door Jan Stroop
Familienamen met uu/ui en de lexicale leemte
In een eerder stukje van me ging ’t over familienamen met een lange ii [i:] die zich aan de diftongering onttrokken hebben; een voorbeeld is Van Strienen. Omdat tegelijk met de diftongering van de lange ii [i:] tot tweeklank ei [εi], ook de lange uu [y:] ging diftongeren en ui [œy] werd, is ’t te verwachten dat er ook familienamen met een uu zijn die niet aan de diftongering hebben meegedaan.
Maar er is wat de verhouding klinker-letterteken betreft een belangrijk verschil. Terwijl ’t letterteken ij voor de lange [i:] door de diftongering vanzelf ’t letterteken voor de [εi] werd, voorbeeld fijn, behield ’t teken uu voor de [y] z’n oorspronkelijke klankbetekenis. Elke uu in een hedendaagse familienaam wordt dan ook uitgesproken met een [y], bijvoorbeeld: Kuus.
Maar dat betekent ook weer niet dat elke andere spelling dan uu een bewijs voor diftongering is, integendeel. In ’t Middelnederlands en ook in later Nederlands werd een lange klinker niet alleen geschreven met een verdubbeling van ’t letterteken, uu, maar de lengte werd vaker nog aangegeven met een e, y of ij. Voorbeelden: mueren, duysent ruyteren, vuyrden, creatuyren, gheduyren, duysentfout (zomaar genomen uit Palmerijn van Olijve, drukker/uitgever: Jan Janszen, boeckvercooper te Arnhem, 1613; uitgave op Neerlandistiek bezorgd door Willem Kuiper).
Uit deze geciteerde vormen kan, als we aannemen dat de schrijver consequent geweest is, geconcludeerd worden dat ue staat voor de lange uu, want de ue vóór r kan in ’t Nederlands alleen maar de monoftong (eenklank) uu zijn. Ui vóór een r bestaat namelijk niet. Ook de uy verschijnt vóór r en dat is dus ook een schrijfwijze voor de uu.
Wanneer en waar men de spellingen uy en uij als ui ging uitspreken is moeilijk vast te stellen, even moeilijk als ’t is om te concluderen dat ’t nog uu was. Maar soms is er voor dat laatste toch een mogelijkheid. Die heb ik gevonden in de brieven van Michiel de Ruyter.
De Ruyter gebruikt de schrijfwijze uy, o.a. in zijn eigen naam en in woorden als Rasphuys, versuym, ruymde, suycker. Daaruit is niet op te maken hoe hij die spelling uitsprak, maar hier komt een andere taal ons te hulp. In De Ruyters brieven komt de naam van de Duitse stad Lübeck voor, waarvan de uitspraak met uu wel vaststaat. De Ruyter schreef die naam als Luybeck. De uy stond bij hem dus blijkbaar voor de klank uu. Hij is daar consequent in, dus hij sprak ook zijn naam uit als De Ruuter. Maar geen van zijn nakomelingen doet dat, ook al schrijven ze nog De Ruyter.
Christiaen van Heule is er in zijn Nederduytsche grammatica (1625) duidelijk over: “De uy hoortmen in Huys, Muys, Luyt, welke woorden men beter aldus zoude mogen schrijven / Huus, Muus, luuden, maer het is een kleyn gebrek / ende de veranderinge zoude zeer groot zijn.”
Hij bedoelt: de uu hoort men in Huys, enz. Die klank zou daarom beter als uu geschreven kunnen worden, maar hij is geen voorstander van spellinghervorming, zo’n verandering zou te ingrijpend zijn!
Maar nu ’t heden. In de Familienamenbank, die een inventarisatie is van alle familienamen in Nederland uit 2007, komen 69 namen voor die eindigen op uur. Wel zijn er ook 28 op –uir, maar die tellen niet mee want dat zijn allemaal buitenlandse namen als Afquir, Aouir.
Namen op –uyr en –uijr uur komen in de Familienamenbank niet voor. Dat zou kunnen betekenen dat de schrijfwijzen uy en uij in de tijd dat de namen werden opgeschreven al stonden voor de diftong ui [œy].
Voor andere medeklinkers komen in de Familienamenbank minstens 5 verschillende schrijfvormen voor, die de uu weergeven óf de diftong die uit de uu ontstaan is. Ik neem als voorbeeld de ‘uu’ vóór een s:
-uus 4 treffers
-uys 97
-uijs 152
-uis 598
-ues 436
De laatste groep valt af omdat ’t, op een enkele uitzondering na, allemaal uitheemse namen zijn, als: Rodrigues, Marques, Domingues, enzovoorts.
Alleen van de eerste schrijfwijze, -uus, is met zekerheid te zeggen dat die staat voor de monoftongische uitspraak uu. De overige drie schrijfwijzen kunnen zowel voor een monoftongische als voor een diftongische uitspraak staan. Dat komt door de diftongering van de uu, die zich in de loop van de 16e en 17e eeuw heeft voltrokken. Daardoor veranderde wel de klinker uu in de tweeklank ui, maar de schrijfwijze bleef ’tzelfde, uy of uij.
Dat is bijvoorbeeld ’t geval bij de familienaam Kuis (414 treffers) en zijn varianten Kuijs (1423), Kuys (31), Kues (6, waarvan 4 in de provincie Utrecht) en Kuus (202). Van de laatste is dus zeker dat die met een uu werd en wordt uitgesproken. De spelling Kuis is een recente spelling, vermoed ik. Hij verving de oude schrijfwijzen Kuijs en Kuys, toen die namen al met ui werden uitgesproken, [kœys].
De uitspraak met ui van Kuijs en Kuys is deels aan de diftongering te wijten, maar kan daarnaast ook ’t resultaat van spellinguitspraak zijn, zoals ik dat bij de lange ij ook verondersteld heb; zie dat oudere stukje. De ambtenaar van de burgerlijke stand vraagt hoe je de naam schrijft. Zo: Kuijs of Kuys. Dan heet je dus Kuis [kœys], zegt de ambtenaar en de volgzame naamdrager neemt dat braaf over.
Een bijzonder geval is de verhouding tussen de plaatsnaam Utrecht en de herkomstnamen die naar Utrecht verwijzen. Om te beginnen is Utrecht ’n heel mooi voorbeeld van een plaatsnaam die (vanwege ’t effect van de lexicale leemte) zijn uu behouden heeft. “De naam van deze stad in haar eigen dialect is ‘ytərε.X “, aldus in de Reeks Nederlandse Dialektatlassen (RND). De naam werd vanouds geschreven als Uytregt. Met de uy-spelling van Van Heule.
De belangrijkste herkomstnamen die bij Utrecht horen zijn Van Uitert, Van Uijtert, Van Uijtregt en Van Uytregt. Ze worden tegenwoordig met de tweeklank ui uitgesproken, bleek me uit een kleine telefonische enquête, althans door de naamdragers zelf. “Vreemden zeggen wel ooit Van Utrecht”, vertelde men me. “Vroegere vrienden” doen dat ook. Die doen dat blijkbaar omdat ze in de schrijfwijze Van Uijtregt de naam van de stad Utrecht herkennen. Maar er staat een ui, zeggen de naamdragers zelf. Dus die Van Utrecht zeggen, “die lezen maar half”. Van Uitrecht is een voorbeeld van spellinguitspraak ‘tegen beter weten in’, omdat de stadsnaam Utrecht algemeen bekend is.
Dat dat laatste geen rol gespeeld heeft bij de variant Van Uitert, is niet zo vreemd. Je moet wel een historisch taalkundige van de oude stempel zijn om Uitert te kunnen associëren met Utrecht. De familienaam Van Utrecht komt zelden voor. Vanwege die schrijfwijze vermoed ik dat die jonger is dan de andere.
Dat ’t woordbeeld bij familienamen, ook die met uy/uij, bepalend geweest is voor de uitspraak, is opmerkelijk. Je zou zeggen zo’n naam is je particuliere eigendom, daar blijft een ander af.
Op ’t eerste gezicht is Van Kuilenburg ook zo’n naam die vanwege de spelling met een ui wordt uitgesproken. De plaatsnaam luidt immers Culemborg, met een uu. Maar dat ligt anders. De plaatselijke uitspraak van Culemborg is [kœ.ləmbʌrəX] (RND), de normale gediftongeerde vorm van ’t oude Culenburg, en dat al sinds de 17e eeuw, naar ik aanneem. Culemborg is een oude vorm van vóór de diftongering, die door de autoriteiten in leven gehouden is en graag gebruikt werd en wordt, terwijl de burgerij al eeuwenlang spreekt van Kuilenburg. De familienaam Van Kuilenburg en varianten als Van Cuijlenborg, Van Kuijlenburg en Van Kuylenburg zijn dus geen gevallen van spellinguitspraak.
’t Blijkt dat ’t moeilijk is duidelijke voorbeelden te vinden van familienamen met een oude uu [y:] die niet met de diftongering hebben meegedaan. In de romans van A.M. de Jong over Merijntje Gijzen heb ik er nog wel een gevonden. Die romans spelen in West-Brabant. De personages spreken dialect en goed ook! De Jong was zelf West-Brabander. Er is een man die officieel Bolluit heet maar iedereen noemt hem den Bluut.
In de 19e eeuw werd die naam in ’t West-Brabantse, waar diftongering normaal is, nog geschreven als Bolluut, naast Bolluijt. Soms werd de naam zelfs binnen één gezin verschillend gespeld: Elizabeth Bolluijt 1803-1884 en haar broer Jan Bolluut 1809-????. De schrijfvariant Bolluut, met uu dus, kwam overigens in 1947 (Volkstelling) niet meer voor.
Tegenwoordig komt alleen nog de spelling Bolluijt voor, natuurlijk uitgesproken als Bolluit, dat wil zeggen officieel, want er zijn ook nu nog situaties waarin volgens mijn zegslieden, dat Bluut opduikt. Bijvoorbeeld: “De Bluutjes komen vanavond ook”. Of op straat: “hé Bluut, hoe is ’t er mee?”
Ik denk dat ik weet wat de etymologie is van Boluit. Bol is van ’t werkwoord bollen dat ‘kletsen, eruit flappen’ betekent. Kiliaan (1599) heeft me op ’t idee gebracht: „Wtbollen de woorden. Effundere verba, effutire”. || Bollen, klappen. Fabulari, nugari, effutire, KIL. . — Wat een quaet exempel gheven sy …, die … onnutte, oneerbare woorden wt haren monde bollen ende laten gaen (lat.: effutiunt) (uit ’t WNT).
Een boluit is dus een flapuit.
Na de tweede alinea ben ik afgehaakt omdat het voor mij als leek totaal niet te volgen is. Nu weet ik dat deze blog in de eerste plaats voor taalkundige vakgenoten is, maar toch een gemiste kans. Jammer.
Dat spijt me, want dit blog is juist voor alle geïnteresseerden bedoeld. Wil daarom graag weten wat er onduidelijk is. Een voorbeeld graag.
Wat is ‘diftongering’ en ik zou graag naast de officiële fonetische klanktekens ook een praktisch analoog woord zien (tussen haakjes) waar die vaak onduidelijke fonetische klank in voorkomt. Maar dan vind ik de eerste twee alinea”s nog nauwelijks te volgen waar het naar toegaat.
En ik had de betekenis van ‘diftong” natuurlijk kunnen opzoeken, maar niet gedaan omdat me dat niet veel verder zou helpen. Ik denk dat dit soort artikelen mij niet liggen.
Ik heb een paar aanvullingen gedaan. Hoop dat die dienstig zijn.
Ik hoop dat andere mensen wel gelijk zullen begrijpen wat een diftong is (nu opgezocht en betekent tweeklank) en de rest van het betoog ook enthousiast kunnen volgen. Evenzogoed bedankt,
Inderdaad jammer dat ’t ene onderwerp gezelliger overkomt dan ’t andere. Maar ik kan me wel iets voorstellen bij de reactie van DirkJan: wie is er nu op deze wereld dieper gedoken in de theorie van de klinkervariaties in vorige eeuwen en wie hoor je daar tegenwoordig nog over? De echte taalkenners kunnen daarover eigenlijk alleen maar met elkaar babbelen, al dan niet in hun jargon. Als lezer denk je “gooi maar in m’n pet, het zal wel”, en je stelt vast dat iets waar moet zijn zolang je het tegendeel niet hebt kunnen bewijzen.
En niet-linguistici kunnen dat natuurlijk niet.
Anderzijds kom je ook meeslepende artikelen tegen. Zo vroeg ik mij af hoe DirkJan zou opkijken van een artikel als Teen over de 5e regel van het Egidiuslied, van dezelfde schrijver, zie bij het overzicht van diens artikelen. Voor mij was dat smullen.
Het ligt, denk ik, aan de kracht van de argumentatie en de bereidheid serieus naar iemands gedachtenspinsels te luisteren. Het onderwerp, liefst sappig gebracht, moet je liggen.
Afijn, tot zover mijn pleidooi voor voortzetting van eenmaal aangegane liefdes. Neerlandistiek, wie is er niet groot mee geworden?
Beste DirkJan, emancipeer jezelf toch een beetje! Wat is het voor moeite “diftongering wiki” in de adresbalk van je browser te typen? Vroeger, toen je dit soort teksten in een tijdschrift las, moest je opstaan en naar de boekenkast rennen om het juiste deel van de Winkler Prins eruit te trekken. Wij leven in het digitale tijdperk, pluk er de vruchten van.
Ik geloof dat je mijn punt niet begrijpt. Natuurlijk is er een spanningsveld tussen hoeveel een lezer investeert in het begrijpen van een tekst en de investering van een schrijver om begrepen te worden. Maar dit artikel is voor ingewijden geschreven, een keuze van de auteur, ook al ontkent Jan Stroop dat. Zo weigert hij kennelijk in de tekst uit te leggen wat een diftong is en wat diftongering. Geen probleem verder, maar ik pas dan.
Het is jammer dat dhr. Stroop stilzwijgend de veel aannemelijker theorie van Hellinga voor de ij en Caron voor de uu terzijde legt. De Hollandse lange ii of /ij/ tot 1650 is daar de verlengde i van /dik/, en de lange uu mag worden begrepen als de verlengde vokaal van /put/.
Het al te fonetisch interpreteren van letters is in deze kwesties geen goed idee.
Ik kan uw fonetische (?) schrijfwijze niet interpreteren. Wat bedoelt u met /dik/ en /put/? Het citaat van Van Heule hierboven heb ik uit een artikel van Caron.
Grafemen staan in het algemeen tussen / /, die conventie houd ik aan.
Het gaat dan over de verlenging van de huidige en toenmalige klinkers in dik en put.
Ik begrijp niet waarom Caron inhoudelijk door u is genegeerd. O.a. Van Haeringen, Hellinga en hij hebben gehakt gemaakt van oude [i:] en [ü:] voor mnl. /ij/ en /uu/. De Haagse uitspraak van krijgslui benadert hun reconstructie het best.
Grafemen staan tussen <>. Fonemen staan tussen / /. Die < -haakjes zijn evenwel wat onhandig online, omdat ze vaak automatisch als html-code worden geïnterpreteerd
Reactie op Anton
En ik begrijp nog altijd niet wat uw opmerkingen met mijn stukje te maken hebben. Mijn betoog begint bij de lange ii [i.] en de lange uu [y.], in namen als Van Strienen, Stienen en Utrecht, Kuus. Dan ga ik na wat er van die lange klinkers door de diftongering geworden is, of soms ook niet. Waaruit of hoe die lange klinkers ii [i.] en uu [y.] eventueel ontstaan zijn, blijft buiten beschouwing. Dat laat ik liever over aan deskundigen.
De verwarring groeit, dus nogmaals:
De heer Stroop is mijns inziens abuis in zijn passim geuite veronderstelling dat het fonetisch lange [i:] en lange [y:] waren waarop de diftongering vat kreeg.
Ik begrijp de transcriptie in de volgende zin niet helemaal:
“De plaatselijke uitspraak van Culemborg is [kœ.ləmbʌrəX] (RND), de normale gediftongeerde vorm van ’t oude Culenburg […]”
Is de diftong weer een monoftong geworden of had er [[kœy.ləmbʌrəX] moeten staan?
Inderdaad, die [œ.] is een monoftong die uit de diftong [œy.] ontstaan is. Ik denk ook dat de uitspraak [kœy.ləmbʌrəX] wel degelijk bestaan heeft en soms nog gehoord wordt. De [œ.] is in ’t dialect van Kuilenburg tegenwoordig de normale representant, bijv. [bœ.tə] ‘buiten’. In enkele woorden komt (soms) nog de oudere variant voor, bijv in ‘kruis’ [krœ.ys].
http://www.dialectzinnen.ugent.be/wp-content/uploads/2016/05/K039_Kuilenburg.pdf
“Inderdaad, die [œ.] is een monoftong die uit de diftong [œy.] ontstaan is. ” Dat is niet onmogelijk.
Het veronderstelt echter wel dat (bijna) geen enkele [œ:] zich in het Culemborgs(!) wist te onttrekken aan diftongering, die niet aangreep op [i:] en [y:] maar op [ı:] en [œ:]. Best een lastige.
QED.
(Quod Erat Demonstrandum; wat bewezen moest worden.)
Ik kwam bij dit stukje na een bijdrage op Twitter en ik denk dat het tijd is voor een aanvulling. “Uitert” komt regionaal wel degelijk voor, bijvoorbeeld in Schalkwijk. Het ligt voor de hand dat het vroeger ook in de stad zelf is gezegd, maar dat dat is teruggedraaid onder invloed van de standaardtaal. Geen enkel dialect lijkt al zo vroeg van de standaardtaal te “lijden” te hebben gehad als het Utrechts. Waar het Zuid-Hollands in afgelegen hoekjes nog wel klinkt zoals in de zeventiende eeuw (bij benadering natuurlijk, want dialecten veranderen ook als ze vitaal zijn), biedt in Utrecht alleen de Krommerijnstreek een idee van hoe het ooit was – en zelfs dat maar beperkt. Dus zoals Kuilenburg tegenover het deftige, Middelnederlandse Culemborg staat, zo staat Uitert tegenover Utrecht – met dat verschil dat men in Utrecht de officiële naam uit de standaardtaal overnam.
Ook over De Ruyter wil ik nog wel iets zeggen. U concludeert dat hij de uy als uu uitsprak en u doet dat op basis van vergelijkingen in zijn brieven. Dat had gemakkelijker gekund. De Ruyter was een Zeeuw, natuurlijk sprak hij die klank op zijn Zeeuws uit!
Een spelling als “Luybeck” zegt in mijn ogen trouwens weinig. Het kan best dat Hollanders soms “luibek” zeiden, bij wijze van exoniem. Zoveel buitenlandse zeesteden hadden exoniemen. Gdańsk/Danzig in hetzelfde gebied (de “Kleine Oost”) heette bij ons “Danswijck”.
Mooi overzicht
Stille groet,