Door Peter van Zonneveld
Gisteren vierden Adriaan van Dis en ik dat wij vijftig jaar bevriend zijn. In september 1967 gingen we allebei Nederlands studeren in Amsterdam. Sindsdien hebben we elkaar niet uit het oog verloren. Ik heb veel aan hem te danken. Adriaan was een enthousiaste student, die goede resultaten behaalde. We volgden dezelfde werkgroepen en hoorcolleges. In 1970 gingen we op zoek naar De Wildenborch, Starings kasteel in Vorden. Verend als in een koets reden wij in Adriaans vuurrode lelijke eend door de Achterhoek. We wandelden over het landgoed en dwaalden om het huis. Later die dag bezochten we de in Zutphen de magistrale Walburgiskerk. Toen de duisternis gevallen was, begon Adriaan tot mijn verbazing aan de voet van de kerktoren spontaan met luide stem ter plekke verzonnen negentiende-eeuwse verzen te declameren.
Vanaf de middelbare school was ik bevriend met Boudewijn Büch en het leek me leuk als mijn beide vrienden elkaar eens zouden ontmoeten. In datzelfde jaar 1970 vond op mijn zolder in de Vondelkerkstraat in Amsterdam de kennismaking plaats. Het liep anders dan ik verwachtte. Niemand had nog van hen gehoord, ze waren nog niet bekend, maar het werd een confrontatie tussen twee diva’s, die met opgestoken veren tegenover elkaar stonden. Ik was verbijsterd. ‘Weet je nog wat Boudewijn over me zei?’ vroeg Adriaan later. ‘Ja, je was een valse Haagse nicht’, antwoordde ik. Nadien is het nog wel goed gekomen tussen die twee.
Adriaan heeft me geholpen mijn weg te vinden in de wereld van het geschreven woord. Na ons kandidaats ging hij Afrikaans studeren, en ik vergelijkende literatuurwetenschap en biologie. Toen ik in 1975 afstudeerde op een scriptie over Goethe en de Romantiek, zorgde hij er voor dat de redactie van ‘De Gids’ mij vroeg om er voor dit gerenommeerde tijdschrift een artikel over te schrijven. Adriaan kreeg een baan bij NRC-Handelsblad en nodigde mij uit om bijdragen voor de krant te leveren. Uit mezelf had ik dat nooit gedaan. Dat resulteerde in een paar honderd artikelen. Op een dag zei hij: ‘Je houdt toch zo van botanische tuinen? Wil je daar niet over schrijven voor de Achterpagina?’ Dat deed ik en zo kwam mijn boek ‘Aardse Paradijzen’ tot stand. Later ontstonden langs die weg ‘Behouden Huizen’ en ‘Romantische reizen.’
Zijn literaire ontwikkeling volgde ik natuurlijk ook. Vanaf ‘Nathan Sid’ kreeg ik al zijn boeken, met bloemrijke opdrachten. Ik ging vaak naar de IJsbreker in Amsterdam om de opnamen van zijn legendarische programma ‘Hier is…Adriaan van Dis’ bij te wonen, en genoot daarvan. Toen hij gastschrijver werd aan de Leidse universiteit, kon ik hem begeleiden. Ik heb hem een paar keer geïnterviewd, onder meer tijdens een bijeenkomst van Indische Letteren, over zijn Indische romans ‘Nathan Sid’, ‘Indische duinen’ en ‘Familieziek’. Dat gesprek gaf hij een plekje op zijn website. Tot op de dag van vandaag lees ik alles wat hij schrijft.
Zo ging ik gisteren naar Zutphen. Ik wandelde weer rond in dat prachtige stadje, tot Adriaan me ophaalde om naar zijn landgoed te gaan, verscholen in het groen. Net als Staring woont hij nu zelf in de Achterhoek. Hij liet me onder meer een Indonesisch schilderij zien van de gunung Gedé, dat hij recent verworven had, en vroeg mij of ik de schilder kende. Dat was niet het geval. Een afbeelding gaat hierbij; we houden ons aanbevolen voor nadere informatie. Dit jaar is het tweehonderdvijftig jaar geleden dat Staring werd geboren. Daar gaan we samen een boekje over maken. Het verschijnt in december, ter gelegenheid van de opening van een Staring-museum in Almen. Ik beschouw dat als een mooie bekroning van onze vriendschap.
Omdat we echt iets te vieren hadden, bood hij me een luisterrijk diner aan in kasteel Engelenburg te Brummen, een fraai gelegen landgoed, schitterend in de avondzon. Onder het genot van champagne, een opmerkelijk menu en heerlijke Zuidafrikaanse wijnen bespraken we wat er in een halve eeuw zoal had plaatsgevonden. Dat was nogal wat. Twee jongens van rond de twintig veranderden in twee heren van rond de zeventig, maar die vriendschap, die duurt nog wel een tijdje voort.
Rob Delvigne zegt
Gefeliciteerd met dit heuglijke jubileum.
Hanneke Eggels zegt
Zeker Voskuil ‘Bij nader inzien’ op de literatuurlijst Neerlandistiek Moderne Letterkunde overgeslagen….of: wel gelezen en vandaar dat Zuid-Afrikaans en Negentiende eeuws