Door Michiel de Vaan
zeiken ww. ‘plassen; zeuren’
Vroegmiddelnederlands seiken ‘urineren’ (1240, Limburg), Mnl. beseiken (1351, Vla.), seyct ‘pist’ (1415–1435, Holland), Nieuwnl. seycken (1537), seecken (1580). De betekenis ‘zeuren’ wordt pas vanaf de 19e eeuw aangetroffen. Dial. Zeeuws zêêken, Vlaams zeeken, elders zeiken.
Verder het zn. Mnl. zeec ‘urine’ (1277, Brugge), seike (1400-1420, Brabant), seyck (1477), Nieuwl. seyck (1551, Antwerpen), seeke (1562), seeck (1569). In moderne dialecten komt zeik ook voor als woord voor ‘gier, mest’, vooral in het Zuidnederlands, en is daarom in de Taalatlas van Noord- en Zuid-Nederland afgebeeld (afl. 1, kaart 7).
Verwante vormen: Nieuwnederduits sēken, Oudhoogduits seihhen, Mohd. seichen ‘pissen’; vgl. daarnaast Ohd. seih, Mhd. seich m., seiche v. ‘pis’.
Uit Westgermaans *saikjan ‘doen druppelen’. Die (niet in het Fries of Engels aangetroffen) vorm heeft blijkbaar ouder *saihjan vervangen, dat nog in Ohd. seihhen ‘smelten; urineren’ bewaard is. Dat werkwoord betekende oorspronkelijk ‘doen druppelen’ en was als *saihwjan ontstaan bij het sterke ww. *seihwan ‘zeven, druppelen’, dat in Mnl. siën, Ohd. sīhan, Mohd. seihen, Oudfries sīa is voortgezet (zie onder zijgen; daar ook over de Indo-Europese oorsprong van de wortel *seikw– ‘gieten’). De k in *saikjan moet overgenomen zijn van het iteratieve ww. *sikkōn- ‘sijpelen’, dat we met r-suffix o.a. in Nederduits sîkeren (ontleend in Hoogduits sickern) en Oudengels sicerian ‘sijpelen’ vinden (Kroonen 2013: 421-422).
Bert Mostert zegt
Dan natuurlijk de kwestie zeiken (zeikte) of zijken (zeek). Volgens mij is daarover het laatste woord nog niet gezegd.
Ton van der Wouden zegt
Bij het partikelwerkwoord “afzeiken”/”afzijken” (Laten we elkaar eens lekker afzeiken, vanwaar die intense behoefte alles en iedereen af te zeiken?) is alleen het sterke voltooid deelwoord “afgezeken” (De afzeikers afgezeken) mogelijk.
Klaas Jac. Eigenhuis zegt
De etymologieën van prof. De Vaan zijn aanvullingen op het recente etym. wb. EWN van Philippa &al. Dat is heel prettig, want dat maakt de bezitters van dat vierdelige EWN die zich misschien wegens de verregaande onvolledigheid derzelve wat bekocht zouden kunnen voelen, een beetje tevredener.
Jammer is wel, dat De Vaan zich niet aan de aanvankelijke doelstelling van dit EWN (toen Sjoerd Siebinga nog een gewaardeerd medewerker was) houdt.
Met name als het erop aankomt zëlf te bespreken of een woord PIE is dan wel adstraat (=uit een substraat afkomstig) laat de professor (die in zijn recente Lat. etym. wb. op dit punt uitvoerig is) het laat afweten.
Klaas Jac. Eigenhuis
Klaas Jac. Eigenhuis zegt
“Dat werkwoord betekende oorspronkelijk ‘doen druppelen’ en was als *saihwjan ontstaan bij het sterke ww. *seihwan ‘zeven, druppelen’, …”
Waarom staat in de pgm-reco’s een -w- ? Die -w- is namelijk in de jongere germaanse vormen nergens gegeven!
Men anticipeert kennelijk op -kw- in een veronderstelde pie-reco, maar de reco *seikw- correspondeert NIET met de in EWN gemelde oudindische, avestische en oudkerkslavische woorden! Toch niet volgens het schema in Beekes 1995: 110, lees de regel kw (w in superschrift).
Mijn conclusie is, dat pgm *sīh(w)an ‘filtreren’ non-pie is, maar wél oud, en dus uit een/het substraat.
Klaas Jac. Eigenhuis