De taal van Ilja Leonard Pfeijffer (26)
Door Marc van Oostendorp
“Een goede songtekst,” poneert Ilja Leonard Pfeijffer in zijn zelfhulpgids Hoe word ik een beroemd schrijver?, “spreekt simpele, heldere taal. Je kunt je gewoon niet permitteren wat je je in een gedicht allemaal toestaat om te doen.” Pfeijffer heeft enig recht van spreken, omdat hij heeft bijgedragen aan twee cd’s van de zangeres en actrice Ellen ten Damme.
In die liedjes heeft Pfeijffer deze les over het algemeen zelf ter harte genomen. Afgezien van misschien sommige politieke columns is er geen deel van het oeuvre dat zoveel mensen zo moeiteloos zullen begrijpen als de liedjes:
Ze boeren, scheten, hebben geen manieren.
Ze roken niet, ze drinken niet, ze janken
en krijsen hopeloos als wilde dieren.
Toch moet je op je blote knieën danken
dat jij je aan het mooiste mag gaan wijden,
al zou je ze het liefst aan reepjes snijden.Het raadsel is voor mij niet interessant.
Ik hoef niets nieuws. Ik ben al wie ik ben.
Ik hoef geen roze poep in luierland,
want ik ben tegen kinderen. Nou en?
Er zitten wel wat Pfeiffer-elementen in. Het woord roze speelt ook elders in het werk bijvoorbeeld een prominente rol, het is als je erop gaat letten vergeven van de roze dit en de frambozenjam dat. Daarnaast bood het werken voor Ellen ten Damme de dichter de mogelijkheid iets te doen wat hij ook elders (Second Life, La superba, Brieven uit Genua) graag uitvoert – kruipen in de huid van een aantrekkelijke vrouw. En tot slot heeft Pfeijffer ook elders herhaaldelijk uitgesproken dat hij geen kinderen wil omdat hij al ‘is wie hij is’.
Alleen de toon is hier geheel anders dan in de rest van het werk, en de roze poep is zo’n beetje het enige ‘poëtische’ element in deze regels. De teksten hij maakte voor de eerste cd zijn wel opgenomen in de verzamelbundel De man van vele manieren, waar ze dus tussen temidden van het officiële werk staan (en vlak voor de zeer experimentele bundel Doka), zoals hij in zijn bloemlezing uit poëzie van de twintigste en eenentwintigste eeuw ook liedteksten opnam.
Merkwaardig genoeg is het eerste liedje het populairst geworden: Durf jij, een liedje waarin het poëtische taalgebruik juist niet wordt onderdrukt.
Als ik de dorst drink van het wachten
en de tijd slik die jij morst,
als ik de lange lege nachten
leer begraven in mijn borst,als ik de honger leer verbijten
van jouw veel te verre mond,
als ik de dagen stil zal slijten
die door zwijgen zijn verstomd,durf jij me dan te zeggen dat je komt?
“Een lezer kan een gedicht lezen in zijn eigen tempo en herlezen wat hij niet onmiddellijk heeft begrepen,” schrijft Pfeijffer in Hoe word ik een beroemd schrijver? “De tekst van een liedje wordt over de luisteraar uitgestort in het dwingende tempo van de beat.” Alleen: in dat dwingende tempo krijg je volgens mij de betekenis van Durf jij niet zo 1-2-3 mee.
En dat werkt juist heel goed. Want die regel uit Hoe word ik een beroemde schrijver is onjuist. Het lijkt daar waarempel alsof Pfeijffer zijn eigen werkt niet goed begrijpt. Je hoeft een liedje doorgaans juist niet helemaal meteen te begrijpen ‘in het tempo van de beat’. Niemand zit te wachten op begrijpelijke alledaagsheden in een liedje; dan liever onbegrijpelijke. En de inhoud is over het algemeen niet erg verrassend in deze liedjes. Het zijn verslagen van het leven van een singer-songwriter. Liefdesverdriet. De ellende van het door Nederland toeren. Afkeer van carrièrejagers. Je wordt er als lezer niet wijzer van, want zulke liedjes zijn al vaker gezongen, ook door Ellen ten Damme.
Wat de dichter heeft toe te voegen is juist de poëzie, het bijzondere taalgebruik. Dan begrijp je het maar niet meteen: alsof het de gemiddelde concertbezoeker daarom gaat.
Wat wel eenvoudig is: de vorm. Iedere regel telt vier klemtonen, de tekst heeft weinig medeklinkergroepen, en juist veel lange klinkers. Dáár lijkt me de sleutel eerder in te liggen – want dan kunnen componist en zangeres doen met de tekst wat ze willen.
DirkJan zegt
In La Superba en Brieven uit Genua viel mij het terugkerende woord rood op, ik dacht alleen gebruikt voor iets dat met vrouwen had te maken.