De taal van Ilja Leonard Pfeijffer (31)
Door Marc van Oostendorp
Waarom vertelt de verteller? Dat is in de wereldliteratuur lang niet altijd duidelijk. Een of andere instantie begint uit het niets het verhaal te doen van een vrouw die overspel pleegt en laat ons honderden pagina’s later weer alleen met een lijk en onze alledaagse beslommeringen. En zelfs als die persoon zichzelf in het verhaal betrekt en zich ik noemt, kun je je vaak afvragen: waarom is die persoon honderden pagina’s lang bezig een verhaal uit de doeken te doen? Waar hij zelfs helemaal niet zo gunstig uit naar voren komt?
Bij vertellers die aantoonbaar niet de waarheid spreken doet zich die vraag soms in verhevigde mate voor. Waarom liegt die verteller in ’s hemelsnaam? Wie wil hij eigenlijk iets op de mouw spelden?
Wellust
In het werk van Ilja Leonard Pfeijffer is van dit alles geen sprake. Er is in het proza altijd een reden waarom de verteller zijn verhaal vertelt, en die reden wordt meestal vrij expliciet gemaakt. De doodenkele keer dat het niet zo duidelijk is, zoals in De Griekse mythen, blijft de lezer zelfs enigszins verweesd achter omdat zich inderdaad de vraag voordoet: wie vertelt al deze verhalen en waarom?
Heel vaak is er in het proza bijvoorbeeld sprake van een rechtszaak.De verteller legt uit wat hij heeft meegemaakt omdat een of andere autoriteit hem daarom heeft gevraagd. De twee tot nu toe verschenen Steppoli-romans, Rupert en Peachez, zitten zo in elkaar: als de vertellers niet waren opgepakt op verdenking van een zedenmisdrijf of drugssmokkel, waren ze nooit vertellers geweest. Althans, beiden zouden wel geschreven hebben: literatuur of wetenschappelijk werk. Maar niet dit verhaal.
Het grote baggerboek bestaat voor de helft ook uit een dergelijk verslag, zij het in dit geval geschreven door iemand van wie we moeten aannemen dat hij nooit veel zou hebben geschreven als het hem niet zou zijn gevraagd: de baggeraar. Daarnaast zijn er hoofdstukken van de behandelend psychiater, die in ieder geval beginnen als zakelijke werkgerelateerde notities, alhoewel ze gaandeweg een meer privé-karakter krijgen: als de psychiater met wellust zijn verkrachting van de vriendin van de baggeraar begint te beschrijven. Maar je zou kunnen zeggen dat de schrijver zich daar laat gaan.
Zelfs in het toneelwerk, waarin een verteller toch niet zo voor de hand ligt, wordt er soms toch een soort verteller opgevoerd. In Malpensa zijn de toneelaanwijzingen bijvoorbeeld wel heel uitvoerig en lijken ze deel uit te maken van het werk. (Ze werden bij opvoering ook deels opgelezen.) Zoiets geldt ook voor De advocaat; dat zich bovendien afspeelt in een juridisch milieu en waarin verschillende personages op enig moment een soort pleidooi houden. De monoloog La pace denunciata uit 2010 is enerzijds een pleidooi voor een ‘jury’, terwijl de spreekster tegelijkertijd duidelijk maakt dat haar woorden die van een Hollandse schrijver zijn.
Zee van leugens
Een andere vorm die Pfeijffer vaak hanteert is die van de brief, aan een ‘goede vriend’ in La Superba of aan allerlei bestaande personen (een moeder, een belastingadviseur, een vrouw uit Siberië) in Brieven uit Genua. Ook in deze brieven wordt over het algemeen verantwoording afgelegd. ‘Waarom heb ik gedaan wat ik heb gedaan’ is ook hier een terugkerend thema en het is in die zin duidelijk dat waarom de verteller vertelt. Om verantwoording af te leggen.
Alleen in de verhalenbundel Harde feiten en de roman Het ware leven lijken sommige vertellers zomaar, in het wilde weg, wat te vertellen. Veel hoofdstukken in Het ware leven hebben de vorm van brieven, maar niet allemaal. Maar de titels van die twee boeken alleen al suggereren een rechtvaardiging: hier wordt nu eens de werkelijkheid beschreven zoals hij is. De verteller gaat ons in zijn veilige sloep leiden door de zee van leugens die ons meestal omgeeft.
Spiegel
Toch is ook hier de toon van verantwoording afleggen, in ieder geval in de verhalen in de ik-persoon, nooit ver weg. In de verhalenbundel Harde feiten staat een verslag van een mislukt reality tv-programma dat vanaf Kreta werd uitgezonden, en van de woede van de directeur van de commerciële omroep over die mislukking. Dat eindigt aldus:
Maar eigenlijk schrijf ik dit niet voor u, maar voor hem. Ik wil dat hij begrijpt waarom ik binnenkort naar Kreta verhuis. Zo’n ontzettend toffe papa is hij nu ook weer niet. En mijn broer denkt er net zo over. Daarover zou hij eens een televisieprogramma moeten maken. Dat zou pas een spiegel zijn.
De vertellers bij Pfeijffer kunnen niet nalaten te vertellen waarom ze eigenlijk verteller zijn.
Laat een reactie achter