roman zo in het echt te beleven. Hij heeft met zijn vriendin onder meer op de Piazza dell Erbe nog een negroni gedronken en stopte met het lezen van fictie, want zo mailde hij eerder, ‘Wij zijn hier verworden tot de karakters in onze eigen roman.’
DirkJan zegt
Het is natuurlijk een stuk eenvoudiger om met zijn (voormalige) levensstijl grote dromen na te jagen als het krijgen van kinderen volgens hemzelf, niet bij zijn levensverhaal passen.
Marc van Oostendorp zegt
Ik denk dat het idee ‘hij heeft makkelijk praten’ ook onderdeel is van de mythe. Maar de meeste mensen met kinderen hebben natuurlijk ook voor die kinderen gekozen, en hadden daarom ook een andere keuze kunnen maken.,