Over enkele dagen verschijnt het 19e Jaarboek van de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde. De meer dan 100 pagina’s tellende publicatie bevat o.a. vier wetenschappelijke bijdragen over het Limburgse taalgebied, waarvan er drie het ochtendprogramma vulden van het gezamenlijk Jubileumcongres van de Vereniging voor Limburgse Dialect- & Naamkunde en Veldeke (NL) Limburg; (19 november 2016 te Grathem/Leudal) met het thema: “Dialect in het hart en onder de loep. Dialectonderzoek en dialectcultuur in Limburg”.
Het fonologisch systeem van de Maastrichtse klinkers en de impact van de tweetonigheid
(José Cajot)
Deze bijdrage inventariseert de klinkers en tweeklanken van het hedendaagse Maastrichts, en brengt voor de eerste keer de opbouw van zijn vocalenbestand in een schema onder. Een belangrijke plaats krijgt de werking van de (Limburgs-Rijnlandse) tweetonigheid.
De auteur, die het dialect van Maastricht (en omgeving) herhaaldelijk in zijn studies behandelde, baseert zijn analyse op de uitspraak van een selectie van 750 woorden die hij de afgelopen drie jaar in aparte mondelinge enquêtesessies bij diverse Maastrichtstalige informanten optekende. Hij heeft echter ook oog voor klanknotities van de Maastrichter dictionaires, waarmee hij soms in discussie treedt. Vaak verduidelijkt hij zijn bevindingen in vergelijkingen met het Sittards.
De materiaalbasis wordt herleid tot modelwoorden waarvan de klinkers op basis van articulatie en toonaccent in 9 overzichtelijke tabellen geëtaleerd worden. De confrontatieve bespreking in minimale woordparen verantwoordt het foneemstatuut van elke klank en demonstreert de juistheid van het fonologisch paradigma. Het artikel spoort ook de klinkers op die voor een tegenstelling sleeptoon↔stoottoon (niet) ontvankelijk zijn.
De mouillering in het Horn-, Thorn- en Weertlands. Een dialectgeografisch en taalhistorisch onderzoek
(Michiel de Vaan)
In het Middenlimburgs dialectlandschap tussen Peel en Maas schetst Michiel de Vaan op basis van talrijke kaarten een globaal beeld van de manier waarop dit gebied dialectologisch verschilt van omringende gebieden (Noord-Limburgs, Brabants, Limburgs ten oosten van de Maas). Er blijkt bovendien een – weliswaar minder robuuste – grens te liggen tussen het Weertlands enerzijds en het Horn- en Thornlands anderzijds. De auteur gaat daarbij in op de geografische achtergronden die voor die indeling bestaan, zoals de nu verdwenen veen- en heidegebieden.
In het tweede luik van zijn lezing behandelt hij de mouillering, d.w.z. de palatalisering van t, d tot tj, dj, die juist in het Middenlimburgs zeer present is. Hij analyseert de woordsoorten waarin mouillering voorkomt en geeft op grond daarvan een hypothese voor het ontstaan van de mouillering alsmede van de velarisering (type hond > honk), en voor de manier waarop die in de verschillende dialecten verspreid zijn.
Toponymische elementen in Limburgse plaatsnamen: heem, wieler en rode
(Gerald van Berkel)
Aan de hand van de toponymische grondwoorden heem, wieler en rode worden aspecten van de nederzettingsgeschiedenis van Limburg geïllustreerd. Namen op heem ‘woonplaats, woning’, productief van de vijfde tot en met de tiende eeuw, wijzen op hernieuwde vestiging langs de Maas in een gebied dat na het vertrek van de Romeinen grotendeels ontvolkt raakte. Namen op wieler ‘bij een villa behorend, boerderij, gehucht’ tonen zich nuttig als gidsfossiel voor de frankisering en als indicatie voor de aanwezigheid van koningsbezit. De bloeiperiode van plaatsnamen met rode ‘rooiing van bos, ontginning’valt in de elfde tot en met de veertiende eeuw; zij vormen het gidsfossiel bij uitstek om de locatie van nieuwe ontginningen zichtbaar te maken.
De etymologie van de plaatsnamen Eggertingen, Grimmertingen en Hullertingen (Vliermaal, gem. Kortessem, Belgisch Limburg)
(Ulrich Maes)
De besproken plaatsnamen bevatten elk een tweeledige Germaanse roepnaam. De weinige naamkundigen die zich met de etymologie ingelaten hebben, zijn het min of meer eens over het respectieve eerste lid, maar niet over het tweede. Ook heeft haast niemand naar een gemeenschappelijk bestanddeel in alle drie de roepnamen gezocht. Die veronderstelling is anders niet zo ver gezocht voor gehuchten die dicht bij elkaar liggen. De keuze voor een gemeenschappelijk naamelement was in de vroege middeleeuwen een manier om een verwantschapsband uit te drukken. Van de onderzochte alternatieven kan alleen *hardu- in aanmerking komen als gemeenschappelijk tweede lid.
Het Jaarboek19 kan bij het VLDN-secretariaat (secretariaat@vldn.be, Patrick Slechten, Borneveldstraat 38, B-3020 Herent) besteld worden (kostprijs € 20). Leden (contributie eveneens € 20) ontvangen het gratis thuis of op ons jaarlijks congres (afwisselend in Nederlands en Belgisch Limburg).
Het 43e congres vindt op 25 november 2017 te Lanaken (Belgische buurgemeente van Maastricht) plaats. Nadere gegevens op www.vldn.be.
Laat een reactie achter